Om stil te staan bij het dertigjarig jubileum van Madoc, het tijdschrift over de Middeleeuwen, heeft de redactie een boekje uitgebracht over middeleeuwse dieren. Niet alleen de huidige medewerkers van het tijdschrift werkten aan de uitgave mee, ook voormalig redacteurs en andere mediëvisten verleenden hun medewerking.
Het resultaat is een lichtvoetig, rijk geïllustreerd boekje (Uitgeverij Verloren) waarin dertig dieren de revue passeren. Van de worm tot de ezel en van de krokodil tot de vos. We lichten drie bijdragen uit.
De Pauw – Onsterfelijkheid
Tegenwoordig staat de pauw symbool voor trots. Denk aan het gezegde “zo trots als een pauw”. Ook in de Middeleeuwen werd de hoendervogel al geassocieerd met trots. Die associatie is logisch als je ziet hoe ijdel pauwen hun kleurige veren opstreken om vrouwtjes te imponeren. Bart Jaski wijst in zijn bijdrage in Dertig dieren in de Middeleeuwen op het feit dat het dier in de Middeleeuwen niet alléén geassocieerd werd met trots. De pauw stond destijds ook symbool voor onsterfelijkheid. Jaski:
“Plinius beschouwde de pauw als symbool van de wedergeboorte omdat deze zijn sierveren ieder jaar verliest, waarna ze weer aangroeien. Augustinus stelde de onbederfelijkheid van pauwenvlees vast, en de pauw werd zo symbool voor het eeuwige leven.”
De mediëvist haalt het door de beroemde Meester van Katharina van Kleef verluchte Pontificale van Sinte Marie, Utrecht uit circa 1450 aan. Een pontificale was in de Middeleeuwen een soort geschreven handleiding voor bisschoppen als die bijvoorbeeld een religieus persoon of gebouw moesten inwijden.
In de genoemde Utrechtse pontificale wordt op een pagina prominent een pauw afgebeeld, met daarbij de tekst:
“et hic tumulandorum corpora de potentia et pietate tue ressurectionis ad gloriam incurroptionis non dampnans sed glorificans resuscita” (en het hier begraven lichaam zal herrijzen door uw kracht en compassie tot onaangetaste glorie, niet verdoemd maar glorieus herrezen)
In de Late Middeleeuwen werd de pauw verder in verband gebracht met Maria (als een soort equivalent van de Griekse godin Hera) en ook werd het dier een algemeen symbool van de bisschoppen, waarbij de vele veren met pauwenogen stonden voor de onderdanen van de kerkelijke ambtsdragers.
De ezel – Dom & lui
Met de ezel kunnen we best een beetje medelijden hebben. Het dier staat er al sinds mensenheugenis slecht op. Ook in de Middeleeuwen. Het dier werd destijds beschouwd als een tweederangs rijdier, symbool van luiheid, toonbeeld van domheid en teken van armoede. Tot in de dertiende eeuw was de ezel in gebruik als “nederig vervoermiddel voor de geestelijkheid”. In deze bijdrage van Erwin Mantingh is een treffende veertiende-eeuwse afbeelding te vinden van een man die vanwege een bepaalde misdaad, is veroordeeld tot het maken van een schandritje op een ezel, naakt en achterstevoren.
De ooievaar – Brenger van voorspoed
Een dier met een veel betere reputatie is de ooievaar. Dat is ook goed te zien als we de etymologie erbij pakken. Het Middelnederlandse benaming voor de vogel is namelijk odevare, waarvan de oorsprong ligt in het proto-Germaans. Hierin zou het woord de betekenis hebben gehad van ‘schatdrager’ of ‘geluksbrenger’, meldt Hildo van Engen in zijn bijdrage. In middeleeuwse teksten is de ooievaar nog geen baby-bezorger, maar hij wordt dan al wel vaak voorgesteld als geluksbrenger. Ook wordt geregeld verwezen naar de hechte band die volwassen ooievaren hebben met hun kroost. Van Engen:
“Zo merkt Jaco van Maerlant in zijn Der naturen bloeme op dat ooievaars goed voor hun jongen zorgen, en ze ook in moeilijke weersomstandigheden in bescherming nemen. Dat ooievaars de natuurlijke vijand zijn van ‘serpenten’ (slangen), draagt aan hun gunstige beoordeling stevig bij.”
Opmerkelijk is verder een tekst van de franciscaan Bartholomeus Anglicus (1203-1272). In zijn werk Van den proprieteyten der dinghen schrijft hij dat zieke ooievaars door elkaar behandeld werden. Volgens Anglicus ondergingen de vogels een heilzame darmspoeling door elkaar boven zee met zout water in hun achterste te spugen.
In de Middeleeuwen werd ook vaak gewezen op de trouw van de ooievaar. Mannetjes blijven hun vrouwtjes doorgaans trouw en er wordt jaarlijks bij voorkeur op hetzelfde nest gebroed. Wie een ooievaarsnest op of bij zijn huis had, zag dat vaak als een goed teken. Men rekende dan op voorspoed en bovendien zouden de dieren bescherming bieden tegen blikseminslag. In Den Haag, dat al honderden jaren een ooievaar in het wapen heeft, liepen in de Middeleeuwen gekortwiekte ooievaars rond. Vliegen konden ze niet meer. De troep in de stad opruimen wel.
Boek: Dertig dieren in de Middeleeuwen – Madoc 30
Overzicht van boeken uit de Madoc-reeks