Op een tachtigtal kilometer ten noorden van Berlijn, in het plaatsje Ravensbrück, lieten de nazi’s in 1938 een concentratiekamp bouwen. Oorspronkelijk was het bedoeld als interneringscentrum voor vrouwen, maar al spoedig werd het net zoals vele andere kampen een uitroeiingskamp waar naargelang de bronnen tussen de zestig- en meer dan honderdduizend vrouwen, kinderen en later ook mannen de dood vonden.
Dodenfabriek Ravensbrück
Onder kampcommandant SS-Hauptsturmführer Max Koegel (1895-1946) werden al in 1939 de eerste vrouwelijke gevangenen en kinderen in het concentratiekamp opgesloten. Initieel was het kamp bestemd voor een drieduizendtal gedetineerden, maar hun aantal nam al vlug toe. Een gekleurde stoffen driehoek op de gevangeniskledij verdeelde de gevangenen onder in groepen: geel voor Joden, zwart voor dienstweigeraars, zwakzinnigen en prostituees, bruin voor zigeuners, rood voor politieke tegenstanders van het regime, groen voor criminelen van gemeen recht, violet voor getuigen van Jehova en roze voor homoseksuelen.
De leefsituatie in het kamp was door de ontberingen dermate slecht dat heel wat gevangenen door honger, ziekte en zware werkomstandigheden de dood vonden. In 1941 begonnen SS-artsen medische experimenten uit te voeren op zigeunerinnen en Poolse gevangenen. Om het hoofd te bieden aan de toenemende overbevolking van gedetineerden werden enige tijd later gaskamers gebouwd en werd Ravensbrück zo één van de meest beruchte uitroeiingskampen.
De beulsvrouwen van Ravensbrück
Anna Klein (1900-2004)
Reeds in september 1939 werd Anna Klein als bewaakster van Ravensbrück gerekruteerd. Vier jaar later, in 1943, zou ze er hoofdbewaakster worden. In het laatste jaar van de oorlog werd ze overgeplaatst naar het concentratiekamp van Oranienburg-Sachsenhausen. Bij de bevrijding van het kamp, in april 1945, werd ze aangehouden. Op haar proces verkreeg ze echter de vrijspraak bij gebrek aan bewijzen van een persoonlijke betrokkenheid bij de misdaden die in het kamp werden begaan…
Johanna Langefeld (1900-1974)
In 1937 trad Johanna Langefeld toe tot de ‘Nationalsozialistische Deutsche Arbeitterpartei’ (NSDAP). Vrijwel onmiddellijk daarna besloot ze, volgens eigen zeggen uit financiële noodzaak, om als bewaakster in het concentratiekamp van Lichtenburg te gaan werken. In 1939 werd Langefeld overgeplaatst naar Ravensbrück. Daar nam ze actief deel aan het SS-programma om de door honger en ziekte werkonbekwame gevangenen te euthanaseren. Na een periode als bewaakster in het Poolse Auschwitz-Birkenau kreeg ze opnieuw een aanstelling in Ravensbrück. In december 1945 werd ze door Amerikaanse troepen aangehouden en uitgeleverd aan Polen voor haar aandeel in de moorden die in het concentratiekamp van Auschwitz werden gepleegd. Langefeld wist uit de gevangenis te ontsnappen waardoor het nooit tot een proces is gekomen.
Elfriede Huth (1922-2015)
Huth was een andere SS-kampbewaakster. Met haar speciaal afgerichte herdershond hield ze in Ravensbrück meedogenloos toezicht op de gevangenen. Na de oorlog kon ze aan vervolging ontsnappen door te emigreren naar de Verenigde Staten. Daar huwde ze in 1962 met Fred Rinkel, een Duitse Jood wiens familie in de Holocaust was omgekomen. Jarenlang kon Huth haar duister verleden voor iedereen verborgen houden. Pas na de dood van haar man, in 2004, kwam de waarheid aan het licht. Twee jaar later werd ze, mede onder druk van het ‘Simon Wiesenthal Center’, de VS uitgezet om aan de Duitse autoriteiten overgeleverd te worden. Tot een proces is het ook bij haar echter nooit gekomen. Huth wist te vluchten naar Zwitserland waar ze enkele jaren later overleed.
Karl Gebhardt (1897-1948), een engel des doods
In 1924 studeerde Karl Gebhardt aan de universiteit van München af als geneesheer. Bij de opkomst van het naziregime sloot hij zich aan bij de SS en werd al snel benoemd tot persoonlijke lijfarts van Heinrich Himmler. In Ravensbrück, en later in Auschwitz, ging hij zich op beestachtige wijze te buiten aan medische experimenten en chirurgische ingrepen. Zo amputeerde hij bij verschillende gevangenen nodeloos ledematen in een krankzinnige poging om die nadien bij Duitse soldaten die aan het front een arm of been hadden verloren, terug aan te hechten. Gebhardt werd na de oorlog in Neurenberg ter dood veroordeeld voor oorlogsmisdaden en misdaden tegen de menselijkheid.
Herdenkingsmonumenten in Brussel en Amsterdam
In het George Henripark aan de Meudonsquare in de Brusselse gemeente Sint-Lambrechts-Woluwe werd in 2000 een beeldhouwwerk onthuld als eerbetoon aan de vele vrouwen en kinderen die tijdens de Tweede Wereldoorlog in Duitse concentratiekampen gestorven zijn. De sculptuur is een creatie van de architect Thierry Gonze en werd vervaardigd door de beeldhouwster Thérèse Chotteau. Het sobere en ingetogen kunstwerk stelt een vrouw voor die met haar arm een tegen haar lichaam aangedrukt kind beschermd. Op het beeld staat een citaat te lezen uit een brief van de dichteres Marguerite Bervoets die op acht augustus 1944 in Wolfenbüttel door de nazibeulen werd onthoofd:
“Ik ben gevallen opdat de Belgische hemel zuiverder zou zijn, opdat zij die na mij komen in vrijheid zouden kunnen leven zoals ik dat graag wou. Heb nergens spijt van en ik denk aan uw kinderen die morgen vrij zullen zijn.”
Ook op het Museumplein in Amsterdam staat een monument ter nagedachtenis van de slachtoffers die in Ravensbrück zijn omgekomen. Het werd ontworpen door Joost van Santen die het samen met de beeldende kunstenaars Frank Nix en Guido Eckhardt realiseerde. Op het monument staat volgend opschrift te lezen:
“Voor haar die tot het uiterste neen bleven zeggen tegen het fascisme”.
Een later toegevoegde gedenkplaat vermeld:
“Ter nagedachtenis aan de negentigduizend vrouwen en kinderen en de twintigduizend mannen die in het concentratiekamp Ravensbrück zijn omgebracht”.
Ook interessant: Ravensbrück in interviews
Boek: Ravensbrück – Geschiedenis van het concentratiekamp voor vrouwen
Boek: KL – Een geschiedenis van de naziconcentratiekampen