3 – Heemskercken hersteld
In 2010 sloegen restauratoren alarm: de toestand van twee topstukken uit het museum bleek zorgwekkend. Het ging om de portretten van het Alkmaarse echtpaar Andries van Oudshoorn en Wilhelmina Paling, geschilderd door Maarten van Heemskerck. De vernis was vuil en vergeeld. Verf begon los te laten. Ook bleek uit UV-beelden dat de schilderijen in de loop der tijden op vele plaatsen geretoucheerd en overschilderd waren. Dat had de voorstellingen vlekkerig gemaakt en vertroebeld.
Op de noodkreet is direct actie ondernomen. De loslatende verf is zoveel mogelijk vastgezet. Vuil, vergeelde vernis en oude overschilderingen en retouches zijn weggehaald. De kale plekken die hierdoor zichtbaar werden, zijn voorzichtig weer ingevuld (geretoucheerd). De indrukwekkende portretten zijn nu veel beter ‘leesbaar’. Er is meer diepte in de voorstellingen gekomen, de kleuren zijn voller, de figuren levensechter. Andries en Wilhelmina op hun mooist.
De portretten kwamen tot stand op een hoogtepunt in Van Heemskerck carrière: toen hij werkte aan een drieluik voor het hoofdaltaar in de Alkmaarse Grote of Sint Laurenskerk. Dit imposante stuk heeft helaas maar kort in de kerk gestaan: al in 1581 werd het op last van het protestantse stadsbestuur verkocht.
Voor een bodemprijs ging het naar een zekere Albart Nolleman, die het doorverkocht aan de Zweedse koning. Deze liet het in de domkerk van Linköping plaatsen, waar het zich nog steeds bevindt.
4 – Stijlvol servies
Met porselein kon je pronken. Als rijke Alkmaarder móest je de kopjes en schotels uit het exotische China in huis hebben. De Hollandse vraag naar porselein en het aanbod in het Verre Oosten hebben elkaar over en weer beïnvloed. In de serviesstukken uit de collectie van Stedelijk Museum Alkmaar is dat goed te zien.
Zo staat op de rand van een vroege schotel een duidelijk niet-Chinees tulpmotief. Ontleend aan Nederlandse tegeltjes? Tijdens een periode van politieke onrust in China nam de porseleinproductie af. De Nederlanders stapten over op Japans porselein. Anders dan het Chinese serviesgoed had dat gekleurde versieringen. Dit werd Imariporselein genoemd, naar de haven waar het werd verscheept.
Toen de rust in China onder keizer Kangxi terugkeerde, kwam de porseleinfabricage weer op gang. Het blauw-witte Kangxiporselein is technisch perfecter dan het oudere kraakporselein. Maar sinds het aanbod van Japanse producten waren gekleurde versieringen zeer populair. Daarom kocht men eerst in China het blauw-witte serviesgoed en liet dat in Nederland met een kleurige voorstelling beschilderen. Het resultaat heet ‘Amsterdams bont’.
Opvallend is ook de schotel met de ‘Doop in de Jordaan’. Christendom was immers verboden in China. Een mooi voorbeeld van ‘Chine de Commande’: door Chinese pottenbakkers, voor westerse opdrachtgevers.
Bovenstaande teksten zijn afkomstig uit het boekje Schoonheid en Stadstrots, geschreven door Leon A.J.H. Geutjes en verschenen onder redactie van Christi M. Klinkert, conservator van Stedelijk Museum Alkmaar. Eerder bijdragen in deze rubriek zijn op deze pagina te vinden.