Bij uitgeverij Vantilt verscheen recent het boek De kunst van het kleuren 1480-1720 van kunsthistorica Truusje Goedings, over de relatief onbekende geschiedenis van het inkleuren van kaarten en prenten. Een fragment uit dit boek op Historiek:
Atlassen in kleur
In de loop van de zeventiende eeuw groeide Amsterdam uit tot de belangrijkste producent van boeken, kaarten en prenten in Europa. Naar beeldmateriaal en vooral naar kaarten was veel vraag in de snelgroeiende handelsstad aan het IJ. Vakmensen uit binnen- en buitenland zochten emplooi in de eveneens uitdijende grafische nijverheid, waar drukwerk in alle soorten, maten en hoeveelheden vervaardigd kon worden. Decoratie en inkleuring stonden in hoog aanzien en concurrerende uitgevers deden alle moeite elkaar te overtroeven. De firma Blaeu speelde een toonaangevende rol met haar monumentale atlasreeksen.
Blaeu als standaard
De productie van atlassen bereikte kort na het midden van de eeuw een hoogtepunt. Fraai gebonden en met rijkversierde en ingekleurde kaarten werden ze vanuit Amsterdam over de hele wereld verspreid. Mogelijk als gevolg van de kwantiteit en de grote formaten werd de stijl van inkleuren geleidelijk lichter van toon en toepassing. Rond 1640 is die verschuiving voor het eerst te merken in de atlassen van Willem Jansz Blaeu (1571-1638), de grondlegger van het bedrijf. Van meet af had hij zorg gedragen voor het inkleuren van zijn uitgaven, wanneer zijn klanten dat wensten. Alleen grensafscheidingen werden afgezet en de sierlijke, vrij kleine cartouches en legenda werden min of meer vol ingekleurd. Soms zijn ook grote letters in de kaart van kleur voorzien. De titelprenten werden voller afgezet en met goud gehoogd.
Willems zoon en opvolger Joan Blaeu (1596-1673) werd nog belangrijker als werkgever voor afzetters. De inkleuring van zijn Atlas Maior werd in de tweede helft van de zeventiende eeuw een standaard voor het afzetten van cartografie. Blaeu was zich bewust van het belang van visuele prikkels, ‘ter elucidatie en ornement’ van de uitvoerige teksten in zijn atlassen. Zijn kaartbladen werden nooit louter functioneel vormgegeven, er werd ruimte gelaten voor het graveren van royale en rijkversierde cartouches, wapenschilden, sierranden met afbeeldingen en verspreide kleinere figuren. Blaeu wilde dat zijn kaarten een lust voor het oog waren.
Zijn inkleuring was dan ook niet het werk van ‘meestal vrouwen en kinderen’, zoals recent nog werd geschreven. Kleur was geen bijzaak. Klanten die bereid waren vele honderden guldens – meer dan een gemiddeld jaarloon – te betalen voor zijn atlassen moesten waar krijgen voor hun geld. Blaeu kon zich niet veroorloven dat een slechte en onprofessionele inkleuring afbreuk deed aan de kwaliteit van zijn fonds. Kleur was voor hem een bewust middel om zijn kaarten te verduidelijken en het decoratieve effect van zijn producten te versterken.
Blaeu gaf in 1662 de elfdelige Atlas Maior uit op groot of gewoon (of ‘klein’) atlasformaat. In de jaren daarop volgden een Franse (1663), Nederlandse (1665), Duitse (1667) en een onvoltooide Spaanse editie. Al deze atlassen bevatten omtrent zeshonderd dubbelfolio-kaarten, negen tot twaalf titelprenten en drie- tot vierduizend pagina’s tekst waarin nog talrijke prenten waren geplaatst. Het was een atlas die in geen enkele bibliotheek mocht ontbreken.
Blaeu bood zijn atlassen wit aan of met een uitgeversinkleuring, gebonden in de befaamde, solide uitgeversbanden van verguld wit perkament met groene linten en gouden sneden, de zogenaamde Nederlandse ribben- of atlasbanden. Ongekleurd en gebonden was de Atlas Maior omstreeks 1670 verkrijgbaar voor ƒ 330,–, afgezet en gebonden voor ƒ 430,–.
Vergelijking van contemporain afgezette atlassen maakt duidelijk dat Blaeu ze leverde in drie soorten inkleuring met oplopende bewerkelijkheid. Deze inkleuring had in alle drie gevallen een opmerkelijk luxe karakter, omdat de titelprenten van alle delen steeds vol werden afgezet en rijk met goud werden gehoogd. Ook werd in alle drie versies het tekstdeel gelijk behandeld. De illustraties binnen de tekst werden afgezet, maar niet de sierinitialen, grote opschriften, vignetten en drukkersranden. De verschillen tussen de drie vormen van inkleuring zijn vooral op de kaarten te vinden. Bij de meest eenvoudige benadering werden de grensafscheidingen met kleurenlijnen afgezet. Sommige gebiedsbenamingen in kapitalen werden ingekleurd. Cartouches en legenda werden consequent vol en pigmentrijk afgezet, doorgaans heel nauwgezet. Deze eenvoudige inkleuring was eigenlijk al royaal, te meer omdat ze werd toegepast op zeshonderd kaarten. Ze is vooral te vinden in de atlassen op minder groot formaat. Alleen al deze minst bewerkelijke inkleuring maakt Blaeus faam als boekverzorger begrijpelijk.
Een iets luxere inkleuring paste Blaeu toe in zijn atlassen op groot formaat en in present- of opdrachtexemplaren. In deze benadering konden de gebiedsdelen vol worden ingekleurd en de details van bossen, bergen en dergelijke in kleur worden aangegeven. In dat priegelwerk was niet iedere afzetter even bedreven. De derde manier was Blaeus super-de-luxe inkleuring, met op alle kaarten goud en zilver voor de belettering en de versieringen zoals cartouches, legenda en wapenschilden. Deze meest luxueuze benadering werd gereserveerd voor present- of opdrachtexemplaren voor zeer hooggeplaatste personen. Voor hen werd soms een speciaal gedrukt en donkerrood, -blauw of purper geverfd opdrachtblad ingevoegd, met de tekst in gouden letters.
In alle drie benaderingen was de inkleuring nauwgezet, kleurrijk in de cartouches, maar ook geroutineerd. Vooral langs de begrenzingen is een snelle penseelvoering zichtbaar. Blaeu vroeg van zijn kleurders zorgvuldigheid en aandacht, maar de vaart moest erin blijven.
Meer dan eens gebruikte een verzamelaar een Atlas Maior van Blaeu als basis voor een uitbreiding met prenten, kaarten en tekeningen tot een nieuw, uniform gebonden geheel. Ook konden stedenboeken worden toegevoegd, hemel- en zee-atlassen en kaarten van andere uitgevers. Dergelijke verzamelatlassen werden door meesterafzetters wel in hun geheel onder handen genomen, zoals de Atlas Blaeu-Van der Hem. In deze periode, vanaf ca. 1665, bereikte de inkleuring in Nederland haar grootste bloei. Naast atlassen werden talrijke geïllustreerde Bijbels, emblematabundels, prentalbums, topografische werken, boeken over flora en fauna en reisverslagen afgezet.
- Boek: De kunst van het kleuren 1480-1720 – Truusje Goedings
- Tentoonstelling bij het boek: Dirk Jansz van Santen gaf kleur aan de Gouden Eeuw