De mythe van de ‘Germaanse dreiging’ die de Romeinse dam deed breken

9 minuten leestijd
Overblijfselen van een castrum bij Belgrado
Overblijfselen van een castrum bij Belgrado (CC BY-SA 3.0 - CrniBombarder - wiki)

Migratie is een heikel thema voor West-Europese politici. Zowel in België (2018) als in Nederland (2023), was het de aanleiding voor zetelende partijen om hun eigen regering te torpederen. Opiniemakers kunnen vaak niet de verleiding weerstaan om voor dergelijke actualiteit naar resonantie te zoeken in het verleden. Enigszins verbaasd las ik dan ook professor Stephan Mols recente stelling over de impact van het migratie op het Romeinse Rijk: ‘[D]e druk van Germaanse barbaren op het rijk bleef (…) toenemen.’ Na Constantijn (306-33) zou de dam vervolgens zijn gebroken. Mols:

De druk van Germaanse stammen als de Goten en de Vandalen was niet meer houdbaar. De Romeinen konden ze niet langer buiten houden.

Dergelijke beweringen negeren decennia aan vakliteratuur in Oude Geschiedenis. Exemplarisch is Barbarian Tides, het boek dat Walter Goffart (emeritus professor geschiedenis Yale) in 2006 schreef om de idee te ontkrachten dat het Imperium in de Late Oudheid overspoeld werd door migraties.

Barbarian Tides - Walter Goffart
Barbarian Tides – Walter Goffart
De eigentijdse bronnen geven een heel ander beeld. Tot het einde der vierde eeuw bleef het Imperium de dominante macht van Europa, waarbij het herhaaldelijk campagnes lanceerde over Rijn en Donau. Onderworpen barbaren deden het immers goed in propaganda, zoals we zien in de muntslag van elke toenmalige keizer. Maar de barbaarse wereld was ook een menselijk grondstoffengebied dat Rome exploiteerde: bij dergelijke razzia’s deporteerde men massaal mensen naar de provincies als arbeidskrachten voor landbouw, veeteelt of zelfs het eigen leger. Maar het kon ook vreedzamer: reeds onder Augustus kennen we gevallen waarbij volledige gemeenschappen toestemming kregen om zich te vestigen op Romeins grondgebied.

Toen in 376 de Gotische gemeenschappen der Greutungi en Tervingi goedkeuring vroegen om zich te vestigen in de Balkan, adviseerde keizer Valens’ kernkabinet om daarop in te gaan. Het betekende immers meer boeren, meer rekruten, en meer belastingbetalers. Migratie betekende inkomsten.

We weten niet precies wat de stammen der ertoe had gebracht om in 376 te verzoeken de Donau te mogen oversteken. Wellicht motiveerde een combinatie van stammentwisten en de eerste berichten over de nadering van de Hunnen over de steppen ten noorden van de Zwarte Zee, de leiders om toestemming te vragen. Er moet nadrukkelijk op worden gewezen dat dit geen massale migratie van alle Gotische stammen is geweest. Sommige gemeenschappen zullen nog vele generaties in hun oorspronkelijke gebieden wonen. De Gotische taal is tot ver in de Vroegmoderne Tijd gesproken op de Krim, zoals we weten uit de getuigenis van de Habsburgse diplomaat Ogier van Busbeek.

De Machtsbalans van het Imperium

De bronnen melden dat al aan het begin van de keizertijd heersers als Augustus, Tiberius en Nero tienduizenden mensen uit het gebied aan de overzijde van de Donau en Rijn in de Romeinse provincies vestigden. De nieuwkomers werden uiteindelijk geassimileerd door de plaatselijke bevolking. Het kan geen kwaad om te beseffen dat etniciteit en identiteit toen net zo complex en divers waren als nu. ‘Romeinen’ en ‘barbaren’ waren geen binair diametraal tegenovergestelde concepten. Of zoals dit grafschrift uit de vierde eeuw (CIL 3576) luidt:

Francus ego cives Romanus miles in armis. “Ik ben een Frank, een Romeins burger, een soldaat onder de wapenen.”

“Geen enkele Romeinse bron heeft ooit beweerd dat haar Imperium in het Westen bezweken is onder de druk van migraties.”

Er waren allerlei mechanismen (van vrijwillige migratie tot gedwongen deportatie) om assimilatie te bewerkstelligen. In de derde eeuw gebeurde dit vaker en vaker. Het Laat-Romeinse Rijk had simpelweg mensen nodig om haar land te bewerken en in het leger te dienen. Het Barbaricum was daarvoor de aangewezen vindplaats.

Een door de toenmalige keizers vaak toegepaste methode was het binnenvallen van het gebied aan de andere kant van de Donau of de Rijn. Gewoonlijk brachten ze de plaatselijke bevolking daar een nederlaag toe en dwongen dan via een verdrag de levering van rekruten af. Het machtsevenwicht was bijna altijd in het voordeel van het Rijk. Bijna alle keizers uit de late derde en de vierde eeuw beeldden de onderwerping van barbaren af op hun munten. Daarmee stuurden ze de boodschap naar rijksonderdanen dat hun belastinggeld goed besteed werd. Maar hoe gevaarlijk waren de Rijn- en Donaugemeenschappen? Vormden zij waarlijk een vloedgolf die elk moment de Romeinse dam kon doen breken?

Laten we twee voorbeelden nemen: de Franken en de Goten.

Constantijn de Grote (Publiek Domein - wiki)
Constantijn de Grote (Publiek Domein – wiki)
Dit waren allebei grote, nieuwe allianties. Ze verschijnen in de derde eeuw voor het eerst in onze bronnen. We lezen over allerlei gewapende conflicten tussen keizerlijke legers en de Franken in de jaren 284-395. Het is veelzeggend dat voor deze volledige periode we slechts weet hebben van één Frankische overwinning. Dat is in 388, niet toevallig door een hinderlaag tijdens een Romeinse burgeroorlog. Om een idee te geven van de schade die het Romeinse Rijk kon aanrichten: als Constantijn de Grote in 332 de Goten verslaat en een verdrag oplegt, duurt het niet minder dan dertig jaar voordat ze weer genoemd worden in de bronnen. Zo lang kon het herstel duren. Het is nodig om stil te staan bij de wreedheid van het geweld dat daarmee gepaard ging. Romeinse bronnen vertellen hoe bij zulke razzia’s keizerlijke soldaten dorpen platbrandden en mensen – ongeacht geslacht of leeftijd – neersabelden.

We moeten ook bedenken dat de grensgemeenschappen in de schaduw leefden van een wereldrijk. Wanneer we na een generatie dus weer lezen over de Goten, is dat omdat ze in 365 soldaten leveren aan een nieuwe Oost-Romeinse keizer uit het huis van Constantijn. Klein probleem: deze Procopius is een usurpator die in opstand is gekomen tegen Valens, die slechts een jaar eerder tot keizer is verheven. In 366 zegeviert Valens, maar hij is nu ziedend op de Goten (die vanuit hun perspectief alleen maar deden wat een keizer van hen verlangde!). Dus trekt Valens ten strijde tegen de Goten.

Een ander probleem: de verschillende Goten ten noorden van de Donau weten inmiddels wel beter dan het op te nemen tegen een keizerlijk leger. Bij elke campagne die Valens eind jaren 360 voert aan de overzijde van de Donau, vindt hij Goten die zich zo veel mogelijk terugtrekken. Hij kan hun dorpen verbranden, maar geen gemakkelijke lauweren winnen. Na een klein gevecht rond 370 houdt Valens het voor bekeken. Hij bereikt een akkoord met een Gotische leider en vertrekt naar de oostelijke grens van het Romeinse Rijk, die altijd de prioriteit heeft. De Donaugrens blijft voorlopig rustig.

De Hunnen als domino-effect?

Dus wat gebeurde er in 376? Wat maakte dat plotseling twee talrijke Gotische formaties vragen te worden toegelaten tot het keizerlijke grondgebied? Is het, zoals de auteurs van sommige Romeinse bronnen beweren, dat de steppe ten noorden van de Zwarte Zee wordt bedreigd door… de Hunnen? Misschien.

Maar: de Hunnen zijn nog niet de tot eenheid omgevormde supermacht die ze zestig jaar later onder Attila zullen zijn. In 376 zijn het gewoon verschillende kleine groepen die zich als nomaden verplaatsen tussen Donau en Kaukasus. Hieronymus vermeldt dat ze rond 395 de Kaukasus oversteken en de Levant binnentrekken! Hunse strijdgroepen zijn op dit moment weliswaar een serieuze bron van ergernis, maar niet het laatantieke equivalent van een Blitzkrieg. Verschillende Hunse groepen verlenen hun diensten aan het Romeinse Rijk en… aan de Goten zelf. Er is uit Europa geen enkele Hunse leider bekend vóór ca. 400.

Solidus met de beeltenis van keizer Valens
Solidus met de beeltenis van keizer Valens (CC BY-SA 4.0 – АНО – wiki)
Zeker, Hunnen die Gotische nederzettingen in het huidige Oekraïne aanvallen, kunnen onrust hebben veroorzaakt. Maar Valens’ razzia’s vormen een veel grotere bron van chaos in het gebied benoorden de Donau. Vergeet niet: er bestaat niet zoiets als “de” Goten, laat staan één verenigd leiderschap. Individuele Gotische gemeenschappen concurreren met elkaar. Op een gegeven moment kunnen Greutungi en Tervingi hebben besloten dat die spanningen voorbij moesten zijn. Ze kunnen, denken ze, net zo goed vragen om zich te mogen vestigen op land in het Rijk als ze toch rekruten moeten leveren. Deze praktijk is al eeuwen gangbaar.

Tussen farce en tragiek

Het jaar 376 had er een kunnen zijn zoals eerdere jaren. De weg naar de slag bij Adrianopel was echter een tragedie die bij bijna elke stap had kunnen worden voorkomen. In plaats daarvan werd het een ramp van epische proporties, zoals de toenmalige historiograaf Ammianus Marcellinus in het laatste boek van zijn geschiedwerk zo prachtig beschrijft.

De plaatselijke Romeinse autoriteiten waren wellicht slecht voorbereid op het verwerken van een groot aantal landverhuizers. Het moeten er tienduizenden zijn geweest. De Romeinse gezaghebbers verminderden de moeilijkheden niet door aan de uitgehongerde Goten bedorven voedsel te verkopen tegen een te hoge prijs. Ammianus noteerde zelfs de beschuldiging dat sommige Goten gedwongen werden hun kinderen te verkopen als slaven!

Een groot verschil met eerdere immigraties is dat de Gotische groepen van 376 nog steeds bewapend waren. De plaatselijke bureaucratie kan de kosten van het ontwapenen hebben afgewogen tegen het feit dat veel Goten toch als rekruten naar de oostelijke grens zouden vertrekken. Onder deze omstandigheden zou dat een gevaarlijke nalatigheid blijken. Toen een van de keizerlijke gezagdragers enkele Gotische leiders uitnodigde voor een diner, en daarbij hun lijfwachten plotseling liet doden, riepen de Goten dat er sprake was van opgezet spel. Ze kwamen uiteindelijk gewapend in opstand.

Deze opstand werkte al snel als een magneet voor tal van mensen. Slaven, Romeinse deserteurs en Hunse huurlingen sloten zich aan bij de opstandige Goten. Vanaf dit punt maakt Ammianus geen onderscheid meer tussen Greutungi en Tervingi. Hij typeert ze allemaal als Goten. Goten die bezig zijn iets nieuws te worden. Op dit moment: een leger. Nadat ze enkele lokale garnizoenen hebben verslagen, nemen ze de wapenrustingen over. Zelfs een Gotisch regiment dat in het Romeinse leger dient en dus niet tot de rebellen behoort, voegt zich bij hen nadat de autoriteiten van Adrianopel onverwacht aanstoot aan hen zijn gaan nemen.

Het debacle bij Adrianopel

Valens breekt zijn oostelijke campagne af en begint zijn veldleger te verzamelen om op te rukken tegen de Gotische rebellen. Zijn neef, de westelijke keizer Gratianus, heeft al in 377 een kleine troepenmacht gestuurd, die het één keer heeft opgenomen tegen de Goten. Het resultaat was een bloedig gelijkspel geweest. De Goten waren er nog steeds. Een van Valens’ generaals besluit daarop met met kleine groepen elitetroepen één voor één de diverse Gotische roversgroepen uit te schakelen. Op dit punt besluit Fritigern, die zich heeft opgeworpen als algemeen Gotisch leider, dat het het meest veilig is om al zijn troepen te verenigen. Ze zijn nu in Thracië.

Solidus van Gratianus
Solidus van Gratianus (CC BY-SA 3.0 – Rasiel Suarez – wiki)
Als Valens uiteindelijk met zijn hele leger aankomt bij Adrianopel (het huidige Edirne in Europees Turkije) is het al augustus. De verzengende hitte is onverdraaglijk. Ondertussen wacht hij op de komst van de versterkingen van zijn neef Gratianus. Hun afwezigheid is een vaak vergeten aspect van de Romeinse nederlaag. Gratianus was nog een nieuwe en zeer jonge keizer, pas negentien jaar oud. Hij was vertraagd. Toen hij op het punt stond naar het oosten af te reizen, had een groep Alamannen een inval gedaan, die door Romeinse grenstroepen was gepareerd. In plaats van zijn tocht naar het oosten voort te zetten, besluit Gratianus deze Alamannen over de Donau te achtervolgen. Ondertussen wacht en wacht Valens, terwijl zijn troepen bezwijken in de hitte. Plotseling komt een westerse boodschapper met de mededeling dat zijn neef met zijn leger onderweg is. Nog langer wachten dus. PS: Gratianus heeft een verpletterende overwinning behaald. Valens is woedend en roept zijn generaals bij elkaar.

Sommigen waarschuwen om te wachten op Gratianus, anderen adviseren Valens de strijd aan te binden. Op dit moment stuurt Fritigern gezanten die zeggen dat het nog steeds mogelijk is tot een akkoord te komen. Valens wijst het aanbod af, werpt de teerling en trekt met zijn troepen ten strijde. Het resultaat is bekend: Twee derde van de beste soldaten van het Oost-Romeinse leger komen om, samen met hun officieren en Valens zelf. Zijn lichaam is nooit gevonden. Deze verliezen kunnen niet op korte termijn worden gecompenseerd door Valens’ opvolger Theodosius, die in 382 eindelijk vrede sluit met de Goten.

Een diaspora van krijgscompagnieën

Vanuit historisch oogpunt kan er in de relatie tussen het Romeinse rijk en haar buren langs de Donau pas een cesuur getrokken worden na 378. Voor het Romeinse Westen en die langs de Rijn pas in 406. De gemeenschappen die in deze periode op keizerlijk grondgebied opereerden en later zouden gekend staan als [Visi/Ostro]Goten of Vandalen, waren niet dezelfde als de gemeenschappen die we eerder in de derde en vierde eeuw aantroffen in Barbaricum. In se waren het krijgscompagnieën met hun families, samengesteld uit mensen van diverse achtergronden, die onder succesvol leiderschap (denk aan een Alarik of Geiserik) uiteindelijk samensmolten en een nieuwe etniciteit ontwikkelden. De numeriek sterksten onder hen kunnen aanvankelijk uit enkele tienduizenden bestaan hebben, zoals gelijkaardig cijfers aantonen voor de Vandalen die in Afrika landden.

Maar in het groter geheel van de toenmalige bevolking was dit een minderheid; de regionale Afrikaanse hoofdstad Carthago alleen had minstens 200.000 inwoners. We weten dat Goten de dominante elite werden van Aquitanië tussen 418 en 511. Archeologisch is het echter quasi onmogelijk hen te onderscheiden van de lokale bevolking. Geen enkele Romeinse bron heeft ooit beweerd dat haar Imperium in het Westen bezweken is onder de druk van migraties. Maar het Imperium had wel een grote rol gespeeld in het tot stand komen van deze diaspora van krijgscompagnieën, zoals we zagen in het geval van Adrianopel.

Of om Mary Beard te citeren:

“Wreedheid tegen vluchtelingen kan verschrikkelijke gevolgen hebben. En dat is waarschijnlijk een les.”

Boek: Romeinen en barbaren

Dr. Jeroen Wijnendaele is Senior Fellow aan de Universiteit van Bonn en specialist Laat-Romeinse Geschiedenis. Hij is auteur van Romeinen en barbaren (Davidsfonds 2013) en werkt momenteel voor De Bezige Bij aan De Wereld van Clovis, over de Frankische erfgenamen van het Romeinse Rijk.

Recent gepubliceerd

Reageer

Abonneer
Stuur mij een e-mail bij
guest
0 Reacties
Oudste
Nieuwste Meest gestemd
Inline feedbacks
Bekijk alle reacties

Gratis geschiedenismagazine

Ontvang, net als ruim 53.000 anderen, iedere week de gratis nieuwsbrief van Historiek:
0
Reageren?x
×