Bij de aanleg van de Amsterdamse Noord-Zuidlijn zijn vondsten gedaan die erop wijzen dat ‘Amsterdam’ mogelijk al in de Steentijd werd bewoond.
Onder de vondsten een stenen strijdhamer en een hamer gemaakt van een gewei die dateren uit de laatste periode van de Nieuwe Steentijd, ongeveer 2600 voor Christus. Andere bijzondere vondsten zijn scherf van een Veluwse klokbeker, een hamerbijl en een benen priem.
Stadsarcheoloog Jerzy Gawronski leidt uit de vondsten af dat er sprake moet zijn geweest van pehistorische bewoning rond de latere Amstelmonding. Of er ook een rivier lag waar we nu Rokin en Damrak kennen is minder duidelijk. De bewoners van dit gebied waren het nomadische stadium van de ‘jagers en verzamelaars’ volgens de archeoloog voorbij.
Ook zaten er vondsten bij uit de periode daarna in de Amsterdamse bodem. Uit de Bronstijd 900 voor Christus dateren een lanspunt en een maalsteen, en ook uit de vroege middeleeuwen zijn er overblijfselen, in de vorm van aardewerk scherven. Deze resten, niet veel maar wel ter plekke in de bodem geraakt, duiden volgens Gawronski op een continue vorm van menselijke aanwezigheid en mogelijk bewoning van de Nieuwe Steentijd tot aan de vroege Middeleeuwen, zoals op veel andere plaatsen in Noord-Holland eerder is aangetoond.
Het januari-nummer van Ons Amsterdam is verkrijgbaar vanaf 6 januari. In dit tijdschrift gaat Gawronski uitgebreid in op de ontdekkingen.
Boek: Spul – Archeologische vondsten Noord/Zuidlijn Amsterdam