Het kilometerslange zandstrand van San Sebastian wordt omspoeld door het Turquoiseblauwe water van de Golf van Biskaje. Deze Baai van La Concha is niet alleen een parel van de Baskische kust, maar behoort tot de mooiste stranden van heel Europa. Vanaf het warme zand kijken de bewoners en toeristen uit op het eilandje Santa Clara, dat voor geoefende zwemmers in een half uurtje bereikbaar is. En na zo’n opfrissing door het zeewater kunnen de badgasten hun blik naar de blauwe hemel richten, al wandelend over de lange promenade met zijn chique hotels en weelderige villa’s, zoals het Palacio Miramar. Onder deze aangename omstandigheden is het moeilijk voorstelbaar dat op deze plaats ooit een vliegtuig een noodlanding maakte, met daarin een Belg die het Franco-regime in een lastig parket bracht.
Op 8 mei 1945 vierde Europa het einde van de Tweede Wereldoorlog, nadat Duitsland een dag eerder de capitulatievoorwaarden had ondertekend. Ook voor de kranten in San Sebastian was dit destijds voorpaginanieuws. Spanje zelf was tijdens de oorlog neutraal gebleven, maar juist op deze dag ‘verduisterde’ de hemel boven Baskenland. In het ochtendgrauw hoorden de bewoners van San Sebastian een luid geronk in de lucht. Ze keken uit hun ramen en waren er getuige van hoe een vliegtuig in zee dook. Kenners zagen meteen dat het ging om een Heinkel 111: een type dat tijdens de Spaanse Burgeroorlog (1936-1939) voor het eerst operationeel was ingezet.
Léon Degrelle
Het toestel had een actieradius van 2100 kilometer en had daarom Spanje eigenlijk moeten kunnen bereiken. Ter hoogte van Saint-Jean-de-Luz waren de motoren echter gaan sputteren en de Heinkel dook daarna op Biaritz af. De piloot slaagde er nog éénmaal in om hoogte te winnen, maar moest uiteindelijk een noodlanding maken in de baai van San Sebastian. Volgens één van de inzittenden ging het om het privévliegtuig van nazi-architect Albert Speer (1905-1981). Niet Speer, maar vijf andere mannen werden echter uit het wrak bevrijd: de piloot, navigator, radiotelegrafist, mitrailleurschutter en een officier.
De redders vertelden dat de eerste woorden van de overlevenden waren dat hun vriend Muñoz Grandes van hun komst op de hoogte moest worden gesteld. Dit was een lid van de regering van Franco, kapitein generaal in het Spaanse leger en één van de boegbeelden van het franquisme.
Agustín Muñoz Grandes (1896-1970) had het bevel gevoerd over de Blauwe Divisie, een legereenheid die door generaal Francisco Franco (1892-1975) in 1941 naar Rusland was gestuurd om daar het Duitse offensief te ondersteunen. Iemand die met hem in contact gebracht wilde worden moest dus wel een belangrijk persoon zijn.
De zwaargewonde officier werd naar het militair hospitaal ‘General Mola’ gebracht om daar te genezen van de vijf botbreuken die hij had opgelopen. Zijn naam was Léon Degrelle (1906-1994) en hij beweerde dat hij uit lijfsbehoud naar Spanje was gevlucht.
Na enige tijd werd duidelijk wie hij werkelijk was en wat hij gedaan had. Namelijk dat hij op 27 december 1944 door het Belgische Bijzondere Gerechtshof bij verstek ter dood veroordeeld was terwijl hij zich in Noorwegen bevond. Voorlopig zagen de autoriteiten geen andere mogelijkheid dan hem tijdelijk politiek asiel te verlenen, omdat hij vanwege zijn verwondingen niet naar een ander land door kon reizen.
Degrelle, die ondertussen de Spaanse naam José Léon Ramírez Reina had aangenomen, stond op de opsporingslijst van de geallieerden, omdat hij niet zomaar een officier was, maar de belangrijkste Belgische collaborateur, aanvoerder van de Waalse fascistenbeweging Rex, Obersturmbannführer en door Adolf Hitler (1889-1945) persoonlijke met het IJzeren Kruis onderscheidden.
Een lastig parket
Als gevolg van de ondergang van het Derde Rijk zag hij zich in 1945 genoodzaakt om uit te wijken, eerst naar Denemarken en toen naar Noorwegen, van waaruit hij het vliegtuig nam naar een neutraal land: Spanje. Zoals gezegd eindigde die vlucht in een wonderbaarlijke noodlanding. Dat hij die overleefde was voor dictator Franco echter een uiterst onaangenaam wonder. Want, wat moest hij aanvangen met Degrelle?
De sfeer in San Sebastian had in enkele jaren tijd wel een drastische verandering ondergaan. Kort na de Spaanse Burgeroorlog had men er de Duitse generaals nog vol enthousiasme ontvangen als dank voor de Duitse militaire steun waaraan zij leiding hadden gegeven. Er had zelfs een afdeling van de Hitlerjugend door de straten gemarcheerd, terwijl vanaf de terrassen hoge nazi-functionarissen hadden toegekeken, het glas heffend met de stadsbestuurders.
Generaal Franco was zich er in 1945 terdege van bewust dat zijn vriendschappelijke banden met het Hitler-regime consequenties zouden krijgen nu de geallieerden het voor het zeggen hadden in Europa. Dat zijn land als springplank diende voor hoge Duitse militairen en functionarissen die op de vlucht waren naar Zuid-Amerikaanse landen kon hij nog wel afdoen als ‘illegale’ activiteiten die zogenaamd aan zijn aandacht ontsnapt waren. Permanent onderdak verlenen aan politieke kopstukken met een zwaar belast oorlogsverleden was uit diplomatiek oogpunt echter wél erg riskant.
De interne beraadslagingen rond deze kwestie sleepten zich voort tot december 1946. Toen werd Franco-Spanje op voorspraak van Frankrijk officieel uitgesloten van deelname aan alle internationale organisaties. Het betekende de redding voor Degrelle, want door de pariastatus waarin Spanje hiermee beland was maakte het niet meer uit dat voormalige oorlogsmisdadigers en collaborateurs er vrij rond liepen.
Interviews
In 1954 kreeg Degrelle het Spaanse staatsburgerschap verleend, waardoor alle hoop op uitlevering aan België vervlogen was en hij zich gewoon in het openbaar kon vertonen. Bij publieke gelegenheden droeg hij zelfs zijn uniform met militaire onderscheidingen. Hij was een volkomen vrij man, hield voordrachten en schreef boeken. Pas in 1985, toen hij in interviews voor de Spaanse televisie en tijdschriften de Holocaust ging ontkennen, kwam hij voor het gerecht. Daar werd hij weliswaar in eerste instantie vrijgesproken, maar uiteindelijk veroordeelde het constitutionele hof hem tot een hoge boete.
Ook verscheen hij destijds op de Belgische televisie in de documentaireserie De Nieuwe Orde die onderzoeksjournalist Maurice De Wilde (1923-1998) voor de BRT maakte. Tijdens deze vraaggesprekken verviel Degrelle, wederom in uniform gestoken, keer op keer in tirades waarin hij alle beschuldigingen van collaboratie en verraad afdeed als vals en verzonnen. Tot zijn dood in 1994 op hoge leeftijd kon hij een aangenaam bestaan leiden in Malaga. Geen dag had hij zijn SS-verleden hoeven verbergen en straf kreeg hij er nooit voor. Noch voor zijn collaboratie met de nazi’s, noch voor die misdaden die in zijn naam in België waren begaan.
Fragment: Maurice De Wilde interviewt Léon Degrele
Het verhaal van Wallonië – De uitdaging van eigenheid
Boek: Léon Degrelle – Bruno Cheyns
Bronnen ▼