Conflicten in de CPN (1958)

Verloren illusies
8 minuten leestijd
Henk Gortzak in 1982 (CC BY-SA 3.0 nl - Anefo/Rob Croes - wiki)

Op 3 april 1958 barstte de bom. Vier van de zeven Tweede Kamerleden van de Communistische Partij van Nederland (CPN) werden uit de partij gezet. Het ging om Bertus Brandsen, Frits Reuter, Gerben Wagenaar en Henk Gortzak. Een vijfde Kamerlid, Rie Lips-Odinot kreeg een lichtere ‘straf’: zij werd uit het partijbestuur gezet. Dit vijftal zou ook zijn openbare functies ter beschikking moeten stellen. Dat deden ze niet; ze besloten als een aparte communistische fractie door te gaan in de Tweede Kamer.

Paul de Groot in 1967 (CC0 - Anefp - Ben MErk - wiki)
Paul de Groot in 1967 (CC0 – Anefp – Ben MErk – wiki)
Dit was het slot van een jarenlang conflict binnen de CPN. Aan de ene kant stonden Paul de Groot – de algemeen secretaris en daarmee de machtigste man in de partij – en enkele aan hem getrouwe bestuursleden. Aan de andere kant stonden enkele opposanten die zich – na de onthullingen door Chroesjtsjov over de misdaden van Stalin – begonnen te verzetten tegen de stalinistische verhoudingen in de CPN en tegen de allesbepalende positie van De Groot binnen die partij.

In dit artikel ga ik in op dat conflict en op de rol die Henk Gortzak, een van de opposanten, daarin speelde.

Begin van het conflict

De CPN was na de dood van Stalin (maart 1953) en na de rede van Chroesjtsjov, waarin hij Stalin van ernstige misdaden beschuldigde (februari 1956), een stalinistische partij gebleven. Er had wel een discussie plaatsgevonden over de rede van Chroesjtsjov, maar die was weinig diepgaand geweest. De Groot behield samen met zijn vertrouwelingen een ijzeren greep op de CPN.

De concrete aanleiding voor het conflict binnen de CPN was het plan van De Groot om de vakbond EVC (Eenheids Vakcentrale), een aan de partij verbonden organisatie, op te heffen. Deze bond verloor steeds meer leden en daarmee invloed. De nog resterende leden zouden moeten opgaan in andere vakbonden, met name in het NVV (het sociaal-democratische Nederlands Verbond van Vakverenigingen). De Groot raakte hierdoor in conflict met de EVC-top, onder wie voorzitter Reuter en secretaris Brandsen, die ook lid van het CPN-partijbestuur waren. Andere opposanten binnen het partijbestuur waren Gortzak, Wagenaar en Lips-Odinot. Aan de kant van De Groot stonden enkele jongere bestuursleden, die door hem waren gevormd, die tegen hem opzagen en van hem afhankelijk waren; mensen als Marcus Bakker en de gebroeders Jaap en Joop Wolff. Door het autoritaire optreden van De Groot kreeg het conflict naast een organisatorisch ook een persoonlijk karakter.

Gortzak

Autobiografie Henk Gortzak Bron: eigen foto.
Autobiografie Henk Gortzak
Bron: eigen foto.
Henk Gortzak (1908-1989) was een Amsterdamse timmerman die na de oorlog een van de belangrijkste leiders van de CPN werd. Hij was fractievoorzitter van de CPN in de Amsterdamse gemeenteraad (1945-1958) en in de Tweede Kamer (1952-1957). Daarnaast was hij lid van het partijbestuur (1953-1957). Hij stond bekend als een fel debater en was een van de populairste propagandisten in de partij.

In zijn autobiografie Hoop zonder illusies (uit 1985) schreef Gortzak dat hij een overtuigd communist was:

‘Onze wereldbeweging luidde een nieuw tijdvak in. De overgeleverde maatschappelijke verhoudingen werden op hun kop gezet en dat zou tot nieuwe betrekkingen tussen mensen leiden.’

Hij had veel ontzag voor Paul de Groot: ‘We wisten dat De Groot kwalijke kanten had, maar zowel in ’45 als daarna waren we van oordeel dat we hem niet konden missen’, dit vooral vanwege De Groots uitgebreide kennis van de marxistische theorie.

In zijn boek schreef Gortzak wanneer hij voor het eerst begon te twijfelen. Hij kwam, op vakantie in de Sovjet-Unie in 1953, tot de ontdekking dat de situatie daar heel wat minder rooskleurig was dan CPN-partijkrant De Waarheid zijn lezers voorspiegelde. Hij zag bijvoorbeeld in Moskou lange rijen voor de winkels voor eerste levensbehoeften, terwijl er overvloed zou zijn. Na de rede van Chroesjtsjov sloegen de twijfel en de verwarring pas echt toe. Gortzak schreef dat hij Stalin ‘mateloos [had] vereerd’, en nu bleek Stalin een misdadiger te zijn die iedereen die het niet met hem eens was genadeloos uit de weg had geruimd. Dit riep veel vragen op. Was de ideologie (het marxisme-leninisme) fout? Of het communistische politieke systeem? Of was het de persoon van Stalin?

De discussie in de CPN over de rede van Chroesjtsjov was al snel doodgelopen. Het CPN-partijcongres concludeerde in oktober 1956 dat het debat over de fouten van Stalin was afgerond, terwijl een deel van het bestuur een nader onderzoek naar de invloed van het stalinisme in en op de partij nodig achtte. Na het genoemde congres begonnen zich – schreef Gortzak – binnen het bestuur twee groepen af te tekenen: een groep die onvoorwaardelijk achter De Groot stond en een andere groep die twijfels had. Maar die laatste groep was sterk verdeeld.

Uitbarsting van het conflict

Het latente conflict binnen het CPN-bestuur over de destalinisatie van de partij, spitste zich – zoals gezegd – toe op de positie van de vakbond EVC. Gortzak was op zich niet tegen het opheffen van de EVC, maar alleen als zeker was dat de voormalige EVC’ers lid zouden kunnen worden van het NVV. En dat was bepaald niet zeker, omdat het NVV waarschijnlijk geen communisten zou toelaten. Verder vond Gortzak dat de EVC zelf over de eigen opheffing zou moeten besluiten en niet het CPN-bestuur.

Steeds meer EVC’ers, onder wie bestuurders als Reuter en Brandsen, ergerden zich aan de manier waarop het CPN-bestuur zich met de EVC-zaken bemoeide en die naar haar hand probeerde te zetten. En dat had ook z’n weerslag op het CPN-bestuur (waar deze EVC-bestuurders deel van uitmaakten). Regelmatig waren er stevige ruzies. Maar iedere keer kwam het ook weer tot een verzoening. Dat proces herhaalde zich diverse malen.

Begin 1958 liep het conflict uit de hand. En dat terwijl er verkiezingen naderden! De Groot bleef de EVC-bestuurders Brandsen en Reuter aanvallen. Die beten van zich af door middel van een brief aan alle EVC-leden (van 15 februari 1958). Aan de andere kant mobiliseerde ook De Groot steun binnen de EVC.

CPN-fractievoorzitter Marcus Bakker tijdens een debat in de Tweede Kamer (CC0 - Anefo - Bert Verhoeff)
CPN-fractievoorzitter Marcus Bakker tijdens een debat in de Tweede Kamer (CC0 – Anefo – Bert Verhoeff)
Het conflict kwam in maart aan de orde op enkele speciaal georganiseerde vakbondsvergaderingen. Gortzak en Wagenaar, beiden EVC-lid, schaarden zich op zo’n vergadering pal achter Brandsen en Reuter. In hun ogen stuurde De Groot feitelijk aan op een scheuring in de bond. Op 23 maart kregen zij daarover tijdens een kadervergadering in het CPN-hoofdkantoor Felix Meritis de volle laag. Marcus Bakker, een vertrouweling van De Groot, beschuldigde Wagenaar er toen van al sinds de oorlog een agent van de Britten te zijn geweest. Het ging er zo hard aan toe dat Gortzak en Wagenaar zich afvroegen of ze ‘nog wel heelhuids zouden thuiskomen’.

Voor hen was er na die kadervergadering iets gebroken. Eind maart schreven ze elk een brief aan het partijbestuur waarin ze aangaven niet meer aan de bestuursvergaderingen te willen deelnemen. Maar ze hoefden niet zelf uit de partij te stappen: ‘de partij brak met ons’. Op de eerstvolgende bestuursvergadering, op 2 en 3 april 1958, royeerde het CPN-bestuur de opposanten (aangeduid als de ‘rechtse groep’): Gortzak, Brandsen, Reuter en Wagenaar. Lips-Odinot werd uit het partijbestuur gezet. Zij zouden hun openbare functies ter beschikking moeten stellen.

Het vijftal weigerde echter de Kamerzetels op te geven. Op 15 april legde Gortzak namens de groep van vijf een verklaring af in de Tweede Kamer. De nieuwe groep wilde een platform bieden voor ‘al de communisten, zowel die lid van de partij zijn als die, welke door deze ontwikkeling uit de partij zijn getreden.’ Daarmee ontstond feitelijk een tweede communistische fractie. Twijfel aan het communisme had hij niet, zei Gortzak:

‘Want wat de fouten en gebreken van enkele personen in de huidige partijleiding van de CPN ook mogen zijn, de toekomst behoort aan het communisme’.

Hij was en bleef ervan overtuigd ‘dat ook in ons land het communisme uiteindelijk zal zegevieren’.

Ook na het royement ging de lastercampagne tegen de vijf door. Het dieptepunt was volgens Gortzak de publicatie van het rapport ‘De CPN in oorlogstijd’ (november 1958). In dat rapport – geschreven door Marcus Bakker, op aangeven van De Groot – stond dat Wagenaar, Reuter en Brandsen zich…

‘…hebben […] ontpopt als werktuigen van het imperialisme, die de “communist” gespeeld hebben zonder het ooit in werkelijkheid te zijn’.

‘Bewezen’ werd dat het genoemde drietal al tijdens de Tweede Wereldoorlog verraad had gepleegd. Dat was een beproefd communistisch recept: je deugt nu niet, dus heb je nooit gedeugd.

Het royement had ook consequenties in de privésfeer. Gortzak vond het schokkend dat zelfs trouwe vrienden (partijleden) hem en zijn vrouw meden als de pest; ieder contact werd verbroken. Zijn zoon Wouter werd ontslagen bij de CPN-uitgeverij Pegasus; die was de zoon van een verrader. Ook dat was een beproefd communistisch recept: uit de partij betekende dat ook alle andere banden werden verbroken.

Hoe ging het verder met Gortzak?

Logo van de Pacifistisch Socialistische Partij (PSP)
Logo van de Pacifistisch Socialistische Partij (PSP)
Henk Gortzak bleef zoals gezegd in 1958 lid van de Tweede Kamer. Na de verkiezingen van 1959 was dat afgelopen. De Brug-groep, waarvoor hij kandidaat stond en die vooral bestond uit voormalige CPN’ers, behaalde geen enkele zetel. Gortzak keerde daarop terug naar zijn oude beroep, dat van timmerman, dat hij sinds de eerste helft van de jaren veertig niet meer had uitgeoefend. Hij bleef in beperkte mate politiek actief, voor de uit de Bruggroep voortgekomen Socialistische Werkers Partij (SWP). Toen die partij geen succes werd stapte Gortzak over naar de Pacifistisch Socialistische Partij (PSP). Hij vervulde diverse functies voor die partij en kwam zelfs terug in de Tweede Kamer, van 1969 tot en met 1971. In 1973 nam hij, om gezondheidsredenen, afscheid van de actieve politiek.

Tot slot

In 1956 na Chroesjtsjovs rede, waren er voor het eerst mensen in de CPN die – heel voorzichtig – het stalinisme ter discussie begonnen te stellen, ook in hun eigen partij. Dat betekende hun einde binnen de partij, want voor De Groot stond twijfel gelijk aan capitulatie en verraad.

Paul de Groot, een behendig tacticus, kon het conflict winnen, omdat hij de meerderheid in het partijbestuur had en de partijorganisatie en partijkrant De Waarheid controleerde. Verder had hij de beste contacten in de Sovjet-Unie; zijn optreden kreeg steeds de zegen van Moskou. Waarom verloren de opposanten de interne strijd? Ze waren (te) verdeeld en traden te aarzelend op. En ze waren opgegroeid binnen de stalinistische traditie. Het kostte hen daarom veel moeite om de partij zelf in gebreke te stellen en daarbij de traditionele partijtrouw en partijdiscipline opzij te zetten (de partij had immers altijd gelijk, slechts personen konden falen).

De gevolgen van het conflict voor de CPN waren groot. Bij de Kamerverkiezingen van 1959 ging de partij van 7 (in 1956) naar slechts 3 zetels (van 4,7 naar 2,4 procent).

Henk Gortzak citeerde aan het slot van zijn boek de Russische dichter Jevtoesjenko:

‘We verliezen allemaal illusies, maar sommige mensen verliezen de hoop. De hoop verliezen is tragisch’.

Dat laatste gold niet voor Gortzak; die verloor wel enkele illusies, maar niet de hoop.

~ Jan de Vetten

Dit artikel maakt onderdeel uit van de serie De CPN in de Koude Oorlog

Lees ook: Communistische Partij van Nederland (CPN) – Een korte geschiedenis
Boek: IJzeren Gordijn – De inlijving van Oost-Europa 1944-1956

Bronnen

Bronnen
– Divendal, Joost, Arnold Koper en Max van Weezel (eds.), De moeizame destalinisatie van de CPN. Documentatie over het conflict tussen de CPN en de Bruggroep – toen en nu (Amsterdam 1982).
– Engelen, Dick, De geschiedenis van de Binnenlandse Veiligheidsdienst (Den Haag 1995).
– Gortzak, Henk, Hoop zonder illusies. Memoires van een communist (Amsterdam 1985).
– Gortzak, Wouter, Kluiven op een buitenbeen. Kanttekeningen bij enige naoorlogse ontwikkelingen van het Nederlandse communisme (Amsterdam 1967).
– Stutje, Jan Willem, De man die de weg wees. Leven en werk van Paul de Groot 1899-1986
(Amsterdam 2000).
– Verrips, Ger, Dwars, duivels en dromend. De geschiedenis van de CPN 1938-1991 (Amsterdam 1995).

Verder:
– Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis, Archief CPN.
– De Waarheid (Delpher).

Jan de Vetten is historicus, afgestudeerd in Leiden in 1981. In 2016 promoveerde hij in Leiden op zijn proefschrift: In de ban van goed en fout. De bestrijding van de Centrumpartij en de Centrumdemocraten (1980-1998). Het boek is uitgegeven bij Prometheus, Amsterdam. Momenteel doet hij onderzoek naar de omgang met en bestrijding van links- en rechts-radicale partijen.

Recent gepubliceerd

Reageer

Abonneer
Stuur mij een e-mail bij
guest
0 Reacties
Oudste
Nieuwste Meest gestemd
Inline feedbacks
Bekijk alle reacties

Gratis geschiedenismagazine

Ontvang, net als ruim 54.000 anderen, iedere week de gratis nieuwsbrief van Historiek:
0
Reageren?x
×