Ooit las ik ergens, ik ben vergeten waar, over een docent aan een rechtenopleiding die zijn studenten duidelijk wilde maken dat getuigenverklaringen onbetrouwbaar waren. Terwijl hij zijn college gaf, liet hij een kennis binnenstormen die hem tegen de vlakte werkte en zich vervolgens uit de voeten maakte, waarna de docent, weer opgekrabbeld, de onthutste studenten vroeg wat er was gebeurd. Had de dader een blauw of een zwart pak aan, had hij gestoken of geslagen, dat soort vragen. De studenten bleken zich dat allemaal niet meer te herinneren, hoewel het recht voor hun ogen was gebeurd.
De verkleurde herinnering
Ooggetuigen zijn notoir onbetrouwbaar. Om te beginnen passen mensen hun herinneringen aan. We hebben daarvan een prachtig voorbeeld uit de oude wereld, namelijk het gesprek dat keizer Constantijn de Grote kort voor zijn overlijden in 337 n.Chr. had met Eusebios, die later ’s keizers biografie zou schrijven. De heerser haalde herinneringen op aan het visioen dat hij ooit had gehad. Hij bezwoer zijn gast dat het echt was gebeurd. Na het middaguur, zo verzekerde hij, hadden hij en zijn soldaten een lichtend kruis aan de hemel gezien. Aanvankelijk had hij in het ongewisse verkeerd over de betekenis. Later had Christus hem in een droom geadviseerd een standaard te maken in de vorm van dit teken. Na dat nachtje slapen had Constantijn dus geweten dat het visioen christelijk van aard was.
Dat de bejaarde vorst zich de zaken niet zo goed herinnerde, blijkt uit een redevoering uit de zomer van 310. De redenaar, wiens naam vergeten is, vertelt dat Constantijn kort daarvoor “de mooiste tempel van de wereld” had bezocht, Andesina, waar hij de indruk had gehad dat de zonnegod hem kransen aanbood die hem een heerschappij van dertig jaar beloofden. Dat er in 309/310 inderdaad iets is gebeurd, wordt bewezen door Constantijns munten, die hem tonen als metgezel van de zon. Het pro-christelijke beleid waarmee hij beroemd is geworden, is van later datum.
Constantijns geheugen moet hem parten hebben gespeeld. Wat hij aanvankelijk beschouwde als verschijning van de zonnegod, is hij later gaan uitleggen als een manifestatie van het “licht der wereld”. De oudheidkundige die zich bezighoudt met het visioen van Constantijn, moet dus rekening houden met het feit dat de herinneringen van een ooggetuige gekleurd kunnen raken door latere opvattingen.
De onjuiste herinnering
Er zijn uit onze bronnen meer voorbeelden bekend waar een ooggetuige zich vergist. De Romeinse historicus Ammianus Marcellinus geeft ergens een topografische beschrijving van Amida, het huidige Diyarbakır, waar hij als soldaat gestationeerd is geweest. Hoewel hij dus ooggetuige was, legt hij Mesopotamië ten oosten van de stad en de Tigris ten zuiden ervan (het is andersom). Ook Ammianus’ geheugen haperde.
Elke oorlogsjournalist kan uitleggen dat dit normaal is in existentiële crises, zoals oorlog. Het is een natuurlijke reactie op het kijken naar geweld en het is echt geen toeval dat we tegenstrijdige verslagen hebben van een moordaanslag die op 15 maart 44 v.Chr. plaatsvond op een bekende Romeinse politicus, wiens naam me even is ontschoten.
De selectieve waarneming
Een andere moeilijkheid is dat een ooggetuige niet alles kan zien. Er zijn bijvoorbeeld twee verslagen van de slag bij Aigospotamoi, die in 405 v.Chr. het einde inluidde van het Atheense imperium. De auteurs, Xenofon en Eforos, vertellen niet hetzelfde over het verloop van het gevecht, maar de tegenspraak is in dat geval slechts schijn: ze baseren zich op ooggetuigen die op verschillende plaatsen deelnamen aan de strijd en geen overzicht hadden van het hele gevecht.
De onbegrepen herinnering
Een volgende complicatie is dat een ooggetuige niet altijd begrijpt wat hij waarneemt. De Karthaagse zeeman Hanno vermeldt in zijn helaas veel te korte beschrijving van de Afrikaanse westkust dat hij op een nacht langs een gebied voer dat werd verteerd door vuur. De opvarenden zagen hoe vlammen zich in zee stortten en oordeelden dat de kust te heet was voor een landing. Ook zagen ze hoe een van de vlammen hoger was dan alle andere. De volgende dag bleek dit de brandende helling te zijn van een hoge berg die volgens Hanno “Godenzetel” heette. Tegenwoordig heet die berg in een inheemse taal waarvan me de naam is ontschoten Monga-ma Loba, ofwel “Godenzetel”. Hij staat ook bekend als Mount Cameroon. Wat Hanno niet wist, was dat hij een vulkaanuitbarsting aanschouwde.
De selectie van herinnering
Weer andere moeilijkheden doen zich voor op het moment dat de ooggetuige gaat schrijven. De auteur selecteert in zijn herinneringen. Zo staat in de Belijdenissen van de kerkvader Augustinus een beroemde anekdote over hoe hij met wat leeftijdgenoten peren ging stelen. De christelijke schrijver moet tientallen jeugdherinneringen hebben gehad waarmee hij kon illustreren dat de mens van nature is geneigd tot het kwaad, maar selecteerde deze. De fruitdiefstal moet de bisschop, als dagelijkse Bijbellezer, meteen te binnen zijn geschoten. De zonde was immers in de wereld gekomen toen Eva en Adam zich tegoed hadden gedaan aan de verboden vrucht.
In dit geval denken we te begrijpen waarom de auteur een bepaalde herinnering selecteerde, maar dat is uitzonderlijk. Veel ooggetuigenverslagen vermelden details die voor ons vreemd en onlogisch zijn, maar voor de betrokkene blijkbaar relevant waren. We zullen ze nooit begrijpen.