Rubens en de barok van het Noorden

8 minuten leestijd
Antonius Willemssens (toegeschreven aan): Hl. Ursula met gevolg, Paderborn, Hoher Dom, Josefskapelle, Oostzijde, Detail © Erzbistum Paderborn, Fachstelle Kunst, Foto: Ansgar Hoffmann
Antonius Willemssens (toegeschreven aan): Hl. Ursula met gevolg, Paderborn, Hoher Dom, Josefskapelle, Oostzijde, Detail © Erzbistum Paderborn, Fachstelle Kunst, Foto: Ansgar Hoffmann

In het Diözesanmuseum Paderborn loopt momenteel de tentoonstelling Rubens en de barok van het Noorden. Hierin wordt de barok als culturele stroming belicht en wordt ingezoomd op de rol die Vlaamse kunstenaars speelden bij de introductie van de barok in Paderborn en omgeving. De bekendste kunstenaar was Peter Paul Rubens (1577-1640).

De barok is een stijl die aan het einde van de zestiende eeuw opkwam in Italië en duurde tot de eerste helft van de achttiende eeuw. Net als de renaissance, ontstaan in de late middeleeuwen, heeft deze stroming liefde voor de oudheid gemeen en portretteert het niet enkel Bijbelse en kerkelijke thema’s, maar ook de mens zelf. De renaissance ging uit van strikte idealen, waardoor het vooral in de latere periode geschikter was voor de elite dan voor een breed publiek. De barok liet de strakke stijlvormen los. Daarnaast was het expressiever; er was ruimte voor emoties. Dit artikel gaat hoofdzakelijk over de schilderkunst, maar de barok had ook invloed op (tuin)architectuur, muziek, literatuur en beeldhouwkunst.

Madonna met Jezuskind en Putti, 1657, Antonius Willemssens (toegeschreven aan), Hoher Dom zu Paderborn, Foto: A. Hoffmann
Madonna met Jezuskind en Putti, 1657, Antonius Willemssens (toegeschreven aan), Hoher Dom zu Paderborn, Foto: A. Hoffmann
In zekere zin verhoudt de barok zich tot de renaissance als later de Romantiek (eind achttiende eeuw, negentiende eeuw) tot de Verlichting (achttiende eeuw). Renaissance en Verlichting gingen uit van strakke idealen, barok en Romantiek boden ruimte aan individuele expressie. Waar de Romantiek een radicale breuk met de Verlichting beoogde (van ratio, algemeen geldende wetmatigheden en toekomstgerichtheid stapte men over naar emotie, uniciteit en (her)waardering van het verleden), lijkt de barok eerder voortgekomen uit de renaissance. Renaissance en barok begonnen beide in Italië.

Verspreiding van de barok

Drie ontwikkelingen droegen bij aan de verspreiding van de barok: de verbreding van de (intellectuele) horizon, de opkomst van absolutistische heersers en de Contrareformatie. De eerste ontwikkeling was eigenlijk al begonnen in de renaissance, toen men naast kerkelijke en Bijbelse taferelen ook mensen en het dagelijks leven ging verbeelden en verspreiden, en zou voortgezet worden tijdens de Verlichting. De geografische verkenning van de wereld en het bestuderen van de natuur hielden hiermee verband. In dit opzicht was de barok vooral een fase binnen een langere ontwikkeling.

Absolutisme is een regeerstijl die opkwam in de overgang van de middeleeuwen naar de vroegmoderne tijd. De middeleeuwen hebben doorgaans een slechte naam, maar afschaffing van het feodalisme betekende niet noodzakelijk dat burgers meer vrijheid en inspraak kregen. Waar de macht voorheen gedeeld werd binnen een hiërarchie van edelen, gingen vorsten (kerkelijk en wereldlijk) nu de macht zoveel mogelijk naar zichzelf trekken. De barok sprak deze vorsten aan, die deze stijl bevorderden. De eerste en de tweede ontwikkeling verklaren waarom ook de (vermoedelijk atheïstische) koning Frederik de Grote (1712-1786) van het protestantse Pruisen in de jaren 1740 zijn zomerpaleis in Potsdam, Sanssouci, in laatbarokke (rococo) stijl liet bouwen.

Een Pruisisch paleis in barokke stijl lijkt haaks te staan op de derde ontwikkeling, de Contrareformatie. Tijdens het kerkelijk Concilie van Trente (1545-1563) werd de leer van de Rooms-Katholieke kerk opnieuw vastgelegd. Dit wordt beschouwd als het begin van de Contrareformatie, het antwoord van de katholieke kerk op de Reformatie. De barok werd beschouwd als geschikter dan de renaissance om beeldende kunst in te zetten als middel om gelovigen terug te winnen op het protestantisme. Alle lagen van de bevolking moesten aangesproken kunnen worden, niet alleen hoger opgeleiden en de betere kringen.

Maria Magdalena: Fragment van de „Kruisiging van Christus“, Anton Willemssens invent Ao. 1656, van het verwoeste zijaltaar van de Paderborner Dom © Diözesanmuseum Paderborn, Foto: Ansgar Hoffmann
Maria Magdalena: Fragment van de „Kruisiging van Christus“, Anton Willemssens invent Ao. 1656, van het verwoeste zijaltaar van de Paderborner Dom © Diözesanmuseum Paderborn, Foto: Ansgar Hoffmann

Kunst: functioneel, geen doel op zich

Een kenmerk van de Romantiek was l’art pour l’art, de gedachte dat kunst een doel op zich moest zijn. Nog steeds wordt bij kunstenaars gedacht aan artistiekelingen die geen enkele concessie zouden moet doen aan hun eigen creativiteit. Vóór de Romantiek zou dat verbazing hebben gewekt. Schilders en beeldhouwers werden eeuwen, misschien duizenden jaren beschouwd als ambachtslieden. Geschoolde vakkrachten, dat wel, maar daarom wel werkvolk. Beelden en schilderijen werden gemaakt in opdracht. Tijdens de Europese middeleeuwen konden alleen edelen en bisschoppen zich dat veroorloven. Met de opkomst van de gegoede burgerij en de handel in de late middeleeuwen kwamen daar (rijke) kooplieden bij.

IJdeltuiterij? Dat kan niet uitgesloten worden, maar beeldende kunst was ook – of: vooral? – functioneel. In het oude Rome financierden patriciërs publieke werken, evenementen en kunstprojecten als middel om hun publiciteit – en hun macht, want steun onder de bevolking – te vergroten.

Sinds een kwart eeuw hebben we internet, sinds een halve eeuw de tv, sinds de negentiende eeuw kranten en sinds de zestiende eeuw de boekdrukkunst. Maar zelfs toen de boekdrukkunst was uitgevonden, kon het merendeel van de bevolking niet lezen. Wie een boodschap wilde overbrengen, moest dat visueel doen. Beelden en schilderijen maakten wereldlijke heersers bekend bij de bevolking. In kerken maakten beelden en schilderijen de christelijke boodschap bekend aan de gelovigen. Via beeldende kunst werd gecommuniceerd of, zo u wilt, propaganda bedreven.

Schilders en beeldhouwers waren daarom eerder vaklieden dan kunstenaars. Geschoold, dat wel, en verenigd in gilden. Je moest eerst in de leer en een meesterproef afleggen, voor je werd opgenomen in het gilde. Eenmaal vakman, moest je aan opdrachten zien te komen. Wie betaalde, bepaalde.

Musicerende engel aan het Orgel van de abdijkerk van Corvey, welterbewestwerkcorvey.de, Foto: Kalle Noltenhans
Musicerende engel aan het Orgel van de abdijkerk van Corvey, welterbewestwerkcorvey.de, Foto: Kalle Noltenhans

De functionaliteit van afbeeldingen in de katholieke kerk werd ontkend door de reformatoren, die het afdeden als afgoderij. De Rooms-Katholieke Kerk erkende de propagandistische mogelijkheden van beeldende kunst wel. De impliciete boodschap was: “Protestanten willen een kale kerk, onze kerken zijn wél mooi!”. De barok werd hiervoor geschikt bevonden en gestimuleerd. Dat tijdens de beeldenstorm veel kerkelijke kunst vernield was, veroorzaakte in regio’s die katholiek waren gebleven of opnieuw katholiek waren geworden grote vraag naar vervangende werken.

Barok in de Nederlanden

Niet lang na het uitbreken van de Tachtigjarige Oorlog (1568-1648) viel het zuidelijke deel van de Nederlanden in Spaanse handen. Zo ontstonden de Spaanse of Habsburgse Nederlanden, op den duur België. Het noordelijke deel zou de Republiek der Nederlanden vormen.

De Republiek zou overwegend protestants worden en geen absolutistische vorst krijgen. De Oranjes werden in eerste instantie niet eens koningen, slechts stadhouders. Een erfelijke functie, maar feitelijk ambtenaren/opperbevelhebbers van het leger in dienst van de Staten-Generaal. Dit beperkte in Nederland de invloed van de barok. Schilders als Rembrandt van Rijn en Frans Hals zouden hier elementen van overnemen, buiten de schilderkunst ging het grotendeels aan Nederland voorbij.

Hoe anders was het in wat nu België is. In de zestiende eeuw vond het protestantisme hier ook aanhangers en hadden beeldenstormen plaatsgevonden. Na de Spaanse herovering volgde echter de Contrareformatie. In katholieke kerkgebouwen moesten de beschadigde kunstwerken sowieso vervangen worden. Daarnaast gaven de Spaanse landvoogden opdrachten aan kunstenaars. Het hielp dat in Vlaanderen altijd al veel schilders en beeldhouwers waren geweest.

Antonius Willemssens: Huwelijk van Maria, Paderborn, Hoher Dom, Josefskapelle, Südseite, Detail © Erzbistum Paderborn, Fachstelle Kunst, Foto: Ansgar Hoffmann
Antonius Willemssens: Huwelijk van Maria, Paderborn, Hoher Dom, Josefskapelle, Südseite, Detail © Erzbistum Paderborn, Fachstelle Kunst, Foto: Ansgar Hoffmann

Antwerpen: gered door de barok?

In de zestiende eeuw had Antwerpen zich ontwikkeld tot belangrijke havenstad. Toen aan het einde van de eeuw de spanningen tussen katholieken en protestanten toenamen, werd Antwerpen hier de dupe van. Op 20 augustus 1566 culmineerden antikatholieke woelingen, de Antwerpse beroerten, in een beeldenstorm. Veel katholieken verlieten de stad, tot Willem van Oranje de orde herstelde. November 1574 werd de stad geplunderd door muitende Spaanse huurlingen, de Spaanse furie. In reactie hierop besloot de stad zich aan bij de opstand tegen Spanje en werd het daar zelfs negen jaar het belangrijkste bolwerk van. In 1585 werd Antwerpen heroverd door Spaanse troepen, waarop juist protestanten de stad verlieten, onder andere richting Holland.

Antwerpen ligt niet aan zee. De rivier de Schelde verbindt de haven met de zee. De monding van de Schelde ligt in Zeeland. In 1587 besloot de Republiek daarom de Schelde te blokkeren voor zeescheepvaart. Wellicht was Amsterdam in de Gouden Eeuw nooit zo’n belangrijke haven geworden, als concurrent Antwerpen niet door oorlogshandelingen was uitgeschakeld.

Aan het einde van de middeleeuwen waren Brugge, Gent en Ieper de belangrijkste Vlaamse steden geweest, totdat Ieper geplunderd werd in een oorlog en dat nooit te boven kwam. Hetzelfde had Antwerpen kunnen gebeuren, maar de stad vond zichzelf opnieuw. In de zestiende eeuw had de stad al een groot aantal schilders gehad. In de zeventiende eeuw profiteerde het schildersgilde van de barok en de Contrareformatie, vooral toen de economie zich kon herstellen tijdens het Twaalfjarig bestand (1609-1621). Antwerpse kunst bleek ook gewild in andere Europese landen. De Antwerpse schilders hebben Vlaanderen als het ware economisch gered.

Rubens en de barok

De ouders van Rubens waren in 1568 van Antwerpen verhuisd naar Keulen, om de oorlogshandelingen te ontvluchten. In 1589 keerde zijn moeder, inmiddels weduwe, terug naar Antwerpen, met drie nog levende kinderen, waaronder Rubens. Als patriciërszoon was een opleiding tot schilder eigenlijk beneden zijn stand (nogmaals, andere tijden en andere benadering van kunst). Eenmaal opgenomen als meester in het Antwerpse Sint-Lucasgilde, bood zijn afkomst het voordeel dat hij veel connecties had in betere kringen en dus makkelijk aan opdrachten kon komen.

Van 1600 tot 1608 verbleef Rubens in Italië. In deze periode kon hij de nieuwe Italiaanse ontwikkelingen in de kunst van dichtbij bestuderen. Rubens bleek net zozeer zakenman als kunstschilder. Hij richtte een werkplaats in, waar meerdere medewerkers ieder aan een deel van het schilderij werkten. Hij hoefde zelf dus maar een gedeelte te schilderen van het werk dat hij vervaardigde. Zo kon hij de productie opvoeren. Zijn roem steunt dus net zozeer op zijn aanleg voor organisatie en marketing als op zijn artistieke kwaliteiten.

Paderborn en de barok

‘Katholiek in Paderborn’ geldt in Duitse media als synoniem voor ‘conservatief’. Maar de stad Paderborn werd in de zestiende eeuw overwegend protestants. Aan het begin van de zeventiende eeuw startte de bisschop een campagne om de stad weer katholiek te maken, op den duur met succes. In deze campagne speelde de barok een rol. Wie door het historische centrum van Paderborn, kan veel gebouwen in deze architectonische stijl waarnemen. Voor barokke kunst werd vooral gekeken naar twee steden: Rome in Italië en Antwerpen in Vlaanderen.

In de tentoonstelling in Paderborn wordt uiteraard het leven en werk van Rubens belicht. Meerdere musea, waaronder het Rijksmuseum in Amsterdam en het Museum Plantin-Moretus in Antwerpen, hebben werken in bruikleen gegeven. Daarnaast gaat de voorstelling over de barok als culturele stroming en de invloed daarvan op Paderborn zelf. Rubens is zelf waarschijnlijk niet in Paderborn geweest, andere Vlaamse artiesten wel. In Paderborn gingen veel opdrachten naar zijn stadsgenoten Antonius en Ludovicus Willemssens.

Veel Amsterdammers beschouwen de rest van Nederland als ‘provincie’, voor bewoners van de stad Antwerpen is de rest van Vlaanderen ‘parking’. Qua instelling kan Keulen met deze twee steden worden vergeleken: de rest van de Duitse deelstaat Noordrijn-Westfalen doet er niet toe.

Keulen is een miljoenenstad, Paderborn telt 150.000 inwoners. Stad en Kreis Paderborn liggen in de regio Ostwestfalen ligt. De bewoners hiervan kenmerken zich door hun ingetogen karakter en hun rustige levensstijl. Het contrast met de extraverte Keulenaren kan bijna niet groter. Voor sommigen reden te meer om Paderborn te bezoeken, ook als deze tentoonstelling afgelopen is?

De tentoonstelling Rubens en de barok van het Noorden in het Diözesanmuseum Paderborn nog tot en met 24 oktober 2020.

Recent gepubliceerd

Reageer

Abonneer
Stuur mij een e-mail bij
guest
0 Reacties
Oudste
Nieuwste Meest gestemd
Inline feedbacks
Bekijk alle reacties

Gratis geschiedenismagazine

Ontvang, net als ruim 54.000 anderen, iedere week de gratis nieuwsbrief van Historiek:
0
Reageren?x
×