Operatie Market Garden was voor Nederland een van de belangrijkste veldslagen uit de Tweede Wereldoorlog. Cruciaal tijdens deze operatie was de zeven kilometer lange verbindingsweg tussen station Arnhem en Oosterbeek: de Utrechtseweg, waar zwaar gevochten werd. Militair historicus Robert Kershaw beschrijft in De straat (Uitgeverij Balans) op gedetailleerde wijze de bloedige gevechten die zich hier voor de ogen van de bevolking afspeelden.
Tijdens Market Garden was de Utrechtseweg in september 1944 negen dagen achtereen het strijdtoneel van felle gevechten tussen de Britten en Duitsers. Aanvankelijk leken de Britten en Polen de slag te winnen – ze werden op 17 september verwelkomd met oranje vlaggetjes -, maar de Duitsers sloegen fel terug.
Ongedurige ongeïnteresseerdheid
De felle slag wordt nog jaarlijks door omwonenden, veteranen en andere betrokken herdacht:
“Elk jaar komen duizenden Nederlanders en Britten samen op de Oorlogsbegraafplaats vlak bij de Utrechtseweg om deze pijn, dit lijden te gedenken. De plechtigheid wordt geopend met psalm 90, ‘Gij zijt o Heer van d’allervroegste jaren…’, door beide naties in de eigen taal gezongen en daarom soms moeilijk te volgen. De aangrijpende plek krijgt vooral een bijzondere sfeer wanneer ze baadt in de laatste stralen van de ondergaande herfstzon, alsof ze door goddelijke tussenkomst wordt uitgelicht. Tijdens de plechtigheid trekken honderden Nederlandse schoolkinderen in een rij langs de dichte rijen witte grafstenen, totdat bij iedere steen een kind staat. Dit voltrekt zich in ongedurige ongeïnteresseerdheid, getemperd door lichte nieuwsgierigheid, zoals altijd bij evenementen georganiseerd door volwassenen. Het geheel verloopt rustig en discreet.” (8)
Kershaw heeft uitgebreid onderzoek gedaan in archieven, memoires en bronnen en ook interviews afgenomen. Daardoor is het gelukt om heel precies en gedetailleerd de strijd langs de Utrechtseweg te reconstrueren. Kershaws relaas is dan ook bijzonder boeiend en aangrijpend.
Doodsstrijd van de straat
Om een voorbeeld te geven, is het hoofdstuk over de Duitse reactie interessant. De Utrechtseweg leek bevrijd, maar Duitse eenheden openden de aanval vanaf 17 september en sleepten in de regio allerlei materieel aan om de geallieerden de voet dwars te zetten.
“Vaste verdedigingsbatterijen waren met landbouwtrekkers en vrachtwagens met houtvergassers uit het Ruhrgebied aangesleept en rond de perimeter opgesteld. Pastoor Hermanus Cornelis Bruggeman herinnerde zich de aankomst van zo’n batterij bij de Johannahoeve, 2 kilometer van de straat: ‘Plotseling was er een hoop lawaai en schreeuwende Duitse soldaten. Ze kwamen met motorfietsen en vrachtwagens beladen met kanonnen… En naast de schuur stelden ze de artillerie op. Ze pochen dat ze in één keer 16 granaten kunnen afschieten. Met hun komst was het gedaan met de rust in de gemeenschap. Iedereen voelde zich onprettig met de Duitsers zo dichtbij. De ouderen werden naar de kelder gebracht.’ Beginnend met de komst van de Flak-brigade van Oberleutnant Swoboda werden alle batterijen zwaar geschut onder het commando van Artillerieregiment 191 geplaatst, dat op bevel van Harzer het vuur leidde. De kanonnen werden ingeschoten vanuit de bossen en het kreupelhout rond de Oosterbeekse perimeter en je kon ze voortdurend op afstand horen dreunen, als je ze al niet zag. De dood en vernietiging die werden gebracht door deze concentratie van artillerievuur waren wellicht de zwaarste marteling die de straat onderging.” (282)
Hand in linkerzak
Kershaw beschrijft de dramatische taferelen die zich in en rond de straat afspeelden op zo’n manier, dat het blijft hangen. Zo laat hij sergeant Ernest Jenkins aan het woord, die bij de Utrechtseweg was en daar in een zijstraat een Duitse vrachtwagen door de blokkade zag rijden. De Duitse chauffeur merkte de Britten op, realiseerde zich dat hij een probleem had en gaf vol gas. Even leek de truck door te breken, maar toen vloog er een zesponder, een antitankgranaat, dwars door de chauffeur en zijn bijrijder heen:
“We vonden de passagier voorin met een weggeschoten arm en schouder, maar met zijn hand nog in zijn linkerzak. We vonden sigaren en roggebrood in die truck, een welkome buit.” (289)