Op 6 september 1898 kreeg Nederland een nieuwe vorstin: koningin Wilhelmina. De inhuldiging vond plaats in de Nieuwe Kerk in Amsterdam, onder toeziend oog van koningin Emma, die als regentes acht jaar lang het koninklijk gezag voor haar dochter had waargenomen.
Wilhelmina werd in 1880 geboren, als dochter van koning Willem III en diens meer dan veertig jaar jongere echtgenote Emma. Toen ze vier jaar was overleed Wilhelmina’s enige nog levende broer, Alexander, en werd zij officieel troonopvolgster. Vanaf dat moment werd haar opvoeding nog strenger. Emma werd aangesteld als voogd en regentes van Wilhelmina in verband met de hoge leeftijd van Willem III. In 1890 overleed de koning na een kort ziekbed. Emma werd hierna koningin-regentes en daarmee het eerste vrouwelijke staatshoofd van Nederland.
Op 31 augustus 1898 werd Wilhelmina achttien jaar en daarmee kreeg ze ook de bevoegdheid om de regering op zich te nemen. De inhuldiging van Wilhelmina als Koningin der Nederlanden vond een week na haar achttiende verjaardag plaats. Op 5 september arriveerde ze met haar moeder al in Amsterdam en maakte ze een feestelijke rondgang door de stad. De feitelijke inhuldiging vond een dag later plaats. Aan het eind van de ochtend liep de nieuwe koningin vanuit het Koninklijk Paleis op de Dam, gehuld in de beroemde hermelijnen mantel die haar grootvader koning Willem II in 1840 had gedragen, naar de Nieuwe Kerk voor de ceremoniële plechtigheid. Onderwijl luidden de klokken en klonken kanonschoten.
In de kerk legde Wilhelmina vervolgens de eed op de grondwet af en las ze haar inhuldigingsrede voor. Hierin klonk onder meer de overtuiging door dat het koningschap beschouwd moest worden als een door God gegeven opdracht.
Inhuldigingsrede van koningin Wilhelmina:
Mijne Heeren, Leden der Staten-Generaal,
Reeds op jeugdigen leeftijd heeft God Mij door het overlijden van Mijnen onvergetelijken Vader tot den Troon geroepen, dien Ik onder het zoo wijze en zegenrijke Regentschap Mijner innig geliefde Moeder beklom.
Na de vervulling van Mijn achttiende levensjaar, heb Ik de regeering aanvaard; Mijne proclamatie heeft dit aan Mijn dierbaar Volk bekend gemaakt. Thans is de ure gekomen, waarin Ik Mij, te midden van Mijne trouwe Staten-Generaal, onder aanroeping van Gods heiligen Naam, zal verbinden aan het Nederlandsche Volk, tot instandhouding van zijne dierbaarste rechten en vrijheden. Zoo bevestig Ik heden den hechten band die tusschen Mij en Mijn Volk bestaat en wordt het aloude verbond tusschen Nederland en Oranje opnieuw bezegeld.
Hoog is Mijne roeping, schoon de taak, die God op Mijne schouders gelegd heeft. Ik ben gelukkig en dankbaar het Volk van Nederland te mogen regeeren, een volk klein in zielental, doch groot in deugden, krachtig door aard en karakter.
Ik acht het een groot voorrecht, dat het Mijne levenstaak en plicht is al Mijne krachten te wijden aan het welzijn en den bloei van Mijn dierbaar Vaderland. De woorden van Mijnen beminden Vader maak Ik tot de Mijne: “Oranje kan nooit, ja nooit genoeg voor Nederland doen.”
Bij de vervulling van Mijne taak heb Ik Uwe hulp en medewerking noodig, Mijne Heeren, Leden der Volksvertegenwoordiging; Ik ben overtuigd dat Gij Mij die in ruime mate zult verleenen.
Laat ons samen arbeiden voor het geluk en den voorspoed van het Nederlandsche Volk. Dat zij Ons aller levensdoel!
God zegene Uwen en Mijnen arbeid, dat hij strekke tot heil van Ons Vaderland.
Huilende mannen
Het Algemeen Handelsblad schreef een dag later dat de nieuwe koningin de woorden met “krachtige duidelijke stem” had uitgesproken, “nadruk leggend op elk woord” zodat alles tot in de verste hoeken van de kerk te horen was.
“Men kon een speld hooren vallen. Aangrijpend was dit oogenblik; het stokte velen in de keel, wij hebben mannen zien weenen en eere voor hen, zij schaamden zich hun tranen niet.”
Volwassenheid
De nieuwe koningin had, zoals ze zelf later schreef, in de periode voor de inhuldiging “de volwassenheid aanvaard”. In haar memoires schreef ze realistisch dat volwassenheid aanvaarden nog wel even wat anders was dan volwassen zijn:
“Volwassen doen, de regering aanvaarden, betekent nog niet: tot volle wasdom zijn gekomen. Was er enerzijds de illusie van volwassen te zijn, anderzijds was ik mij bewust van een leemte in mijn bestaan, een zeker vacuüm, dat zich heel langzaam, vakje bij vakje en beetje bij beetje, zou vullen. Wat mijn nog ontbrak, was levenservaring, levenswijsheid en een visie op de mogelijke en wenselijke ontwikkeling van Nederland in de naaste toekomst.” (92)
Wilhelm II afwezig
De plechtigheid in de Nieuwe Kerk werd bijgewoond door slechts een paar leden van andere Europese vorstenhuizen. Koningin Emma had bewust weinig vorstenhuizen uitgenodigd, naar verluidt omdat ze haar jonge dochter niet meer wilde vermoeien dan strikt noodzakelijk. In het eerste deel van de biografie van koningin Wilhelmina suggereert historicus Cees Fasseur dat mogelijk ook een rol speelde dat men niet zat te wachten op de aanwezigheid van de Duitse keizer Wilhelm II:
“Zodra de kring iets wijder werd getrokken, had men hem niet kunnen passeren en zou hij zeker hebben getracht zich op de voorgrond te dringen. Bescheidenheid was niet zijn meest in het oog springende deugd.”
Gouden Koets
Ter gelegenheid van de inhuldiging liet de stad Amsterdam een Gouden Koets voor de nieuwe koningin maken, door de Amsterdamse firma Spijker. Het was eigenlijk de bedoeling het rijtuig op de dag van de inhuldiging aan de vorstin te schenken, maar Wilhelmina wilde die dag geen geschenken aannemen. Daarom werd de koets een dag later geschonken. Drie jaar later werd het rijtuig voor het eerst gebruikt, op de huwelijksdag van koningin Wilhelmina en prins Hendrik.
Aansluitend aan de inhuldiging kwam Wilhelmina met de stoet de Amsterdamse kerk uit. Circusdirecteur Oscar Carré maakte hiervan een filmopname, die hij later in zijn circus vertoonde. De beelden behoren tot de oudste filmbeelden van Nederland.
Inhuldiging van koningin Wilhelmina
Kamerleden
Bij de inhuldiging van een nieuwe koning of koningin is het gebruikelijk dat de leden van de Eerste en Tweede Kamer een eed afleggen, waarin men onder meer belooft de rechten van het koningschap te zullen handhaven. Het is een soort hernieuwing van de eed of belofte die de Kamerleden bij hun installatie als Kamerlid aflegden. Bij de inhuldiging van koningin Wilhelmina legden veertien Kamerleden de eed niet af. Onder hen ook de latere premier Abraham Kuyper. Die was überhaupt niet aanwezig in de Nieuwe Kerk. Wilhelmina verdacht de beroemde politicus er later van een calvinistische republikein te zijn.
Memoires van koningin Wilhelmina: Eenzaam maar niet alleen
Bronnen â–¼
– http://www.troonredes.nl/inhuldigingsrede-van-6-september-1898/
– http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010162394
– Het aanzien van het Huis van Oranje (Han van Bree, red.)
– Eenzaam maar niet alleen (memoires koningin Wilhelmina)
– http://resolver.kb.nl/resolve?urn=ddd:010663620