De scharensliep of scharenslijper trok vroeger langs de deuren met een kar met slijpsteen. Men kon bij deze ambachtsman terecht om scharen of messen te laten slijpen. In een tijd waarin er lang niet altijd geld was om nieuwe scharen of messen te kopen, kon dat zeer interessant zijn. Als de gebruiksvoorwerpen geslepen waren, konden ze immers weer een heel tijdje mee.
Het is niet zo dat tegenwoordig alle botte messen gelijk maar weggegooid worden. Zeker duurdere messen worden nog gewoon geslepen, maar meestal doet men dit nu zelf. Hiervoor zijn verschillende handzame (elektrische) messenslijpers verkrijgbaar.
Eeuwenlang was dat wel anders en wendde men zich voor dit werk tot de rondreizende scharensliep. Aan een grote handkar of bakfiets had die een slijpsteen bevestigd waarmee de gebruiksvoorwerpen weer scherp gemaakt konden worden. Aanvankelijk werden de slijpstenen aangedreven met een voetpedaal, maar later verschenen er ook geavanceerder apparaten die bijvoorbeeld gebruikmaakten van motortjes.
Vanaf circa 1500 was de scharensliep vooral populair voor het slijpen van handwapens, maar later wendde men zich ook voor het scherpen van andere voorwerpen tot de rondreizende ambachtslieden. In vorstperiodes wist men de scharensliep bijvoorbeeld ook te vinden voor het scherpen van de schaatsijzers. Catharina van Alexandrië gold als de beschermheilige van de scharenslijpers.
Einde
Door de opkomst van roestvrijstalen, onderhoudsvrije messen en scharen én de intrede van de wegwerpcultuur, werd het voor de scharensliep in de loop van de twintigste eeuw steeds moeilijker om nog voldoende werk te vinden. En uiteindelijk verdween de ambachtsman helemaal uit het straatbeeld.
Het is echter niet zo dat het beroep helemaal is uitgestorven, maar in Nederland komen we de scharensliep tegenwoordig vrijwel niet meer tegen. In Parijs schijnen nog wel enkele ambachtelijke scharensliepen te werken en ook in verschillende andere Europese landen treft men de ambachtslieden nog wel eens aan.