Dark
Light

De Britse rol bij het ontstaan van de Eerste Wereldoorlog

81 minuten leestijd

Groot-Brittannië sluit een marineverdrag met Frankrijk

Was 1906 achteraf een belangrijk jaar in het proces dat uitmondde in de Eerste Wereldoorlog, 1912 werd zo mogelijk nog belangrijker omdat in dat jaar de neutraliteitsgedachte door Engeland definitief werd losgelaten. Op 16 juli 1912, dus na het mislukken van de Haldane missie, sloten Frankrijk en Rusland naast het al sinds 1894 bestaande militaire verdrag, nu ook een marineverdrag waarbij Frankrijk toezegde al haar schepen in de Middellandse Zee te stationeren teneinde zo de Italiaanse en Oostenrijkse vloten te neutraliseren.

Dit zou echter wel tot gevolg hebben dat Frankrijk haar eigen Noordzeekust onbeschermd achter liet. Frankrijk kon deze afspraak echter maken omdat Engeland terzelfder tijd praktisch haar gehele Middellandse Zee-vloot naar de Noordzee overplaatste waarbij Frankrijk er op rekende dat Engeland in geval van een Duitse aanval op Frankrijk, de verdediging van de Franse kust op zich zou nemen. (133)

Sergej Sazonov, de Russische minister van Buitenlandse Zaken
Sergej Sazonov, de Russische minister van Buitenlandse Zaken
Deze afspraak tussen de Franse- en Britse marine bracht de Russische minister van Buitenlandse Zaken, Sazonov, er toe een maand later Londen te bezoeken waar hij de toezegging kreeg dat in geval van oorlog met Duitsland, de Britse vloot ook de Oostzee-kusten zou beschermen. (134) Daarbij maakte Grey wel het voorbehoud dat de Britse vloot niet in de Oostzee zou worden gestationeerd omdat deze een natuurlijke val vormde en daarom niet voor een langdurig verblijf geschikt was.

Het terugroepen van de vloot uit de Middellandse Zee had uiteraard grote gevolgen. Met een sterke Russische vloot in de Zwarte Zee, de gehele Franse vloot in de Middellandse Zee en de machtige Britse zeestrijdkrachten geconcentreerd in de Noordzee ter bescherming van de Britse- en Franse kusten, waren de marines van de drie bondgenoten zo efficiënt en sterk mogelijk verdeeld en was men ter zee nu gereed voor het ‘grote gebeuren’.

Het was Churchill, nu in zijn nieuwe positie van ‘First Lord of the Admiralty’ die het verplaatsen van de Middellandse Zee-vloot, tegen de zin van een aantal leden van het Kabinet en de ‘CID’ van harte ondersteunde en deze ook doorzette. Veldmaarschalk Wilson schreef hierover in zijn memoires:

‘He, Churchill, at all events, is alive to the German danger. The decision to do this (de verplaatsing) was come to by Churchill and the Admiralty without permission of the Cabinet and without discussion by the Committee of Imperial Defence”. (135)

Deze bewering was overigens niet geheel juist want op 4 juli 1912 werd de kwestie uitgebreid in de ‘CID’ besproken waarbij besloten werd dat er toch enige oorlogsschepen in de Middellandse Zee zouden achterblijven (de zogenaamde “Malta-optie”)

Deze beslissing werd genomen na een stortvloed van kritiek op Churchill’s voorstellen, met name van het ministerie van Oorlog, van Buitenlandse Zaken en Koloniën. Uiteindelijk werd de beslissing toch uitgevoerd en men deed daarbij alsof het om een autonome Britse maatregel ging. Opnieuw werden ook deze afspraken met Frankrijk voor het Parlement geheim gehouden en dit werd mogelijk door ze in de vorm van een ‘persoonlijke’ briefwisseling vast te leggen zodat er geen sprake was van een formeel verdrag dat anders aan de goedkeuring van het parlement onderhevig was geweest. (136)

Hoewel Churchill zoals gezegd, zelf de beslissing nam de Middellandse Zee-vloot te verplaatsen deed hij het, jaren na de oorlog, in zijn memoires voorkomen alsof dit door anderen werd besloten. Hij suggereerde zelfs dit zeer onverstandig te hebben gevonden. (137)

Churchill was overigens niet de enige politicus die zijn memoires gebruikte om de loop van de geschiedenis wat in een – voor hem zelf – positieve richting te verschuiven. Ook minister-president Asquith gebruikte zijn memoires nogal flexibel. In zijn boek ‘The genesis of the War’ schreef hij over de Britse vlootverplaatsing:

’France undoubtedly felt that she could calculate upon our vetoing any attack by sea upon her coasts and that’s what actually happened. At a critical phase in august 1914, we let the French Government know that (without in any way committing ourselves to go to war on the side of France) we should not allow the German fleet to attack her northern ports’. (138)

Men kan zich afvragen hoe, na te hebben erkend dat de Britse neutraliteit in feite was opgeheven en de Britse vloot in de Noordzee ter beschikking van Frankrijk was gesteld, Asquith toch kon blijven volhouden dat Engeland nog steeds de handen ten aanzien van Frankrijk vrij had.

Juni 1914, Brits-Franse militaire oefeningen bij Amiens

Hoe het verder ging beschreven we al eerder in dit hoofdstuk. Grey moest in 1912 toegeven dat er wel degelijk geheime besprekingen met Frankrijk waren gehouden maar hij ontkende elke verplichting. Hij werd daarop gedwongen schriftelijk een en ander aan Frankrijk te bevestigen en gerustgesteld ging het Kabinet daarna weer aan het werk. Grey en de zijnen echter ook.

Niet alleen werden de militaire besprekingen onverminderd voortgezet en verplichtte Engeland zich in 1912 zelfs tot bescherming van de Franse kusten door de Royal Navy, de besprekingen werden nu ook uitgebreid met complete mobilisatie-stafoefeningen in Amiens waarbij Britse en Franse officieren samen het sinds 1911 opgestelde vervoerschema van Britse soldaten naar hun bestemmingen aan het front, tot in detail controleerden. (139)

Deze oefeningen werden wederom herhaald in juni 1914, enkele weken voor het uitbreken van de oorlog dus en het was ook tijdens deze laatste oefeningen dat de Britse Marine de door haar opgestelde plannen, waarbij de havens van inscheping en ontscheping, het aantal deelnemende schepen, de benodigde bemanningen en de precieze ontschepingtijden, die dienden aan te sluiten op de vertrektijden van de Franse troepentransport-treinen, gereed had zodat ze in het totale plan konden worden geïntegreerd. (140)

Het is interessant te lezen wat de Britse generaal Radcliffe hierover te vertellen had. Deze beschreef in zijn niet gepubliceerde memoires, de rol van veldmaarschalk Sir Henry Wilson, die volgens hem vanaf 1906 de motor was achter de Brits-Franse samenwerking en hij vertelde dat in 1913 Franse en Britse stafofficieren een proefmobilisatie hielden waarbij het hele spoorwegschema werd uitgeprobeerd. In juni 1914 volgde daarop nog een gezamenlijke “Staff-ride” bij Amiens waarbij alles nog eens uitvoerig werd getest.

De gehele Commission de Ligne inclusief Franse- en Britse officieren, spoorwegtechnici en hun medewerkers in de diverse aanloophavens, namen daarbij hun oorlogsposities in waarna elk mogelijk voorkomend probleem werd uitgeoefend, inclusief de simulatie van versperde spoorwegtunnels, ontspoorde treinen en alternatieve routes. Om te voorkomen dat deze oefeningen uitlekten naar kabinet en pers had men de leiding in handen gegeven van een speciale sectie van het ‘Military Operations Directorate’ (MOD) onder leiding van generaal Harper. Het was deze speciale afdeling die de enige communicatielijn vormde tussen de leiding van de BEF en de Fransen. (141)

Deze informatie kwam pas recent in de openbaarheid toen de zoon van de generaal enige stukken uit zijn nalatenschap publiceerde in een clubblad van geïnteresseerden in de geschiedenis van de Eerste Wereldoorlog, zonder kennelijk te vermoeden dat dit tot dan toe steeds geheim gehouden informatie betrof.
Ook hier werd dus weer een groot deel van het kabinet en parlement in volstrekte onwetendheid gehouden, ja zelfs om de tuin geleid, vooral als men bedenkt dat Grey nog op de elfde juni op een vraag uit het parlement door mr. King, opnieuw antwoordde dat er geen afspraken met Frankrijk waren gemaakt, anders dan die al bekend waren en die de vrijheid van handelen van regering en/of parlement zouden beperken als de keuze om eventueel wel- of niet aan een oorlog deel te nemen, gemaakt moesten worden en hij voegde er aan toe dat er ook geen nieuwe onderhandelingen waren geopend – met wie dan ook – die deze verklaring minder juist zou maken. (142) Het is dan ook niet verwonderlijk dat de historicus Z.S. Steiner verzuchtte:

‘Wat Grey daar beweerde was in essentie wel waar, maar op het zelfde moment doelbewust misleidend’. (143)

Het verdere verloop van de gang van zaken is bekend. Duitsland viel België binnen terwijl Frankrijk zijn troepen op 10 kilometer afstand van de grens had teruggetrokken. Door de Duitse inval ontstond er een schokgolf van verontwaardiging bij het Britse volk. Regering en parlement sloten zich hecht aaneen en Grey kreeg unanieme toestemming om het arme België te hulp te snellen. Binnen twaalf dagen was het Britse leger in Frankrijk en nam daar de afgesproken posities aan de linker flank van het 5e Franse leger in.

Voor Grey waren de dagen voorafgaand aan de Duitse inval van welhaast ondraaglijke spanning. Zou de inval op tijd komen zodat de nog steeds bestaande anti-oorlogsstemming plaats kon maken voor een unanieme beslissing om de kant van Frankrijk te kiezen zodat hij zijn beloften aan dit land kon inlossen? In zijn biografie lezen we:

‘In the last days of july and the first 3 days of August, Grey’s object was to keep the Cabinet and the Party together, not for party reasons but because, if the Liberals split, the country would be divided and the result would be irreparable disaster.
This inspired the anxious care with which he nursed opinion in the Cabinet, avoiding proposals which would have forced on a clash with Lloyd George and the neutralist till the tide of events abroad (de Duitse inval) should sweep away all doubts and Britons had no choice but to say: We are all with you now’. (144)

Aldus geschiedde. Op 3 augustus hield Grey zijn befaamde rede in het Britse Lagerhuis inzake de Britse oorlogsverklaring aan Duitsland nadat dit land België was binnen gevallen. Engeland, zo stelde hij, was volgens het verdrag van 1839 verplicht België te hulp te snellen en zou niet toestaan dat dit kleine dappere land door Duitsland van de kaart zou worden geveegd. Hij gebruikte z’n gehele verbale overtuigingskracht om de Duitse inval als enige werkelijke reden voor de Britse oorlogsverklaring aan te tonen. Henderson schreef later:

‘It was a masterly speech, one of the most masterly ever delivered. Sir Edward actually succeeded in making black seem white to the majority of that House, said what he did not mean and meant what he did not say, built up a structure on no foundation, knocked away the props himself and let it hang dangling in the air.
A masterly speech, the last and greatest achievement of Sir Edwards persuasive eloquence. His evident deep emotion, his undoubted earnestness and sincerity, his certainty that he was right, won him the victory’. (145)

The London Daily News schreef:

‘No one who heard that speech will ever forget it. The last hope was gone. Europe was plunged into the abbyss of war. He rose in a House shaken with the angony of the moment, torn with the bitterest dissensions, the bulk of his own supporters gloomely distrustful of the policy that was sweeping the nations into the general vortex.
It was that speech- and it was his personality- that carried the nation into the war at once and with practical unanimity’. (146)

Deze mening werd gedeeld door de toenmalige Russische ambassadeur in Londen, graaf Benckendorff, die op 6 april 1915 aan Sazonov telegrafeerde:

‘Tijdens de periode van grote onzekerheid waarin het Britse volk en de regering verkeerden, was het Grey, meer dan iemand anders, die het Britse volk de oorlog invoerde. Grey voelde zich daarvoor dan ook persoonlijk verantwoordelijk, geheel los van de verantwoordelijkheid van het Kabinet.’ (147)

Ook Grey zelf geeft in zijn memoires toe dat hij een persoonlijke verantwoording droeg voor de Britse deelname aan de oorlog al voert hij daarvoor uiteraard zijn motieven aan. Als hoofdmotief noemt hij het verdrag met België. “The Treaty” zo zei hij…

‘…is an old Treaty. It is one of those treaties which are founded, not only on consideration for Belgium, which benefit under the Treaty, but in the interest of those who guarantee the neutrality of Belgium. The honour and interests are at least as strong today as in 1870 and we cannot take a more narrow view or a less serious view of our obligations and of the importance of these obligations than was taken in `1870’. (148)

Grey suggereerde verder dat Engeland verplicht was om volgens het verdrag, België te hulp te komen en daarom ook juridisch geen keus had. Ook Lloyd-George verkondigde die mening en stelde:

‘Our honour as a nation is involved in this war because we are bound in an honourable obligation to defend the independence, the liberty, the integraty of a small neighbour that has lived peaceably’. (149)

Tijdens zijn toespraak tot het parlement zei koning George op 18 september 1914:

‘After every endeavour had been made by my government to preserve the peace of the world, I was compelled in the assertion of treaty-obligations deliberately set at naught, and for the protection of the public laws of Europe and the vital interests of my Empire, to go to war’.

De bewering dat Engeland door het verdrag verplicht was België te hulp te snellen werd nog vele malen herhaald. Het gaf de Britten de morele basis en rechtvaardiging om aan de oorlog te gaan deelnemen en was dan ook mede oorzaak van de bijna unanieme instemming van het volk. In werkelijkheid echter bestond een dergelijke verdragsverplichting niet. De ondertekenaars hadden zich verplicht om samen of individueel de neutraliteit van België niet te schenden. Van een verplichting om, indien dat wel zou gebeuren gewapenderhand in te grijpen, was echter geen sprake.

Lord Loreburn, de vroegere Lord Chancellor zei dan ook dat het voor de historische juistheid belangrijk was te vermelden dat Engeland wat dat betreft niet verplicht was in te grijpen, noch door het verdrag van 1839 noch door enig ander verdrag en dat Engeland, samen met Oostenrijk, Pruisen, Rusland en Nederland slechts een overeenkomst had gesloten om België voor eeuwig als een neutrale staat te beschouwen. Engeland verplichtte zichzelf, net als de andere staten dat deden, die neutraliteit niet te schenden maar niet om die te verdedigen als een der andere staten zich daar niets van zou aantrekken. (150) Grey echter deed voorkomen of Engeland die verplichting wel had en gebruikte dit argument dan ook om het Britse volk de overtuiging te geven dat het de oorlog inging met volledige morele- en juridische rugdekking.

Griff nach der Weltmacht - Fritz Fischer
Griff nach der Weltmacht – Fritz Fischer
Hij stelde het voor alsof het niet nakomen van deze (niet bestaande verdragsbepalingen) de Britse eer zou bezoedelen en dat er sprake was van een gerechtvaardigde, ja eerlijke oorlog, ter redding van een weerloos klein land, een oorlog die de gehele Europese beschaving bedreigde.

Het Britse volk was tot in het diepste van de ziel geroerd en schaarde zich als een man achter zijn leiders en dat was natuurlijk een nobel gebaar. Aan Grey’s eerlijkheid werd niet getwijfeld en dat was niet onlogisch. Had hij niet alles in het werk gesteld de vrede te bewaren en op het meest kritieke moment zijn bemiddeling aangeboden? En waren deze pogingen niet op brute wijze door Duitsland afgewezen?

Ook vandaag nog wordt deze vraag door veel historici bevestigend beantwoord. Fritz Fischer gebruikte Grey’s bemiddelingsvoorstellen mede om de schuld van Duitsland aan het ontstaan van de oorlog aan te tonen in zijn beroemde boek ‘Griff nach der Weltmacht’ (151) en alhoewel Zara Steiner, tien jaar later, in haar boek ‘Britain and the origins of the First World War’, Fischer’s theorie voor wat Engeland betreft, betwijfelde (152) en ook andere auteurs onder wie Barnes, Fay en later ook Albertini, Grey’s bemiddelingpogingen in een heel wat realistischer licht plaatsten, bleef het beeld van een – elk voorstel tot behoud van de vrede – afwijzend Duitsland, hardnekkig voortbestaan. Het is daarom dat wij deze voorstellen toch eens wat nader onder de loupe nemen.

Volgende pagina

Hans Andriessen (1937-2022). Eerste Wereldoorlogkenner en auteur van verschillende boeken over de Grote Oorlog. Oprichter van de Stichting Studiecentrum Eerste Wereldoorlog (SSEW).

Gratis geschiedenismagazine

Ontvang, net als ruim 51.000 anderen, iedere week de gratis nieuwsbrief van Historiek:
×