De Zotte Historiek

7 minuten leestijd
De lachende zot - Mogelijk Jacob Cornelisz. van Oostsanen, circa 1520
De lachende zot - Mogelijk Jacob Cornelisz. van Oostsanen, circa 1520

Er is geen grotere dwaasheid dan wijs te willen zijn in een wereld van gekken. Erasmus schreef het in zijn roemruchte boek Lof der Zotheid (rond 1509). Maar wat of wie is zot? Het Louvre, het overbekende Parijse museum, onderzoekt de historiek van gekte. De Lage Landen spelen in die verbeelding een vrolijke rol.

Doedelzakspeler. Een van de luchtboogfiguren van de kathedraal van Den Bosch
Doedelzakspeler. Een van de luchtboogfiguren van de kathedraal van Den Bosch (CC BY-SA 4.0 – FrDr – wiki)
Wie is die doedelzakspeler? De man die al lucht blazend muziek en vrolijkheid voortbrengt. Het kalkstenen beeld (rond 1510-1520) hing – aanvankelijk – hoog in het schip van de kathedraal van ‘s-Hertogenbosch, de stad van Jeroen Bosch, eveneens bekend om zijn maffe figuurtjes. De muzikant van (eerder) wereldse muziek vormt zo een eigenaardige mengeling tussen werelds en godsdienstig denken, typisch voor de middeleeuwen. Is de speler een simpele geest? Een nar? Een marginaal?

Gekken in alle vormen en soorten spoken door de middeleeuwse gedachtegangen. Als kleine fabelachtige, hybride, gefantaseerde, groteske, komische, soms zelf scatologische of zelfs erotische wezens dollen ze in de rand – de marge – van verluchte handschriften. Ze zijn letterlijk… marginaal.

In de middeleeuwen werd de gek immers vereenzelvigd met de onwillige goedgelovige. Hij die God niet eerbiedigde. Psalm 52 luidt:

Dixit insipiens – de gestoorde zegt in zijn hart : er bestaat geen God!

Gek zijn is – in eerste instantie – het miskennen van een Godheid. Maar daartegenover staat wel Sint Franciscus van Assisi, die als acrobaat/jongleur van God wordt aanzien. De sobere Frans – le Fou de Dieu / de zot van God genoemd – had immers zijn welvarende familie verlaten en preekte zijn liefde voor God en alle levende wezens als een straatartiest op openbare plekken.

Franciscus predikt tot de vogels
Franciscus predikt tot de vogels – Amiens, eind dertiende eeuw © The Morgan Museum and Library
De liefdessymboliek rond gestoordheid neemt toe vanaf de dertiende eeuw. Van de intellectuele, uitgelezen boekenkringen verspreidde het personage van de ‘zot’ zich naar de buitenwereld via gebeeldhouwde spuwertjes van kerken, plavuizen, albasten kistjes…

En de dwaas wentelt zich voortaan ook jolig in de literaire, culturele en sociale omgang. Hij is niet meer weg te denken uit de ridderromans als Parsifal, Lancelot, Tristan en Isolde… Mannelijke en vrouwelijke troubadours en hun liefdespoëzie bezingen l’amour courtois (de hoffelijke liefde).

Maar is iemand die zwaar verliefd is, toerekeningsvatbaar en niet een beetje… maf? Schilderijen en prenten van verliefde koppels tonen het groteske gedrag van dwaze mensen maar steken ook een verwijtend vingertje op. Een ouderling loenst scheel verliefd naar een jonge deerne maar zij heeft enkel oog voor zijn centen. Over haar schouder kijkt de nar grijnzend toe. Het drollige figuurtje meesmuilt met die ‘hoffelijke liefde’ en ziet het afglijden tot geflikflooi, obsceen en vleselijk genot. Tot in de bordelen toe is de zot zowel een deelnemer als een commentator van deze gekte. Zie hem daar staan: de nar met zijn gestreept pak, zijn kap met ezelsoren en hanenkam en zijn ratelstaf met belletjes. Die ezelsoren verwijzen – sedert de Oudheid – naar koning Midas die gestraft werd door Apollo omdat hij de Panfluit boven de lier van de hod verkoos.

Handdoekenrek: Dwaas die een vrouw omhelst
Handdoekenrek: Dwaas die een vrouw omhelst – Arnt van Tricht, circa 1535 © Museum Koekkoek Haus Kleve, Foto A.Gossens

Een dertiende-eeuwse aquamanile, een koperen gietbeker om de handen te wassen, meestal voor de maaltijd, heeft een koddige vorm: een oude bebaarde man kruipt op handen en voeten (dat is de buik van de beker). Bovenop zijn rug zit een jonge vrouw die met een hand aan zijn haren trekt en de andere een pets op zijn achterste geeft, alsof ze een paard vooruit jaagt. Het is een verhaal over de duts (sukkel) die de Griekse filosoof Aristoteles (384-322) was. De mentor van de Alexander de Grote, doldwaas verliefd op zijn minnares Phyllis, waarschuwde de Macedonische veroveraar dat de kwalen van de liefde hem van staatszaken zouden afleiden maar de wijsgeer zelf dient als wraak en als hobbelpaard voor de verlaten minnares.

Aristoteles en Phyllis, New York.
Aquamanile: Aristoteles en Phyllis, New York. © The Metropolitan Museum of Art

Aan het hof duikt de zot vanaf de middeleeuwen op als de hofnar, diegene die al lachend de waarheid zegt. Zijn rol als tegendraadse en kritische grapjas wordt zowaar geïnstitutionaliseerd. Elke vorst die zich respecteert, heeft een officiële nar aan zijn zijde: vaak een dwerg of een misvormd medemens die grijnzend en/of sarcastisch vermaak bood aan de verveelde monarch en zijn hofhouding. De hertog van Anjou had zo een stand up comedian Triboulet, die in 1471 zelfs geprofileerd werd op een marmeren medaillon.

De dwaas en de naakte vrouw in de spiegel - Gravure uit 1465
De dwaas en de naakte vrouw in de spiegel – Gravure uit 1465 © Bibliothèque nationale de France
Die maatschappelijke kritiek uitgespuugd door de zotskap, neemt vanaf de vijftiende eeuw een énorme expansie. In een periode van grote sociale en godsdienstige veranderingen speelt de schuimige kritiek een vooraanstaande rol. Zoveel is duidelijk uit het ‘pamflet’ Het Narrenschip van de erudiete humanist Sebastian Brant (1457-1521) uit 1494:

De wereld verwijlt in een diepe nacht en blijft vasthoudend verblind door de zonde […] Van gekken en krankzinnigen heb ik hier geportretteerd […] Het is de Spiegel van de Gekken waarin eenieder zich kan herkennen. Wie er zich degelijk in bekijkt, zag begrijpen dat hij verkeerd is om zich als een wijze te beschouwen, want hij zal zijn ware gezicht zien. […] Ik reik aan iedereen deze grote spiegel aan.Sebastian Brant, Het Narrenschip 1494

Nog meer sociale kritiek bij de andere belezen humanist uit onze contreien. Rond 1509 schrijft Erasmus – van Rotterdam – (1469-1536) zijn (intussen) wereldberoemde Lof der Zotheid. Nog altijd actueel:

Hoe minder talent ze hebben, hoe meer hoogmoed, ijdelheid en arrogantie. Al die dwazen vinden desondanks andere mafkezen die voor hen applaudisseren.Erasmus, Lof der Zotheid, 1509

Embleem van 'La Société des Joyeux'
Embleem van ‘La Société des Joyeux’
Vanaf de veertiende en vijftiende eeuw wordt de gek een veel geziene gast, vooral in het stedelijke leven. De zot krijgt vele gedaantes; hij duikt – lallend en dansend – op bij carnavalsfeesten die de wereld op zijn kop zetten. Carnaval is een collectieve maar wel georganiseerde gekte die de omgekeerde wereld realiseert. Voor een paar dagen, tot alles weer in de goede orde wordt geleid. Maar eventjes schuilen mensen zich achter maskers om te drinken, te dansen, te feesten tot… de Vasten.

Eenzelfde ongebreideld feestgedruis is te zien tijdens de charivari met hun ketellawaai, de theaterspelen van de rederijkers, (bijvoorbeeld Pieter Cornelisz Van der Morsch), de zotskap van de zestiende-eeuwse rederijkers van Leiden, de vrolijke feesten van de sociétés joyeuses (de vrolijke mannen sociëteiten) of van sommige gildefeesten als Koppermaandag, het feest van de drukkers of van de… bedelaars.

Toppunt van carnaval is Mardi Gras (Vastenavond), de dag voor Aswoensdag en het begin van de christelijke Vasten wanneer het gebral en de uitspattingen een halt worden toegeroepen.

Het gevecht tussen Carnaval en Vasten
Het gevecht tussen Carnaval en Vasten – Navolger van Jheronimus Bosch, ca. 1600-1620

Die strijd tussen Vastenavond en Vasten inspireerde ook de enigmatische Jeroen Bosch ( rond 1450-1516). Vermoedelijk heeft een discipel een verloren werk van hem gekopieerd: de overdaad tegenover de matigheid. Carnaval wordt gepersonifieerd door een rondbuikige man die – doedelzak spelend – op een tafel ligt. De drankkruiken rollen over de vloer. Vrouwe-Vasten draagt daarentegen de tafel op haar hoofd. Twee vissen liggen op: het symbool van karigheid. De nar gesticuleert en zwaait met een worst.

Zijn ei kan de gestoorde letterlijk kwijt bij Jeroen Bosch. De kip en het ei zijn vaak symbolen verbonden met gekheid, net als de lepel of de pollepel die zowat de rol spelen van de marot (de scepter van de gekken).

Zangers en musici in een ei
Zangers en musici in een ei – Navolger van Jheronimus Bosch, ca. 1561

De dwaas, het symbool van ’s mensens gekte, vertoont zich ook gretig in de werken van Pieter Bruegel de Oude (1525-1569), ook wel Pier den Drol – Pieter de grappige genoemd. Maar net als bij Bosch zijn zijn prenten ambivalent: én gek én gezond verstand. Ook hij gebruikt kreupelen, vossenstaarten, spreuken en een omgekeerde wereld voor een dubbelzinnige boodschap. Of misschien ook niet?

En Dulle Griet, de magere, razende reuzin, schilderde Bruegel haar als symbool van de geschiftheid van oorlogen?

Dulle Griet - Pieter Bruegel de Oude, 1563
Dulle Griet – Pieter Bruegel de Oude, 1563

De subversieve figuur duikt opnieuw op in allerlei gedaantes in de negentiende eeuw. De psychiatrie ontluikt, niet altijd in even fraaie toepassingen. Maar ook de historiserende, neo-tendenzen in de veranderende negentiende-eeuwse maatschappij dragen bij tot interesse voor het verleden. Bovendien biedt de Romantiek een tegengewicht tegen de ‘rationele’ achttiende-eeuwse Verlichting. Het rationele denken bleek met de (Franse en andere) revolutie(s) toch niet tot een evenwichtig mensbeeld te leiden. Kunstenaars als Goya, maar ook vernieuwer Gustave Courbet zoeken naar zielenroerselen.

De ‘zot’ biedt ook een ventiel voor de nieuwe, stijfdeftige nieuwe negentiende-eeuwse burger, die onder zijn driedelig donker pak en hoge hoed ook wel een nar heeft zitten. Carnaval en discrete mannenclubs met hun vermaak bieden soelaas. Bekend is het Oostendse Bal du Rat Mort, vanaf 1898 georganiseerd door een keure van notabelen en met James Ensor als ontwerper van de affiche.

Het Bal du Rat Mort in het Kursaal van Oostende
Het Bal du Rat Mort in het Kursaal van Oostende (CC BY-SA 3.0 – Karel Leermans – wiki)

Nieuwe mannenclubs zoeken soelaas en inspiratie bij de middeleeuwse vrolijke gezelschappen. Rond 1847 wordt in Brussel een nieuwe Société des Joyeux opgericht. Behalve drinkgelagen en zangstonden organiseren zij ook – zoals hun voorgangers – theatervoorstellingen, en zelfs absurde tentoonstellingen. Als embleem kiezen ze het vijftiende-eeuwse beeld van de nar: een spottende kop met een kap met lange ezelsoren. Le Grelot, de narrenstaf met belletjes, wordt de naam van een veelgelezen spotkrant.

Lachen werd in de middeleeuwen al als een bewijs van gekte gezien en dat doen ze beslist in die negentiende eeuw. Vaak speelt de moderne zot ook met een bril; het Nederlandse woord wordt soms vervormd tot ‘brille’, namelijk glanzen maar ook bedriegen. Maar een bril betekent ook niet goed zien, of de waarheid niet goed willen zien of de ogen sluiten voor de wantoestanden. Want zoals vermeld in Ecclastius (Prediker):

Het aantal gekken is oneindig…

Of nogmaals Sebastian Brandt:

Spiegel der Zotheid, iedereen die erin kijkt, ziet zijn eigen portret.

De "hoornen helm" van Hendrik VIII
De “hoornen helm” van Hendrik VIII, gemaakt door Konrad Seusenhofer rond 1514, werd oorspronkelijk gebruikt voor toernooien, maar werd later in de zestiende eeuw waarschijnlijk gebruikt voor humoristische doeleinden. © Royal Armouries Museum
De uitgebreide tentoonstelling Figures du Fou, Du Moyen Âge aux Romantiques met meer dan driehonderd objecten, beeldhouwwerken, ivoren koffers, medailles, verluchte manuscripten, tekeningen, gravures, schilderijen op hout (vele uit de Lage Landen) en wandtapijten is tot 3 februari 2025, te zien in het Louvre in Parijs. Figures du Fou – Du Moyen Âge aux Romantiques

Lof der Zotheid van Erasmus is nog altijd een aanrader als lectuur.

0
Reageren?x
×