De vroegste geschiedenis
De vroegste geschiedenis van het gebied van het huidige Nederland is redelijk eenvoudig samen te vatten, simpelweg omdat we er deprimerend weinig van weten. Al in de oertijd woonden er af en aan jagers en verzamelaars, die het immer dreigende water op hun eigen inventieve manieren trotseerden. Zo’n 7000 jaar geleden begonnen groepen mensen zich bezig te houden met landbouw. Rond het begin van de jaartelling en in de vroege middeleeuwen woonden er verschillende volkeren, zoals de Bataven, Romeinen, Saksen en Friezen. Er was nog weinig sprake van vaste grenzen of bestuurlijke eenheid.
Alles veranderde toen een ander Europees volk, de Franken, in de achtste eeuw uitgroeide tot een belangrijke machtsfactor. De Frankische koning Karel de Grote wist grote delen van Westen Midden-Europa te onderwerpen en met bruut geweld te bekeren tot het christendom. Dat gold ook voor ongeveer het huidige Nederland, waar hij Friezen en Saksen in een bloedige, decennialange strijd onderwierp, dwong zich te bekeren en voor alle zekerheid massaal deporteerde.
Dat we zelden veel negatiefs horen over Karel de Grote komt vooral door de christelijke traditie van geschiedschrijving waarin we staan. Normaliter krijgen heersers die slachtingen onder andere volken aanrichten namelijk niet een bijzonder goede pers. Karel de Grote bracht staatsstructuren, ‘wetenschap’, onderwijs en het christendom, allemaal dingen waar velen van ons ook nu nog blij van worden. Dat hij daarmee ook de onderdrukker, verkrachter en moordenaar werd van de mensen die hier al woonden, wordt dan blijkbaar maar voor lief genomen. De hele Middeleeuwen door werd Karel de Grote gezien als de man wiens voorbeeld gevolgd moest worden, als de vader van Europa en grote voorvechter van het christendom.
In de tijd van Karel de Grote was het nog gebruik dat iedere zoon een deel van het rijk erfde. Omdat Karel maar één zoon had die hem in 814 overleefde, was zijn opvolging geen probleem. Dat was anders toen Karels rijk verdeeld moest worden onder meerdere kleinzoons, die elkaar broederlijk naar de keel vlogen. Uiteindelijk werd het rijk in 843 bij het verdrag van Verdun gesplitst in Frankrijk, het Duitse Rijk met de keizerstitel en het Middenrijk Lotharingen. Het Middenrijk werd echter al snel opgeslokt door Frankrijk en het Duitse Rijk. De twee overgebleven grootmachten hebben daarna nog bijna 1100 jaar lang, tot aan de Tweede Wereldoorlog, ruzie gemaakt over wie bepaalde delen van het Middenrijk mocht hebben. Dat is best een uit de hand gelopen familieruzie.
De nakomelingen van Karel de Grote, de Karolingers, stierven in de tiende eeuw in mannelijke lijn uit in zowel Frankrijk als het Duitse Rijk. De erfopvolging werd toen iets praktischer geregeld. In Frankrijk ging het gehele Rijk alleen nog naar de oudste zoon. In het Duitse Rijk werd de keizer voortaan gekozen door de belangrijkste heersers van het rijk, het zogenaamde college van keurvorsten.
Middeleeuwse staatkunde in Europa was complex en onoverzichtelijk. De oude gebieden van Karel de Grote vielen onder het leenstelsel. Heel kort door de bocht kwam dat erop neer dat de Karolingers niet overal zelf konden regeren, dus zetten ze hun ‘mannetjes’ neer in bepaalde gebieden. Die ‘leenden’ als het ware een stukje van de macht. In de loop der tijd gingen die mannetjes zich steeds onafhankelijker gedragen van de Karolingers; ze werden in de praktijk zelfstandig en stichtten hun eigen dynastieën. Zo kan het dat grote delen van West-Europa, waaronder de Nederlanden, lenen waren van de koning van Frankrijk of van de Duitse keizer.
De meest voorkomende grote lenen waren graafschappen en hertogdommen. De ‘Nederlanden’, grofweg het gebied van het huidige België en Nederland, bestonden om die reden uit een hele reeks van hertogdommen en graafschappen: hertogdom Brabant, graafschap Holland en Zeeland, hertogdom Gelre, graafschap Vlaanderen et cetera, die bestuurd werden door min of meer onafhankelijke vorsten. De meeste van die graven en hertogen in de Nederlanden moesten officieel ‘leenhulde’ doen aan de Duitse keizer of de Franse koning en hun trouw zweren, maar in de praktijk was dat na een paar eeuwen al niet veel meer dan een dode letter. De grenzen van al die rijkjes veranderden nog voortdurend. Ook werden ze geregeld samengevoegd, gesplitst of veranderden ze van vorstenhuis. Zelfs de situatie in Frankrijk en het Duitse Rijk was nog lang niet stabiel.