Byblos heeft zichzelf, zoals ik in het vorige stukje uitlegde, met succes opnieuw uitgevonden. Het was niet langer de unieke eerste handelshaven van de Mediterrane wereld, het was een heilige stad. Er waren twee tempels: een voor Adonis (vermoedelijk een complex boven de aloude Obeliskentempel) en een tempel voor de Dame van Byblos, die inmiddels onder allerlei namen bekendstond.
Byblos ontving bedevaartgangers, die bij het betreden van het plateau waarop de tempels stonden langs een fontein kwamen. Of, zoals archeologen het noemen, een nymphaeum. Het is denkbaar dat de pelgrims zich hier ritueel wasten, zoals de joden in die tijd hun baden hadden en zoals in de wereld van de islam nog altijd gebruikelijk is. Ik ken echter geen bewijs voor zo’n ritueel in Byblos. De plek van het nymphaeum is echter wel opmerkelijk.
Er is vrijwel niets van de fontein over, maar in het Nationaal Museum in Beiroet staat wel een prachtig beeld van de godin Hygieia. Zeg maar Vrouwe Volksgezondheid. Het is sculptuur van de allerhoogste kwaliteit.
Er is weleens op gewezen dat antieke goden eigenlijk een soort web zijn van losse en niet altijd met elkaar verenigbare aspecten. Ze hebben een menselijke gedaante, het zijn centra van macht, ze zijn positief, ze zijn schadelijk, ze hebben een beleidsterrein, maar pakken er even makkelijk iets bij, ze hebben een abstracte component. (Dat wij sommige godheden beschouwen als personificaties, zou de mensen destijds vermoedelijk hebben verbaasd.) De meest succesvolle godheden – dat wil zeggen: degenen met de meeste vereerders en heiligdommen – zijn degenen die de meeste eigenschappen en beleidsterreinen konden verenigen. Hygieia is daarin nooit zo succesvol geweest, dus het bleef een beetje een godheid van de b-categorie. Maar ze kreeg een verdraaid mooi standbeeld.