De jonge Engelsman Thomas Barrett werd tot drie keer toe ter dood veroordeeld. Zijn eerste vergrijp vond plaats in 1782, toen hij nog minderjarig was, en veroordeeld werd voor diefstal van een zilveren horloge. Barrett kreeg echter gratie en in plaats van naar het schavot werd hij naar de Noord-Amerikaanse koloniën gestuurd. Voordat zijn schip Groot-Brittannië had verlaten brak er echter muiterij uit waardoor Barrett kon ontsnappen.
Zijn vrijheid was van korte duur. Barrett werd opnieuw gevangen genomen en kreeg wederom de doodstraf opgelegd voor zijn daden. Maar voor een tweede keer werd zijn leven gespaard door koninklijke genade. En zo kon het gebeuren dat Thomas Barrett in 1787 aan boord van de ‘Charlotte’ ging en samen met andere strafgevangenen op de eerste vloot naar het afgelegen, en vooral nog onbekende, Australië getransporteerd werd. Daar wachtte hem zijn derde en laatste veroordeling.
De achtergrond van deze eerste immigranten betekende dat Australië geen kolonie zou worden als de andere koloniën die tot dan toe gesticht waren. Australië is het enige vooruitstrevende land ter wereld dat oorspronkelijk bedoeld was als een strafkolonie. Dit was een direct gevolg van het ontstaan van de Verenigde Staten (1776-1783), waardoor Groot-Brittannië haar koloniën aan de Amerikaanse oostkust verloor en op zoek moest naar een nieuw territorium om haar onverbeterlijke wetsovertreders heen te zenden.
Australië, kort daarvoor geclaimd voor het British Empire door James Cook (1728-1779), leek op het eerste gezicht een goed alternatief te zijn. Het werd al duizenden jaren bewoond door de Aboriginals, maar ondanks een aantal eerder ontdekkingsreizen maakte geen andere Europese mogendheid aanstalten om er een kolonie te stichten. De eerste vloot met veroordeelden arriveerde er in januari 1788, waarna een strafkolonie werd opgezet in wat tegenwoordig de miljoenenstad Sydney is.
Dwarsliggers
Wie waren de mensen die toen terecht kwamen in deze ‘zonovergoten kerker aan het einde van de wereld’? Ja, het waren gevangen, maar niet zomaar een groepje doodgewone criminelen. Zo bevonden zich er opvallend veel lieden onder die protest hadden gevoerd tegen sociale misstanden en die zichzelf helemaal niet als misdadigers beschouwden. Het waren bijvoorbeeld stropers die de uitgestrekte jachtdomeinen van de adel niet erkenden, of luddieten die machines hadden vernield in de opkomende industrie omdat die hen brodeloos maakte of Ierse vrijheidsstrijders die zich aan het Britse gezag wilden ontworstelen. Kortom, hardnekkige dwarsliggers die zich duidelijk onderscheidden van de dieven, moordenaars en prostitués.
Al binnen enkele jaren kwamen er ook vrije mensen uit Groot-Brittannië en Ierland die droomden van een beter leven. Deze emigranten trokken dieper het land in dan de kuststrook, die gecontroleerd werd door de koloniale autoriteiten, en eigenden zich omvangrijke gronden toe. Sommige van hen werden geïnspireerd door Edward Gibbon Wakefield (1796-1862), die tijdens zijn verblijf in de Newgate-gevangenis in de twintiger jaren van de negentiende eeuw een pamflet schreef waarin hij keuterboertjes aanspoorde om in Australië een nieuw bestaan op te bouwen.
Overigens waren het niet enkel arme lui die zich in op dit ‘jonge’ continent vestigden. Australië is lang een bestemming geweest waar Groot-Brittannië onderdanen heen stuurde die ontevreden waren, ook uit de burgerij en lagere adel. Het was een geschikte plaats om jongelui heen te zenden met gokschulden, die de dienstmeid hadden bezwangerd, gestrand waren in hun academische studie of personen uit de categorie ‘twaalf ambachten, dertien ongelukken’. Charles Dickens (1812-1870) bijvoorbeeld stuurde zijn twee minst begaafde zonen naar Australië en collega-schrijver Antony Trollope (1815-1882) had er ook één rondlopen.
Een hard bestaan
In veel opzichten kan de geschiedenis van Australië niet los gezien worden van die van het moederland. De bevolkingsgroepen, kolonisten en veroordeelden die naar het nieuwe continent kwamen, vormden een afspiegeling van de sociale en politieke situatie van het toenmalige Groot-Brittannië. Of ze nu vertrokken uit vrees of hoop, de Britten en andere Europeanen die in Australië arriveerden zagen zich geconfronteerd met meedogenloze levensomstandigheden. Vanwege het gebrek aan water en uiteenlopende bodemgesteldheden was het bedrijven van landbouw er in deze begindagen extreem moeilijk. In het bijzonder de binnenlanden hadden weinig goeds te bieden en ondanks verschillende expedities werd er geen bevaarbare rivier gevonden zoals de Mississippi. Sterker nog, de meeste verkenners van het continent lieten het leven in de hitte van de woestijn.
De kolonisten bleven nog lang op een Europese manier denken en realiseerden zich daardoor onvoldoende hoe droog hun nieuwe leefwereld wel niet was. Ze trachtten door te dringen in zuidelijk- en westelijk Australië, hoewel die gebieden in feite onmogelijk waren om te wonen, vanwege het woestijnklimaat dat daar heerst. Velen stierven er van de dorst, werden gek of pleegden zelfmoord. Toch waren er lieden die het er uithielden en moeizaam een bestaan wisten op te bouwen.
Vlees en wol
In die kwetsbare eerste jaren van New South Wales (zoals Brits-Australië aanvankelijk genoemd werd) raakte de voedselvoorraad regelmatig uitgeput en moest men het doen met karige rantsoenen tot er weer een nieuwe vloot gearriveerd was met levensmiddelen aan boord. Hoewel landbouw risicovol was ontdekten de kolonisten dat het klimaat geschikt was voor de veehouderij en de schapenteelt in het bijzonder. Profijtelijk om hun vlees en wol werd halverwege de negentiende eeuw de schapenhouderij een hoeksteen van de Australische economie.
Aboriginals
Naarmate de kolonisten zich verder verspreidden raakten ze meer en meer in conflict met de Aboriginals die al minimaal vijftigduizend jaar op het continent leefden. Die beschouwden het land en de dieren die er leefden als hun wereld en begonnen zich gewelddadig op te stellen tegen de indringers. Dat liep uit op bloedbaden waarin ze het onderspit delfden en dat gold ook voor de ziektes waartegen hun afweersysteem niet was opgewassen.
De kolonisten namen bezit van uitgestrekte gebieden en beroofden daarmee de Aboriginals niet alleen van hun geboortegrond, maar ook van hun levensonderhoud, cultuur en tradities. Vaak wordt gedacht dat hier pas recent aandacht voor is ontstaan, maar reeds in de aanloop naar deze tragedie waren er Europeanen die het opnamen voor de Aboriginals. Zij verhieven weliswaar hun stem, maar dat legde weinig gewicht in de schaal tegen de kolonisten die de wapens opnamen om zich van de Aboriginals te ontdoen.
Goud, geweld en democratische hervorming
In 1851 werd er goud ontdekt in New South Wales, waardoor een goudkoorts ontstond die vergelijkbaar was met die van een paar jaar eerder in Californië. Het edelmetaal bracht het land welvaart en versnelde de toestroom van immigranten. Het betekende ook het begin van het einde voor de aanvoer van strafgevangenen, waar al geruime tijd weerzin tegen bestond onder de Australische bevolking. De ontdekking maakte de verbanning ridicuul en irrelevant, want waarom zou je nog veroordeelden op transport stellen naar een gebied, terwijl immigranten juist stonden te trappelen om daar heen te gaan.
Dankzij de rijkdom van het goud konden de binnenlanden ontsloten worden en begonnen de steden te groeien. Melbourne groeide van een klein dorpje in 1850 binnen twintig jaar uit tot één van de meest geliefde steden van het British Empire. Maar zoals altijd kende ook deze weelde een schaduwzijde en bracht het Australië in 1854 op de rand van revolutie. Zij die waren gekomen in de hoop om goud te vinden, moesten op voorhand de autoriteiten daarvoor betalen of werden door de politie afgeperst. In Victoria was de politie zo corrupt en gewelddadig, dat goudzoekers regelmatig werden aangevallen en in de gevangenis belandden. De goudzoekers op hun beurt verweerden zich met hand en tand, hetgeen leidde tot een geweldspiraal. Geïnspireerd door de revoluties van 1848 in Europa gingen ze de straat op voor meer invloed politieke invloed, waaronder stemrecht.
Het was in de goudmijn ‘Eureka’ in Ballarat dat de vlam werkelijk in de pan sloeg, toen een groep goudgravers openlijk rebelleerde door zich achter een palissade te verschansen en met een zelf ontworpen republikeinse vlag te zwaaien. Op korte termijn draaide de opstand uit op een trieste mislukking. Britse troepen en koloniale politie omsingelden de mijn en overmeesterden de rebellen. Op de lange termijn waren de gevolgen verstrekkender. De publieke opinie schaarde zich namelijk aan de zijde van de goudzoekers, zodat de autoriteiten zich genoodzaakt zagen om hen uit gevangenschap vrij te laten. Er was in Victoria eenvoudigweg geen jury te vinden die ze zou kunnen veroordelen.
De ‘schok van Eureka’ versnelde het proces van democratische hervorming in Australië. Er kwamen speciale rechtbanken voor mijnwerkers en algemeen stemrecht voor mannen in New South Wales en Victoria (de Aboriginals uitgezonderd). Sommige mijnwerkers die in 1854 gevangen hadden gezeten, namen enkele jaren later zitting in het parlement. Daarmee had de ontwikkeling van strafkolonie tot democratie zich razendsnel voltrokken.
Integratie van voormalige veroordeelden
Helemaal verrassend was deze wending echter niet omdat Australië van begin af aan een progressieve inslag had. Dat was deels omdat zich onder de strafgevangenen zoveel voorvechters voor vrijheid en sociale gerechtigheid hadden bevonden en deels omdat veel koloniale bestuurders er vooruitstrevende denkbeelden op na hielden. Het was een les die Londen uit de Amerikaanse revolutie had getrokken, door gouverneurs met verlichte ideeën aan te stellen. Eén van hen was Lachlan Macquarie (1762-1824), een voormalige Schotse militair en aanhanger van de Verlichtingsbeweging. Hij arriveerde in 1810 in Australië en spande zich er doelbewust voor in om de ex-veroordeelden te laten integreren in de samenleving, onder meer door hen aan te stellen op sleutelposities zoals in de magistratuur en gezondheidszorg. Dit ondanks de druk van hooggeplaatste kolonisten om een tweedeling binnen de samenleving te handhaven met minder rechten voor ex-strafgevangenen en hun nazaten. Het was echter aan de standvastigheid van enkele gouverneurs, met name Macquarie, te danken dat zo’n gespleten maatschappij er nooit is gekomen.
Niet iedereen in Australië was uiteindelijk een leven in vrijheid gegund. In februari 1788 keek Thomas Barrett voor de laatste keer de dood in ogen. Opgepakt voor de diefstal van boter, bonen en vlees uit de kostbare voedselvoorraad werd hij tot de strop veroordeeld. Met slechts zeventien levensjaren was Barrett de eerste man in de nieuwe kolonie die werd terechtgesteld en daarmee één van de vele slachtoffers uit de begindagen van het moderne Australië. Desalniettemin kan deze kolonisatie, afgezien van de vele tegenslagen en ontberingen, als een opmerkelijke prestatie beschouwd worden. Het blijft namelijk verbazingwekkend dat een land zich in ruim zeventig jaar transformeerde van een strafkolonie tot een liberale democratie.