Dark
Light

Kriebelziekte leidde tot danspartijen en psychiatrische opnames

4 minuten leestijd
Omslag Suske en Wiske, De bibberende Bosch. Bron: Omroep Brabant
Omslag Suske en Wiske, De bibberende Bosch. Bron: Omroep Brabant

Op 8 februari 2016 verschijnt een nieuw album van Suske en Wiske, De Bibberende Bosch, inmiddels nummer 333. Deze editie verschijnt in het kader van het Jeroen Bosch-jaar 2016. Suske en Wiske reizen anno 1485 af naar Den Bosch, op zoek naar schilder Jheronimus Bosch (ca.1450-1516). In het verhaal heeft Bosch last van de kriebelziekte, in medisch jargon ook wel ergotisme, raphania of heilig vuur geheten. De kriebelziekte begint met jeukvoeten. Als u daar last van heeft moet u zeker verder lezen. Het kan zomaar zijn dat dit symptoom eindigt in een dolle danspartij of een gedwongen opname in een psychiatrische inrichting.

Er zijn sterke vermoedens dat Jheronimus Bosch op een zeker moment zelf de kriebelziekte had en dat de mismaakte figuren op zijn schilderijen aan de ziekte leden. Ook schrijver Gerrit Komrij (1944), zoals we verderop zullen zien, kampt(e) met deze plaag. Maar wat hield de kriebelziekte precies in en wat vertelt de geschiedenis ons hierover?

‘Diergelijke uitkomsten’: rode benen, groene poep en zwarte ledematen

Schilderij Jheronimus Bosch met daarop een slachtoffer van moederkoorn. Bron: zuiderzeehoorn.nl
Schilderij Jheronimus Bosch met daarop een slachtoffer van moederkoorn. Bron: zuiderzeehoorn.nl
De hoofdoorzaak van de kriebelziekte is de schimmel moederkoorn, die zich in graan – met name in rogge – kan ontwikkelen als het gedurende de winter te lang wordt bewaard. Deze moederkoorn (of ergot) is zichtbaar als een donkere plek op het graan en zorgt voor de ontwikkeling van plantaardige gifstoffen, de alkaloïden, die ook ingrediënten vormen van de drugs LSD.

Wie vervolgens dit besmette graan eet, krijgt last van samentrekkingen van de bloedbaan. De gevolgen zijn jeukende voeten (dat is het eerste verschijnsel), hevige krampen, hallucinaties en uiteindelijk waanzin. Tegelijk doet zich gangreen voor. De ledematen worden zo zwart als roet – vandaar de naam ‘heilig vuur’ -, sterven af en raken los van het lichaam, meestal nog voordat het slachtoffer overlijdt. Ook tanden en haren kunnen uitvallen.

Rogge met moederkoorn. Bron: Wikimedia
Rogge met moederkoorn. Bron: Wikimedia
In 1754 voerde de Franse arts François Salerne (1705-1760) een test uit door een varken te voeren met graan dat voor 1/3 besmet was met moederkoorn. De test maakte goed duidelijk welke kleurrijke effecten moederkoorn heeft. Ik citeer de Nederlandse medicus Miquel:

‘Na 15 dagen werden de beenen van het dier rood, en er werd een groenachtig stinkend vocht uit ontlast; de buik en de rug werden zwart; de overige ontlastingen echter van het dier bleven in den natuurlijken toestand. Men voedde nu opnieuw het dier met hetzelfde voedsel gedurende 15 dagen; hierna gaf men aan hetzelve gezond voedsel. Aanvankelijk scheen het nu beter te worden, doch spoedig werd het blijkbaar ziek, en stierf, hoewel het altijd was blijven eten. Het net en de bovenste ingewanden waren ontstoken, de scherpe rand van de lever had blaauwe plekken; onder de keel en aan de beenen vond men enkele zwarte, half geopende blaren, waaruit een rood vocht ontlast werd. Ook de proeven van Réad en Tessier [andere medici] gaven diergelijke uitkomsten.’

Schilderij Pieter Brueghel, "De kreupelen" (1568). Bron: Louvre, Parijs / Wikimedia
Schilderij Matthias Grünewald, “De verleiding van St. Antonius” (1512) toont iemand met kriebelziekte.
Moederkoorn kon volgens meerdere specialisten ook een positief effect hebben: het wekte bij hoogzwangere vrouwen weeën op en werd om die reden veelvuldig toegepast in het kraambed. Regelmatig trad hierbij echter vergiftiging op of kwam de baby levenloos ter wereld, aldus medicus Sipke Jans Galama in zijn Verhandeling over Moederkoorn uit 1834.

Schadelijke puist

Moederkoorn is vermoedelijk voor het eerst beschreven op een Assyrische kleitablet, die verhaalde van ‘een schadelijke puist in de korenaar’. In vroeger tijden noemde men dit soort koren ook wel ‘gek graan’ of ‘dronken rogge’. De Grieken herkenden de symptomen van de kriebelziekte die zij erysipelas noemden en tegenwoordig bekend is als wondroos. Deze huiduitslag leek op de kriebelziekte, maar exact hetzelfde als ergotisme was erysipelas niet.

Dicht in de buurt kwam wel de Griekse historicus Thucydides (460-395 v.Chr.). Hij gaf in zijn Geschiedenis van de oorlog van de Peloponnesus een omschrijving van de ‘vuurziekte’. Hij was niet alleen ooggetuige van deze plaag, die hij kwalificeerde als een soort pest, maar was er zelf ook slachtoffer van. Artsen en historici in de eeuwen daarna typeerden Thucydides’ beschrijving als de builenpest, gele koorts of tyfus, maar vermoedelijk beschreef de Griekse geschiedwetenschapper, zo weten we nu, een besmetting met moederkoorn.

Schilderij Matthias Grünewald, "De verleiding van St. Antonius" (1512) toont iemand met moederkoorn.
Schilderij Pieter Brueghel, “De kreupelen” (1568). Bron: Louvre, Parijs / Wikimedia

Verrotting en vuur

De vroegste, écht onomstreden beschrijving van de kriebelziekte is eeuwen jonger. Deze dateert uit de negende eeuw na Christus. De annalen van een abdij in het Duitse Xanten vermeldden dat in 857…:

‘…een grote plaag uitbrak onder het volk met opzwellingen en blaasjes, en deze rukte het [volk] door een afschuwelijke verrotting weg, zodat ledematen losraakten en nog vóór de dood afvielen.’

Een belangrijke overeenkomst in de middeleeuwse beschrijving van de kriebelziekte is dat tijdgenoten de aandoening beschouwden als een straf van God, of op zijn minst als Gods wil. In Doornik bijvoorbeeld trad in 1092 ‘een pestilentie van het vuur op’, volgens een tijdgenoot ‘voortkomende van Gods wil. Dat onzichtbare vuur, ook hels vuur genoemd, vernietigde de voeten van velen’. Zo goed en zo kwaad als het ging – zonder voeten is het lastig lopen -, zochten de stakkers hulp in de stadskathedraal, hopend op een miraculeuze genezing. De kanunniken hadden echter weinig zin in deze ellende en werkten de hopeloze gevallen gauw weer het godshuis uit. Waarschijnlijk waren ze bang om zelf besmet te raken.

×