Negentiende algemene kerkelijk concilie. Het Katholieke antwoord op de Reformatie.
In 1517 deed Maarten Luther zijn beroemde “thesenanschlag”. Daarmee begon de zogenaamde Reformatie, een hervormingsgezinde beweging binnen het christendom met tal van verschillende aftakkingen, zoals het lutheranisme en het calvinisme. De Reformatie deed de Rooms-katholieke kerk op haar grondvesten daveren.
Een sterk en breed gedragen antwoord was nodig: in 1545 werd het universele concilie van Trente bijeengeroepen door paus Paulus III, onder sterke druk van Karel V, de keizer van het Heilige Roomse Rijk. De Reformatie was namelijk op zijn grondgebied uitgebroken. De belangen van de Habsburgse keizer en zijn opvolgers waren doorheen het concilie een belangrijke factor.
Met het concilie bood de Katholieke Kerk een antwoord op de verschillende doctrinaire en disciplinaire vraagstukken die de Reformatie had opgeworpen. Het herbevestigde en versterkte haar gezag en haar geloofsleer, eerder dan te verzoenen met de protestanten.
Van Luther naar Trente
‘Sola fide, sola scriptura’ was Luthers slagzin: ‘enkel geloof, enkel het schrift’. Daarmee bedoelde hij dat de mens en zijn handelen enkel door God beoordeeld konden worden door de goddelijke genade zelf – en dus niet via aflaten (het afkopen van zonden) – en dat de krijtlijnen van het christelijk geloof uitsluitend via grondige studie van de Bijbel vastgelegd konden worden. Daarnaast zette Luther zich sterk af tegen de hiërarchie binnen de Katholieke Kerk, met name het grote gezag van de paus. Ook wantoestanden zoals bisschoppen die zichzelf verrijkten of priesters die een slechte opleiding hadden genoten, kaartte hij aan.
Maar Luther was lang niet de enige, eerste, noch laatste hervormingsgezinde gelovige op dat moment. Al tijdens de vijftiende eeuw gingen stemmen op om de Kerk in haar geheel te hervormen. Haar sterke hiërarchie, de verschillende misbruiken binnen de diocesen (zoals bisschoppen die niet in hun diocees verbleven, maar er wel rijkelijk werden vergoed) en met name het grote gezag van de paus waren een aantal belangrijke twistpunten waarover reeds decennia voor de Reformatie werd gediscussieerd.
Ook belangrijk in de aanloop naar Trente was het conciliarisme aan het einde van de veertiende eeuw en het begin van de vijftiende eeuw. Dat was een beweging van bisschoppen en kardinalen die van mening was dat het opperste gezag binnen de Kerk niet bij de paus moest liggen, maar bij de gezamenlijke bisschoppen, verenigd in een concilie. Hoewel de paus normaal gezien sceptisch was over het oproepen van zulke vergaderingen, was een breed gedragen algemeen concilie schijnbaar de enige oplossing om het hoofd te bieden aan zowel de hervormingsgezinde krachten binnen de Kerk, als de protestantse tegenhangers die zich hadden afgesplitst.
De eerste zittingsperiode (1545-1547)
In 1545 werd het concilie eindelijk geopend door paus Paulus III. De keuze voor de locatie had wat voeten in de aarde gehad. Aanvankelijk was de paus, onder druk van Karel V, bereidwillig om een protestantse delegatie uit te nodigen op het concilie. Die eisten een concilie ‘in Germaanse landen’. De paus vreesde echter een te grote invloed van de keizer indien het concilie in het Heilige Roomse Rijk zou worden georganiseerd. Trente was dus een compromis: het lag dan wel op het grondgebied van de keizer, maar aan de zuidelijke kant van de Alpen, en dus toch in katholiek- en pausgezind gebied.
Aanvankelijk was de opkomst van bisschoppen en vertegenwoordigers van de grote Europese vorstendommen zeer gering, al steeg die een beetje gedurende de zittingsperiode. De vertegenwoordiging was daarnaast ook disproportioneel Italiaans, Spaans en Portugees. De Noord- en Centraal Europese bisschoppen, met name de Franse, waren sterk ondervertegenwoordigd.
De verschillende sessies van het concilie werden steeds voorafgegaan door zogenaamde algemene congregaties. Daarin bediscussieerden bisschoppen, kardinalen en koninklijke afgevaardigden onderling de decreten alvorens ze officieel werden bekrachtigd in de sessies. Aan elk van die discussies ging een bijeenkomst van theologen en canonici vooraf, die voor de nodige duiding zorgden. Enkel bisschoppen, kardinalen en afgevaardigden van de Europese vorsten hadden stemrecht.
Deze eerste zittingsperiode zorgde voor een aantal belangrijke decreten. Zo werd, als repliek op Luthers Sola Scriptura-principe, vastgelegd dat de goddelijke waarheid te vinden is in twee bronnen: de Bijbel in de eerste plaats, en de ‘ongeschreven tradities’ anderzijds. Naast Luther hadden nog vele anderen, zoals de humanist Erasmus, ook pogingen ondernomen om geactualiseerde Bijbelvertalingen te maken. In Trente werd besloten dat de in het Latijns geschreven Vulgaat van Hieronymus als standaardvertaling zou dienen. Andere vertalingen moesten eerst worden goedgekeurd door de paus, alvorens ze konden worden gebruikt. Daarnaast moest ieder geschreven religieus boek tout cours de goedkeuring van een bisschop hebben om gepubliceerd te mogen worden.
Het concilie herbevestigde daarnaast de leer van de zeven sacramenten – Luther erkende enkel de doop en het avondmaal – en verwierp Luthers Sola fide: niet enkel Goddelijke genade, maar ook menselijke verdiensten (aflaten inbegrepen) droegen bij tot de zielenheil van gelovigen.
De Bologna-pauze en de tweede zittingsperiode (1547-1562)
Omwille van militaire spanningen werd het concilie op aansturen van de paus naar Bologna verplaatst. Die keuze viel echter niet in goede aarde bij Karel V, want Bologna lag niet meer op zijn grondgebied. Het concilie werd daarom enkele jaren opgeschort. Na vier jaar werd het concilie voortgezet, deze keer met andere paus als oproeper, Julius III, maar opnieuw in Trente.
Vooral onder grote druk van de keizer – die hoopte op een mogelijk verzoening met de protestanten, om zo de interne strubbelingen in zijn rijk te beteugelen – werd een protestante delegatie uitgenodigd op het concilie. Al snel werd duidelijk dat die poging tot toenadering op niets zou uitdraaien. Stilaan groeide het besef en de overtuiging dat een verzoening niet mogelijk was. Bijgevolg zou het concilie uiteindelijk vooral leiden tot een versteviging van de eigen overtuiging van de Kerk, met hier en daar wel ingrijpende hervormingen om wantoestanden aan te pakken.
Tijdens deze tweede zittingsperiode werd de geldigheid van de zeven sacramenten opnieuw benadrukt. Daarnaast werd ook bevestigd dat Christus werkelijk aanwezig is tijdens de Eucharistie, in de gedaante van het brood en de wijn. Ten slotte kreeg ook de biecht bijkomende legitimiteit. Met name in de kerken van de Jezuïetenorde zou er in de periode na Trente een gestage groei in de biechtpraktijk ontstaan.
De laatste zittingsperiode en de nasleep van Trente (1562-1563)
Op dit moment in de geschiedenis van het concilie waren de politieke spelkaarten verschoven. Na de godsdienstvrede van Augsburg in het Heilige Roomse Rijk had keizer Karel V zich neergelegd bij het bestaan van de verschillende geloofsovertuigingen. Hij werd als keizer opgevolgd door Ferdinand I, en zijn Spaanse en Nederlandse bezittingen werden doorgegeven aan Filips II. In Frankrijk woedde een binnenlands religieus conflict.
Het concilie werd voor een laatste maal opgeroepen door opnieuw een andere paus, deze keer Pius IV. De besluitvorming verliep stroef. In het halfrond ontstonden de facto twee uiteenlopende ‘kampen’: hervormingsgezinden enerzijds, die meer bisschoppelijke macht beoogden, en de pausgezinde groep anderzijds, die alles bewerkstelligde om het opperste gezag van de paus buiten het bereik van enige hervormingen te houden.
De besluiten in deze laatste bijeenkomst gingen meer over de praktische en institutionele inrichting van de kerk, met name op lokaal vlak. Vooral de bisschoppen en hun bisdommen waren onderhevig aan hervorming: ieder bisdom moest zorgen voor een hoogstaande priesteropleiding, bisschoppen hadden bindende residentieplicht, met voldoende regelmaat zouden diocesane controles worden uitgevoerd om wanpraktijken beter te kunnen signaleren en tenslotte werd ook de praktijk van de aflatenhandel afgeschaft – een kleine tegemoetkoming aan de protestanten.
Trente voerde in algemene zin een uniformisering uit. Eenheid in de liturgie werd bevorderd door het publiceren van een universele Romeinse catechismus en uniforme handleidingen voor priesters. Daarnaast werd er ook een commissie opgericht die zou waken over de al dan niet aanvaardbare inhoud van (religieuze) boeken.
De Katholieke Kerk had zichzelf herpakt. Met deze versterking van haar leer en institutie kon de Kerk beginnen aan wat in de historiografie de ‘contrareformatie’ genoemd wordt. Vanaf Trente werd het gezag binnen de Kerk nog sterker gecentraliseerd. Al werden bisschoppen op lokaal vlak machtiger en daadkrachtiger, de teugels van de Kerk waren na het concilie nog sterker in handen van de pauselijke curia dan ooit tevoren.
Trente en de kunst
De decreten van het concilie van Trente hadden ook een diepgaande impact op het dagelijkse leven van de gelovige Europeaan. Zo verplichte het concilie met nadruk de zondagsmis. Een geleerde Katholieke elite werd gevormd met behulp van de catechismus en de priesterseminaries. Zich sterk afzettend tegen het protestantisme, werd Latijn bevestigd als voertaal van de Kerk.
Niet in het minste in de wereld van kunst en cultuur drongen de decreten van Trente sterk door. In 2013 richtte onderzoekers van de KU Leuven een groot internationaal congres op ter gelegenheid van de 450ste verjaardag van het concilie. Onderzoekers van over de hele wereld toonde er juist die invloed die Trente had op de dagelijkse leefwereld. De weelderige beeldcultuur van de Barok bleek een rechtstreeks gevolg van Trente.
In tegenstelling tot het protestantisme mochten er namelijk wel heiligenbeelden worden gemaakt. Grote kunstenaars, zoals bijvoorbeeld niemand minder dan Rubens, zouden totaal ondenkbaar zijn geweest zonder de invloed van het concilie. Zij werden massaal gesponsord door de Kerk voor haar grootschalige beeldproject.
Ook interessant: De Reformatie: kerkhervorming in de 16e eeuw
…of: Nederlandse paus zocht steun bij Erasmus in strijd tegen Luther
…of: Rubens en de barok van het Noorden
Aangeraden en geraadpleegde literatuur
-Schelkens, Karim, et al. Het Katholicisme in Europa: Een Geschiedenis. Boom, 2018.
-François, Wim, and Soen, Violet. “450 Years Later. Leuven’s Contribution to the Ongoing Historiography on the Council of Trent.” The Council of Trent: Reform and Controversy in Europe and Beyond (1545-1700), Vol. 1: Between Trent, Rome and Wittenberg, Vandenhoeck & Ruprecht; Göttingen, 2018, pp. 7–25.
-Nollet, Kasper. ‘Magister magistrorum: De verhouding tussen kerkelijke en wereldlijke jurisdictie in de Zuidelijke Nederlanden tussen 1600 en 1750’. Onuitgegeven tweedejaarsoefening, KU Leuven, 2020.