Groot-Brittannië ontwikkelt blokkadeplannen tegen Duitsland
Wat was toch de reden van de veranderende Britse houding ten opzichte van Duitsland? We nemen de lezer daartoe even mee terug in de tijd. Het was begin 1900 en de Britse regering begon zich zorgen te maken over de snel groeiende economische macht van Duitsland. Dit land maakte een enorme industriële ontwikkeling door en begon meer en meer te penetreren in markten die voorheen exclusief door de Britten werden beheerst.
Engeland, dat vanuit de door haar gekolonialiseerde landen een stroom van goedkope produkten en grondstoffen kreeg aangevoerd, begon zich af te vragen wat er zou gebeuren als deze toevoer, als gevolg van de Duitse concurrentie zou indrogen en vooral ook als deze toevoer geheel zou worden afgesneden, bijvoorbeeld tijdens een oorlog.
Het was ook in die tijd dat er geruchten gingen dat Duitsland haar marine nog verder wilde uitbouwen en dit werd door de Britten als een regelrechte bedreiging gezien. De Britse marine kreeg nu opdracht na te gaan wat de gevolgen voor het land zouden zijn als het de Duitsers inderdaad zou lukken de toevoer van goederen tegen te houden en hoe zo’n ramp zou kunnen worden voorkomen. (59)
De studie die de Royal Navy uitvoerde toonde aan dat zo’n blokkade desastreus zou zijn. Tegelijkertijd berekende men echter dat de economische tegenstander Duitsland, zelf nog veel afhankelijker was van open aanvoerlijnen voor de grondstoffen die zij nodig had om het productieproces te kunnen voortzetten. De conclusie was dan ook dat een volledige blokkade van Duitse havens in oorlogstijd, het wapen zou zijn waarmee men Duitsland op de knieën kon dwingen.
De Britse majoor Hankey, terzijde gestaan door admiraal Fisher, Lord Esher en de First Lord of the Admiralty, Reginald Mackkenna, ontwierpen daarop een economisch blokkadeplan waarbij de Britse marine, toen nog de sterkste ter wereld, de hoofdrol werd toebedacht. (60) Dat dit plan lijnrecht in ging tegen de door de Britten zelf mede opgestelde internationale zeewetten en ook moreel niet aanvaardbaar was (het was de eerste keer dat men de civiele bevolking officieel als oorlogsdoel koos) werd erkend, maar als noodzakelijk aanvaard. (61)
Het marineplan, dat door de opeenvolgende regeringen werd bestudeerd en aanvaard, vond zijn definitieve vorm in 1909 toen het door het ‘Imperial Defence Committee’ tot officiële strategie werd verheven. (62)
Door dit plan te aanvaarden hoopten sommigen dat een grote landoorlog met Duitsland zou kunnen worden voorkomen. (63)
Ter zee voelde men zich oppermachtig en zeker in staat zo’n blokkade met succes uit te voeren. Uiteraard lekte er het een en ander van de Britse plannen naar buiten uit en ijlings begon de Duitse regering zelf een onderzoek naar de gevolgen van een Britse blokkade in oorlogstijd. De uitkomst was grofweg gelijkluidend aan die van het Britse onderzoek, namelijk dat zo’n blokkade voor het Duitse Rijk dodelijk zou zijn. Deze conclusie was koren op de molen van admiraal Tirpitz en andere voorstanders van een sterke Duitse vloot. Tirpitz was van mening dat Duitslands marine zo sterk moest zijn dat het voor Engeland onaantrekkelijk werd haar blokkadeplannen door te zetten en voor deze gedachte ontving hij brede steun.
Het is het Duitse vlootbouw-programma geweest dat zo vaak genoemd wordt als een van de oorzaken van de wereldoorlog maar bij nadere bestudering lijkt dat toch een wat te gemakkelijke aanname. Wij komen hier nog nader op terug.
Groot-Brittannië start bewapeningswedloop met Duitsland
Rond 1906 kwam Engeland zelf met een formidabele uitbreiding van haar zeemacht door het gereedkomen van de eerste “Dreadnought”, een geheel nieuw type slagschip dat alles wat er op dat moment aan oorlogsschepen bestond, ver achter zich liet. Engeland verzekerde met dit schip haar positie als machtigste zeemacht ter wereld, voor jaren.
Men begreep wel dat zo’n uitbreiding van de Britse vloot tot reacties zou leiden. Zelfs Britse
Conservatieve kringen erkenden later dat met de bouw van deze “Dreadnought” een verscherpte wapenwedloop met Duitsland moest ontstaan. (64)
De Britten stelden nu voor om op de ‘Tweede Haagse Conferentie’ tot een soort ontwapenings-overeenkomst te komen en dienden zelfs voorstellen in tot verkleining van de Britse vloot. Dit, op het eerste gezicht, positieve voorstel bleek echter nogal misleidend. Engeland kon het zich, na de bouw van de ‘Dreadnought’ veroorloven een aantal verouderde schepen af te voeren of, zoals admiraal Fisher stelde:
‘we are on the threshold of a new era in naval-construction. Until the new ships are in commission, we have plenty of the old ones to fight with’.
Hoewel het best mogelijk is dat het ontwapenings-voorstel door de Liberalen welgemeend was, er waren felle debatten in het parlement en de ministerraad aan vooraf gegaan, bleek men de realiteit van de voorstellen toch niet erg duidelijk te hebben ingezien.
Die realiteit was dat iedereen kon begrijpen dat Engeland het zich veroorloven kon gedurende enige tijd geen- of minder schepen te bouwen en/of (verouderde) schepen af te stoten. Door het gereedkomen van de “Dreadnought”, had dit voor het land geen enkel serieus gevolg. Dit werd later door Grey toegegeven toen hij stelde dat:
‘we have reached the turning point and there is a prospect that the expenditure can be reduced considerably without sacrificing national safety’. (65)
Het is dan ook niet geheel onbegrijpelijk dat Duitsland zich tegen het Britse plan verzette, instemming daarmee stond immers gelijk met het aanvaarden van een voortdurende en grote achterstand ten opzichte van Engeland.
Men zag het ‘limitation’ voorstel als een poging druk op Duitsland uit te oefenen en de argwaan werd nog groter toen men in september van dat jaar ook nog geconfronteerd werd met berichten over het Brits-Russische verdrag dat men, terecht, als het begin van een ‘entente’ zag.
Ook de Duitse regering begon zich nu echt zorgen te maken en deze bezorgdheid werd steeds verder versterkt, vooral ook toen, na de Brits-Russische overeenkomst van 1907, op 25 mei 1908 de Franse president een officieel bezoek aan Engeland bracht en de Franse pers plotseling ging aandringen op het instellen van de dienstplicht in Engeland.
Ronduit gealarmeerd raakte men echter toen in datzelfde jaar de Britse koning een ontmoeting had met de tsaar en zich in zijn gevolg admiraal Fisher en maarschalk French bevonden. Hoge militairen neemt men meestal niet voor de grap mee en de Duitsers vermoedden dat er nu ook over een militair verdrag tussen beide landen werd gesproken en het waren bepaald niet alleen de Duitsers die er zo over dachten.
Ook in Engeland zelf raakte men in bepaalde kringen verontrust getuige een artikel in ‘The Nation’:
‘Grey sees the risk to European peace from German ambitions and he raises against that danger barrier behind barrier and after insurance, reinsurance. He seems to be nervously seeking for Allies on the Continent. A more dangerous policy than his of isolating a formidable and alert power, it would be hard to conceive. Such preparations against the “inevitable” war tend to realize the fear that has become an obsession’. (66)
Het was dus niet alleen Duitsland dat vond dat men bezig was het land te isoleren. Veel Britten dachten daar net zo over en feitelijk had Grey dit ook voor ogen toen hij stelde dat een combinatie van Engeland, Frankrijk en Rusland uiteindelijk in staat zou zijn Duitsland te domineren. (67)
Er was nog meer kritiek op de politiek van Grey en op de steeds toenemende defensie-uitgaven. Op 8 maart 1908 stelde de redactie van de “Albany Review” het verbazingwekkend te vinden dat een Liberale regering in vredestijd ruim 60 miljoen Pond Sterling aan defensie besteedde, terwijl de Imperialistische regering onder Lord Salesbury, kans had gezien 20 miljoen Pond minder uit te geven in oorlogstijd. (68) Grey trok zich van dit alles weinig aan.