Israëlisch militair en politicus: Ariel Sharon. Elfde minister president van Israël. Oprichter van de Israëlische politieke partij Kadima.
Op 27 februari 1928 werd in Kfar Malal, een dorpje in de buurt van Tel Aviv, één van de beroemdste militair strategen van de moderne Israëlische politiek geboren. Als zoon van immigranten uit de Kaukasus begon zijn militaire loopbaan op zijn veertiende. Hij sloot zich toen aan bij het ondergrondse Joodse verdedigingsleger, de Haganah aan (betekent defensie en bestond van 1920 tot 1948) en op 20-jarige leeftijd leidde hij de infanteriecompagnie in de Alexandroni Brigade tijdens de Onafhankelijkheidsoorlog van 1948.
Eenheid 101
Ariel Sharon groeide op in de kleine landbouwcoöperatie Kfar Malal. Daar leefden de Joden in constante vijandige spanning met de Arabische buren. In 1953, richtte de 25-jarige Sharon in opdracht van David Ben-Gurion Eenheid 101 op, een speciale commando-eenheid waarvan hij de aanvoerder was. Doel van deze eenheid was vergeldingsoperaties uit te voeren tegen infiltrerende terroristen uit Egypte, Jordanië, de Westoever en de Gazastrook. Zijn reputatie was gevestigd toen tijdens een 101-missie bij het op de Westelijke Jordaanoever gelegen dorpje Qibya verschillende burgerslachtoffers vielen. In totaal zouden er 69 Arabieren, waaronder vrouwen en kinderen, zijn gedood.
In 1956 sloot Sharon zich aan bij de parachutistenbrigade, een elite-brigade binnen de IDF (Israël Defence Forces). Datzelfde jaar vocht hij mee in de Suez-Campagne en een jaar later vertrok hij naar Groot- Brittannië om opgeleid te worden aan de Camberley Staff College. Tussen 1958 en 1962 was Sharon Brigadecommandant én Schoolcommandant van de Infanterie. Leergierig als hij was, behaalde hij aan de Universiteit van Tel Aviv een graad in de Rechten. In 1964 werd Sharon Oppercommandant van Noord-Israël en tijdens de Zesdaagse Oorlog in 1967 was hij commandant van de gepantserde Divisie. In 1969 werd hij hoofd van het Zuid Israëlische regio.
Jom Kippoeroorlog
Tijdens de Jom Kippoeroorlog van 1973 maakte Sharon verder naam als Israëlisch commandant. Hij begeleidde een gepantserde divisie door het Egyptische front en wist het Suez-kanaal over te steken. Vervolgens drong hij met zijn divisie Egypte binnen. Sharon had Israël hiermee uit een uitzichtloze positie gesleept.
December 1973 trad Sharon toe tot de Knesset, het parlement van Israël. Twee jaar later nam hij hier ontslag en werd hijveiligheidsadviseur van minister-president Yitzak Rabin. In 1977 werd Sharon opnieuw in de Knesset gekozen en werd vervolgens minister van Landbouw in de eerste regeerperiode van Menachem Begin. Tijdens zijn ministerschap probeerde hij een agrarische coöperatie aan te gaan met Egypte.
In de periode van 1981 tot 1983 was Sharon minister van Defensie. Hij trok de banden met Afrikaanse landen die hun relatie met Israël door de Yom Kippoer oorlog hadden verbroken weer aan. Ook zorgde hij voor een militaire samenwerking tussen Israël en diverse staten. Sharon bereikte met de Verenigde Staten een overeenkomst voor het aangaan van een coöperatieve strategie tussen de beide landen. Ondertussen hielp hij duizenden Joden uit Ethiopië via Soedan terug te keren naar Israël. Verder was Sharon in deze periode verantwoordelijk voor de vernietiging van een Iraakse kerncentrale (1981).
Eerste Libanonoorlog
Ariel Sharon was de ‘architect’ van de Israëlische inval in Libanon van 1982. Tijdens deze oorlog trok het Israëlische leger Libanon binnen omdat zich in de bergen in het zuiden van dat landen verzetsbolwerken van de Palestine Liberation Organization (PLO) bevonden. Vanuit deze bolwerken werd Israël geregeld bestookt. Het was de bedoeling van de regering om maximaal vijfentwintig kilometer Libanon in te trekken. Sharon besloot echter anders en liet het leger doorstoten naar Beiroet. Tijdens deze actie werd de infrastructuur van de PLO in Libanon vernietigen.
September datzelfde jaar gaf Sharon een groep christelijke falangisten (anti-moslim-militie) toestemming de vluchtelingenkampen Sabra en Shatila bij de Libanese hoofdstad Beiroet binnen te gaan. Dit om gevluchte PLO-strijders op te sporen. De campagne liep echter uit op een bloedbad. De falangisten, geleid door Elie Hobeika, vermoordden naar schatting tussen de 700 en 3500 personen, waaronder veel burgers.
Sharon trad af toen hij militair verantwoordelijk werd gehouden voor deze wraakactie van Libanese christenen op de Palestijnen. Hem werd vooral kwalijk genomen dat hij niets had gedaan om de falangisten te stoppen. België bemoeide zich met deze kwestie op grond van hun zogenaamde Genocidewet. Het West-Europese wilde Sharon in 2001 tijdens zijn tour door Europa vanwege zijn vermeende verantwoordelijk voor het bloedbad in Sabra en Shatila laten oppakken. Drieëntwintig aanklagers zetten een fonds op om het proces te financieren. Onder internationale druk werd de Belgische Genocidewet echter zo aangepast dat een band met België vereist was om een procedure te starten. De zaak tegen Ariel Sharon werd medio 2002 door het Internationaal Gerechtshof niet-ontvankelijk verklaard.
Terugtrekking Gazastrook
Van 1992 tot 1996 diende Sharon de Knesset op gebied van Buitenlandse aangelegenheden en het Defensie Comité. Sharon was in 1998 een blauwe maandag minister van Buitenlandse Zaken en samen met de Palestijnse autoriteit het hoofd van de Permanent Status Negotiations, onderhandelingen voor een permanente status. In de korte tijd dat hij minister van Buitenlandse Zaken was, hield hij zich voornamelijk bezig met het internationale Flagship Water Project, een project dat de veiligheid van de internationale wateren van het Midden-Oosten moest waarborgen.
Toen Sharon in september van 2000 de Tempelberg besteeg om deze te bezoeken, werd dit door de Arabische en Islamitische wereld als een zeer grote provocatie gezien. Het was het moment waarop de Tweede Intifada (Palestijnse Opstand) begon. Februari 2001 werd Sharon als voorzitter van de Likoed-partij de elfde minister-president van Israël. Na vele jaren van spanning tussen Sharon en de Palestijnen, deed Sharon in 2005 een stap in de richting van de Palestijnen door Gush Katif, het grootste nederzettingenblok in de Gazastrook, te laten ontruimen. Tussen 16 en 30 augustus 2005 werden ruim 8500 Israeliërs gedwongen hun huizen te verlaten. Op 11 september 2005 verliet het leger het gebied en werd de controle over de Gazastrook overgedragen aan de Palestijnse Autoriteit. Aan 38 jaar Israëlische aanwezigheid in Gaza was een einde gekomen.
Maart 2004 startte de Israëlische staatsadvocate E. Arbel een onderzoek naar Sharon. Vermoed werd dat hij steekpenningen had aangenomen. Sharon zou een bevriende zakenman hebben die graag geholpen wilde worden met een internationaal project. Ook de zonen van Sharon zouden bij deze corruptie betrokken zijn geweest. Op grond van gebrek aan bewijs werd deze aanklacht door het Israëlische Hooggerechtshof nietig verklaard. In de zomer van 2005 werd Sharon’s oudste zoon Omri echter verdacht van corruptie. Hij zou fictieve bedrijven hebben opgezet hebben om illegale bijdragen voor de verkiezingen van zijn vader in 1999 te verbergen.
Eind 2005 stapte Sharon uit de Likoed-partij en richtte hij Kadima (Hebreeuws voor “Voorwaartsâ) op. Kadima haalde tijdens de verkiezingen in januari 2006 veertig procent van de stemmen en hierdoor werd Kadima in een klap de grootste partij van Israël. Kort hierna kwam Sharon een zware beroerte echter niet te boven. Sindsdien ligt hij in een diepe coma en wordt hij kunstmatig in leven gehouden. Ehud Olmert nam het premierschap van hem over.
~ Kirsten van Dijkhuizen-Van Calck
De Israëlische oud-premier overleed op 11 januari 2014 op 85-jarige leeftijd na acht jaar in coma te hebben gelegen.