De Trans-Atlantische slavenhandel

3 minuten leestijd
Slavernij (cc - Pixabay)
Slavernij (cc - Pixabay)

Op de koloniale plantages van het Amerikaanse continent waren arbeidskrachten nodig. De oorspronkelijke bevolking bleek hiervoor niet geschikt. Slaven uit Afrika wel. De geschiedenis van de Nederlandse Trans-Atlantische slavenhandel.

Vanaf de zestiende eeuw was de handel in Afrikaanse slaven in Portugese en Spaanse handen. Nadat de macht van deze landen afnam groeide de Nederlandse en Engelse slavenhandel.

De Nederlandse situatie in 17de en 18de eeuw

Monogram van de West-Indische-Compagnie
Monogram van de West-Indische-Compagnie
Nederland is rond 1600 in oorlog met Spanje. Er was sprake van een handelsoorlog met Spanje maar ook met Engeland. In 1621 werd de Geoctroyeerde West-Indische Compagnie opgericht. Handelsondernemingen fuseerden tot één compagnie met een monopolie (octrooi) op de Nederlandse slavenhandel.

Aanvankelijk was het laten zinken van Spaanse schepen en het inpikken van de ladingen de voornaamste bezigheid. Dit werd kaapvaart genoemd. Eén van de bekendste successen was de ‘Zilvervloot’ van Piet Hein. In 1648 werd vrede gesloten met Spanje, de vrede van Münster. De kaapvaart hield op en de West-Indische Compagnie richtte zich op de (slaven)handel.

Naast kaapvaart en handel werden ook gebieden veroverd. De door Europeanen ingepikte gebieden verwisselden regelmatig van eigenaar. In 1630 werd Brazilië veroverd op de Portugezen en in 1654 veroverden deze het gebied weer terug. In 1634 werd Curaçao ingenomen en de Spanjaarden weggestuurd. Suriname werd in 1667 van de Engelsen afgepakt.

Met de vrede van Breda op 31 juli 1667 eindigden de handelsoorlogen met Engeland. Nederland mocht Suriname houden in ruil voor Nieuw-Amsterdam.

In 1730 werd het octrooi van de West-Indische Compagnie op de slavenhandel verlengd. Er wordt fel tegen dit monopolie geprotesteerd. Vooral vanuit Zeeland is behoefte aan vrije handel. Vanaf 1713 ging het echter slechter met de Nederlandse slavenhandel. De Engelse concurrentie was te groot. De West-Indische Compagnie gaf in 1737 het monopolie op. Vanaf dan mocht iedereen in slaven handelen. De compagnie eindigt in 1791.

De slavenhandel bleef doorgaan tot de Nederlandse regering dit in 1814 verbood. Het houden van slaven werd in 1863 verboden. Voor Engeland gold dit al vanaf 1834. Denemarken schafte de slavernij af in 1803, Frankrijk in 1848, Portugal in 1869, Spanje in 1886, de Verenigde Staten in 1865 en Brazilië in 1888.

Weltgeschichte oder Die Geschichte der Menschheit, William Rednbacher, 1890
Slaventransport in Afrika, gravure uit Lehrbuch der Weltgeschichte oder Die Geschichte der Menschheit, William Rednbacher, 1890

De reis van een WIC-schip

Vanuit Nederland voeren de schepen met goederen naar de vele slavenforten aan de westkust van Afrika. De slavenforten waren verzamelpunten waar de Afrikaanse handelaren de slaven naar toe brachten. De Nederlanders ruilden hun wapens en goederen voor slaven. De concurrentie in deze ruilhandel was groot en de Afrikaanse handelaren waren niet snel tevreden.

Vanuit Afrika voeren de schepen met de slaven naar Amerika. Na de verovering van Curaçao werd dit eiland steeds meer de plek waar de slaven verzameld en opgelapt werden. Van daaruit werden ze verkocht en verder verscheept naar omringende gebieden. De schepen voeren naar Nederland terug met aan boord producten als suiker, koffie, tabak, kleurstoffen, goud en ivoor. Vanwege de route, een driehoek, werden deze reizen driehoeksvaart genoemd.

Drie Surinaamse 'negerslaven' die volgens het boek 'De Negerslaven in de kolonie Suniname' in 1833 levend werden verbrand wegens brandstichting.
Drie Surinaamse ‘negerslaven’ die volgens het boek ‘De Negerslaven in de kolonie Suniname’ in 1833 levend werden verbrand wegens brandstichting.
De slaven waren winstgevende handelswaar. Bij de inkoop keek men goed naar gezondheid en fysiek welzijn. Het was in het belang van de handelaar dat de slaven in goede staat de tocht overleefden. Om zoveel mogelijk slaven te vervoeren werd in het schip een extra dek gebouwd, de ‘koebrug’. Dit dek kon op de terugweg weer weggehaald worden om plaats te maken voor andere lading. De koebrug was laag. Men kon alleen liggen.

Op een oppervlak van 5 bij 25 meter werden ongeveer driehonderd personen gestopt. Ongeveer 15 procent overleefde de tocht niet. De omstandigheden van de bemanning was niet veel beter. Hitte en tropische ziektes eisten hun tol. Van vers voedsel was geen sprake en bedorven water werd gezeefd gedronken. De bemanning werd streng gestraft voor begane misdrijven.

De oversteek duurde zes weken, maar een schip haalde zijn slaven vaak op meerdere plekken. Voor slaven was de echte reistijd veel langer. Soms zelfs vier maanden.

~ Ymelda van Duin

Boek: Slavernij. Een geschiedenis

0
Reageren?x
×