Bij veilinghuis Christie’s worden volgende week 49 handgeschreven brieven van de Nederlandse lithograaf en houtsnijder M.C. Escher (1898-1972) geveild.
Het gaat om brieven die de kunstenaar stuurde aan zijn collega en vriend Gerd Arntz (1901-1988). Christie’s verwacht dat de brieven gezamenlijk tussen de 20.000 en 30.000 euro op zullen brengen. Volgens het veilinghuis laten de brieven Escher kennen “als een zelfbewuste persoonlijkheid die Picasso maar niets vond en Mick Jagger niet veel beter.”
De brieven dateren uit de periode 1954 en 1971 en tot 12 maart gratis te bekijken bij Christie’s Amsterdam. Op de kijkdagen zijn nog 350 andere tekeningen en schilderijen te zien, onder meer van kunstenaars als Leo Gestel, Joseph Beuys, Karel Appel en Paul Delvaux.
Veilinghuis Christie’s over M.C. Escher:
Maurits Cornelis ‘Mauk’ Escher (1898-1972), was een ziekelijk kind dat meer uitblonk in tekenen dan trefbal. Hij studeerde aan de School voor Bouwkunde en Sierende Kunsten in Haarlem en begon in 1922 aan een grand tour om de wonderschone architectuur van Florence, Siena en Ravello met eigen ogen te zien. Onderweg ontmoette hij Jetta Umiker, met wie hij zich in Rome zou vestigen en drie kinderen kreeg. Na de machtsgreep van Mussolini kwam hij na omzwervingen door Zwitserland en België in 1941 weer in Nederland terecht.
Inmiddels was zijn status zodanig gegroeid dat hij de steun van zijn ouders niet langer nodig had om rond te komen, zeker nadat tijdschriften Time en Life in 1951 over hem publiceerden. In de jaren zestig raakte hij zelfs ‘en vogue’ bij celebrity hipsters – in Eschers tekeningen zagen zij hun psychedelische zoektocht naar andere werelden uitgebeeld. Toen Mick Jagger hem in 1969 echter vroeg een LP-cover te maken voor de Stones, besloot hij zijn weigering met:
By the way, please tell Mr. Jagger I am not Maurits to him, but, Very sincerely, M. C. Escher.
Zo bleef Escher het liefst ver weg van de spotlights, niet in het minst omdat hij net zo kritisch was op zichzelf als op de buitenwereld. Een van de stabiele elementen in zijn leven was Gerd Arntz, de graficus die in 1936 een rel veroorzaakte met zijn houtsnede Het Derde Rijk, die onder Duitse diplomatieke druk van een tentoonstelling werd verwijderd. Hoewel minder bekend bij het grote publiek, ontwierp Arntz voor het Nederlandse Instituut voor Statistiek ongeveer 4000 klassiek geworden iconen en werd hij in 1976 geëerd met een overzichtstentoonstelling in het Haags Gemeentemuseum. De mannen raakten bevriend en dienden al snel als klankbord voor elkaar. Het is deze vriendschappelijke én professionele band die naar voren komt in de 17 jaar correspondentie die de erven Arntz onder de hamer brengen.
Op 18 november 1957 schrijft Escher:
Ik sta trouwens altijd argwanend tegenover psycho-analytische pogingen omtrent kunstwerken. Wèl vind ik het aardig om te zien hoe ook ik getroffen word door de zelfde “onderwerpen” als veel van deze halve gare artisten.’ (…).
In 1967 becommentarieert hij Arntz’ linosnede Schommel:
Ik vond het, voor zover ik mij kan herinneren, de beste prent die je ooit hebt gemaakt, een minimum aan middelen en een maximum aan expressie. Jammer dat het zo’n hopeloos geval is, de wereld waarin wij leven. (…) Ikzelf vertoef liever in abstracties, die met de werkelijkheid niets te maken hebben.
En in dat zelfde jaar:
In Amsterdam ben ik niet geweest, noch voor de Grafische, noch voor Picasso, voor wie ik mij volstrekt niet interesseer.
Een paar maanden voor zijn dood bericht hij Arntz:
Ik zucht een beetje onder de zwaarte van al dat geklets over mijn werk. Allemaal de schuld van Meulenhoff, die mij coute que coute tot tophitter wil promoveren, omdat hij die 75.000 exx. moet kwijtraken. Ben je onder dokters handen ? Dat spijt mij, maar ik weldra ook weer: mijn chirurg is met vacantie, maar in jan. a.s. moet hij mij onderzoeken. Ik werk helemaal niet meer: schrijf in één stuk door en zet 100 handtekeningen p. dag. Hartelijk gegroet, je Mauk.
Maurits Cornelis Escher overlijdt op 27 maart 1972, hij werd 73 jaar oud.
De veiling vindt plaats op 13 maart