Dark
Light

Byzantijnse muziek is levende muziek

Het exotisme voorbij
Auteur:
7 minuten leestijd
Cappella Romana - The Fall of Constantinople
Cappella Romana - The Fall of Constantinople

Wat is precies Byzantijnse muziek? Daarover bestaan een hoop misverstanden. Veel mensen denken dat die muziek per definitie ouder is dan het Gregoriaans, omdat het meestal wat exotischer klinkt. Maar dat is helemaal niet het geval, het zijn in feite twee loten aan dezelfde stam. Maar hoe zit het dan wél? Aan wie kunnen we dat beter vragen dan aan Alexander Lingas, specialist op het gebied van de Byzantijnse muziek en artistiek leider van het ensemble Cappella Romana. De in de Verenigde Staten gevestigde groep presenteert tijdens het Festival Oude Muziek 2014 in Utrecht een programma rond de val van Constantinopel in 1453.

Laten we bij het begin beginnen. Hoe oud is de Byzantijnse muziek nu eigenlijk? Alexander Lingas, een enthousiast verteller, legt uit:

‘Je kunt een heel eind terug. Als we nu een mis zingen beginnen we met Kyrie eleison, Christe eleison, Kyrie eleison. Dat is geen Latijn maar Grieks. Met die Griekse aanroeping, Heer ontferm u over ons, Christus ontferm u over ons, Heer ontferm u over ons, herinneren we eraan dat in het aller vroegste Christendom het Latijn en het Grieks gelijk opgingen. Dat veranderde toen het Romeinse rijk zich steeds meer westwaarts ging uitbreiden. Het oostelijke deel splitste zich af en werd wat we nu het Byzantijnse keizerrijk noemen, met Constantinopel als hoofdstad. Die afsplitsing betekende ook dat het verschil in kerkmuziek tussen West en Oost in de eeuwen daarna groter werd. Maar niet onoverbrugbaar! Er is altijd wederzijdse beïnvloeding geweest. Ons programma is gecentreerd rond 1453, het jaar waarin Constantinopel in handen van de Ottomaanse Turken viel en er dus een einde kwam aan het keizerrijk. De christelijke Kerk was ondertussen geheel gesplitst in en Westers en Oosters deel en die beide afdelingen hadden hun eigen rites. Doordat er steeds minder contact was tussen de beiden takken, groeiden ze steeds verder uitelkaar. Dat zie je ook in de ontwikkeling van de kerkmuziek. De westerse muziek was aanvankelijk eenstemmig, dat noemen we nu meestal gregoriaans, maar werd in de loop van de middeleeuwen steeds polyfoner. De kerkmuziek in het Westen bewoog mee met de ontwikkeling van de muziek in het geheel: van renaissance naar barok, van polyfonie naar concerterende stijl. In het Oosten heb je die ontwikkeling niet. Deze muziek, die we aanduiden als Byzantijns, bleef voor het overgrote deel eenstemmig.’

Zijn er uit de late middeleeuwen voorbeelden bekend van kruisbestuiving? Alexander Lingas, na enig nadenken:

‘Er zijn een paar beschrijvingen bekend waarin de muziek van de Oosterse Kerk door westerlingen wordt omschreven als elegant, mooi en vreemd. De toehoorders uit het oosten konden omgekeerd ook waardering opbrengen voor de meerstemmigheid uit het westen. Maar dit soort beschrijvingen zijn uitzonderingen. De algemene opvatting in het Westen was toch dat de oosterse muziek primitief was. In het oosten vond men de westerse kerkmuziek veel te werelds.’ Dat lijkt toch een bijna onoverbrugbare kloof te zijn geweest. Wat is de invalshoek van Cappella Romana? Alexander Lingas: ‘Met ons programma tijdens het Festival Oude Muziek willen we een beeld schetsen van de kerkmuziek in beide regio’s ten tijde van de val van Constantinopel. We zingen zowel Byzantijnse muziek als de polyfonie van Guillaume Dufay. Er zijn drie stukken van hem die we direct met Constantinopel in verband kunnen brengen. In 1421 trouwde Cleofa van Malatesta met de zoon van de Byzantijnse keizer. Voor die gelegenheid componeerde Dufay, toen in dienst van de Malatesta’s, het motet Vasilissa ergo gaude, zijn vroegst bekende motet, dat staat dus ook op ons programma. Dat vroege motet van Dufay is al behoorlijk complex. Dit is typisch muziek uit het Westen die mijlenver afstaat van de eenstemmigheid van het Oosten.”

Maar zijn er daar niet ook stappen gezet in de richting van polyfonie? Alexander Lingas:

Fragment uit de Codex Faenza (consev.es)
Fragment uit de Codex Faenza (consev.es)
‘Dat is zeker het geval, maar je hebt het dan over uitzonderingen. Er was wel een praktijk van heel eenvoudige polyfonie, zoals het zingen van dezelfde melodie in kwinten, en er werd polyfonie geïmproviseerd zoals dat in het westen ook gebeurde. Hoe die praktijk precies werkte, weten we niet, op dat gebied valt nog een hoop onderzoek te doen. We hebben een manuscript waarin voorbeelden staan van Griekse polyfonie. We hebben zelfs de naam van een componist, hoewel zijn auteurschap van de werken in het manuscript niet helemaal zeker is: Manuel Gazes, volgens de bronnen een gevierd muziektheoreticus en componist, schreef naast een aantal eenstemmige hymnen ook drie polyfone werken, waarvan er één op ons programma staat. De polyfonie is niet zo ingewikkeld als bij Dufay, het lijkt meer op de eenvoudigere meerstemmigheid uit Zuid-Italië. We kennen ook eenvoudige polyfonie van Johannes Plousiadenos, een geestelijke en componist. Toch was ook de ingewikkeldere polyfonie niet onbekend. Op Cyprus regeerden de Lusignans, die aan hun hof gezien hun afkomst natuurlijk Frans georiënteerd waren. Dufay’s motet Apostolo Glorioso is waarschijnlijk voor een kerk op Cyprus geschreven. In het eerder genoemde manuscript staat ook westerse muziek die op de Byzantijnse manier genoteerd is, wat weer aanwijzingen geeft in de richting van de toenmalige uitvoeringspraktijk. Die Byzantijnse notatie is heel verfijnd: de subtiele versieringen die je kunt maken als je van de ene naar de andere toon gaat staan precies weergegeven. Je kunt die manier van muziek opschrijven toch echt niet primitief noemen, vergelijk het met de notatie die je bijvoorbeeld in Italië in de Codex Faenza ziet.’

De kloof tussen Oost en West is dus, blijkt uit dit verhaal, toch niet zo onoverbrugbaar. Tenminste niet op muzikaal gebied. Alexander Lingas:

‘Er was in de vijftiende eeuw zelfs enige hoop dat de Westerse en Oosterse Kerken weer bij elkaar zouden kunnen komen. Vijf maanden voor de val van Constantinopel werd er zelfs een soort verzoeningsdienst gehouden waarin zowel Westerse als Oosterse muziek te horen was. We eindigen ons programma met een klaagzang op de val van Constantinopel uit beide tradities. Van Manuel Chrysaphes, in dienst van de laatste Byzantijnse keizer, en van Guillaume Dufay die toen lid was van de pauselijke kapel en de val van Constantinopel dus van een afstand meemaakte. Beide werken zijn, hoe verschillend ook, even aangrijpend.’

We hebben manuscripten en we hebben een behoorlijk verfijnde notatie. Maar er is ook een mondeling overgeleverde traditie van eeuwen. Welke keuzes maak je ten aanzien van de uitvoeringspraktijk? Alexander Lingas:

‘Net als bij het gregoriaans heb je ook hier een richtingenstrijd. Aan de ene kant de mensen die terug willen naar de aller puurste vorm, dus ook zonder versieringen, en aan de andere kant de mensen die vinden dat je juist moet proberen de uitvoeringspraktijk van pakweg de vijftiende eeuw te benaderen, dus met de versieringen. Wij kiezen voor een soort middenweg, al was het alleen maar voor de afwisseling. Het Constantinopel-programma bevat ook muziek uit het westen en het zou raar zijn die ineens heel anders te gaan zingen dan de Byzantijnse muziek. Dat is helemaal niet hoe het is geweest. Die versierde manier van zingen had je ook in het westen. We gebruiken vrouwenstemmen, nog iets wat puristen niet appreciëren. Maar er waren wel degelijk hoge stemmen, weten we uit de verslagen. Of dat ook vrouwen waren, of misschien eunuchen of jongens, weten we dan weer niet. Als uitvoerder van deze muziek moet je je niet te veel vastbijten in regels. Je moet de bronnen goed kennen, dat vraag ik ook van al mijn zangers, maar je moet vooral je muzikale intuïtie laten spreken.’

Cappella Romana – The Fall of Constantinople

Is dit programma, waarin de grenzen tussen muzikale werelden worden afgetast, een typisch Cappella Romana-programma? Alexander Lingas:

‘Absoluut. We willen in al onze activiteiten laten zien dat de kerkmuziek uit het oostelijk deel van het Middellandse zeegebied, die we nog steeds Byzantijns blijven noemen, helemaal niet zo geïsoleerd is als vaak wordt gedacht. We koppelen Byzantijnse muziek ook aan muziek uit andere genres, zoals recent nog barokmuziek met Russisch-orthodoxe kerkmuziek uit dezelfde periode. We werken ook graag samen met kunstenaars uit andere disciplines, zoals de beeldende kunst.’

De neospirituele componisten van de laatste decennia, zoals Arvo Pärt en John Tavener, grijpen ook veelvuldig terug op Griekse en Russische kerkmuziek. Is dat ook een interessante ontwikkeling? Alexander Lingas:

‘Ik vind van wel. Het houdt deze muziek levend! Verschillende componisten hebben voor ons ensemble geschreven en daar zijn we erg blij mee. Het misverstand dat deze muziek per definitie oeroud moet zijn, willen we graag uit de wereld helpen. Er is in de loop der eeuwen, vooral in Rusland, veel muziek gecomponeerd die teruggrijpt op de Byzantijnse traditie waarvan ook de Russisch-orthodoxe kerkmuziek zelf een onderdeel is. Of componisten nu in de zeventiende of negentiende eeuw leefden, altijd componeerden ze hun kerkmuziek in de traditionele stijl. Denk maar aan bekende stukken als de vespers van Rachmaninov en Tsjaikovski. Die werken wijken stilistisch enorm af van de rest van hun oeuvre. Zoiets heb je in het westen niet: stijlverschillen tussen kerk- en andere muziek zijn daar veel geringer. De eenstemmige, gregoriaanse, gezangen werden wel steeds anders gezongen maar men componeerde niet meer in die stijl. Met de herwaardering voor oude muziek in het westen steeg ook de belangstelling voor de Byzantijnse traditie. In dat licht moet je volgens mij ook de belangstelling van de moderne componisten zien. Het is levende muziek die blijft raken en nog voortdurend kan inspireren tot nieuwe composities. Alleen verandert de context van de muziek: het gaat niet meer puur om de liturgie maar vooral ook om muzikaal genot.’

Cappella Romana is een Amerikaans ensemble. Is het niet lastig om in Amerika geschikte zangers te vinden voor dit repertoire? Alexander Lingas, die zelf in Engeland woont en werkt, ervaart dit probleem niet:

‘De zangers waarmee we werken kunnen overal vandaan komen. Je hoeft echt niet jaren in een Grieks klooster te hebben gewoond om deze muziek goed te kunnen zingen. Maar het vergt natuurlijk wel een intensieve studie. Vooral die hele subtiele versieringskunst vraagt het nodige geduld. Als de notatie precies aangeeft welk beweginkje je met je stem moet maken als je van de ene naar de andere toon gaat, dan willen we dat exact zo laten horen, want het maakt wezenlijk onderdeel uit van de muziek. Maar we blijven natuurlijk hedendaagse mensen die concerten geven. Het doel is uiteindelijk toch om het publiek op de best mogelijke manier met deze muziek in aanraking te brengen, en gezien de reacties op onze concerten lukt dat goed. We hopen dat ook het publiek in Nederland enthousiast zal zijn.’

~ Festival Oude Muziek

In aanloop naar het Festival Oude Muziek Utrecht 2014 (29 augustus t/m 7 september) worden op Historiek enkele artikelen over ‘oude muziek’ en ‘oude componisten’ gepubliceerd.
×