Wie tijdens de Tweede Wereldoorlog de studio van Walt Disney Productions in het Californische Burbank wilde betreden of verlaten moest zich legitimeren bij een bewaker. Zowel binnen als buiten liepen militairen rond. Het naastgelegen fabriekscomplex van vliegtuigfabrikant Lockheed was bedekt met camouflagedoeken die de locatie van bovenaf deden lijken op een plattelandsgebied, compleet met bomen en huizen. Lockheed produceerde gedurende de Tweede Wereldoorlog 19.278 militaire vliegtuigen, wat neerkwam op 6 procent van de totale Amerikaanse vliegtuigproductie in oorlogstijd.1 Disney daarentegen produceerde geen wapens, maar steunde de Amerikaanse oorlogsinzet tijdens de oorlogsjaren met wat het bedrijf al sinds 1923 deed: tekenfilmfiguren op het witte doek tot leven brengen.
Pearl Harbor
Na de Japanse aanval op de Amerikaanse marinehaven Pearl Harbor op 7 december 1941 traden miljoenen Amerikaanse mannen in militaire dienst, om te vechten tegen het Japanse Keizerrijk en zijn bondgenoot nazi-Duitsland. In oorlogstijd legde Disney alle reguliere projecten stil om de in 1939 geopende studio in Burbank volledig ten dienste te kunnen stellen van de geallieerde oorlogsinzet.
Mickey, Donald, Pluto en andere karakters moesten hun aandeel leveren aan de geallieerde overwinning. Ze fungeerden in vele korte en langere animatiefilms die bedoeld waren om zowel Amerikaanse militairen als het thuisfront voor te lichten over aan de oorlog gerelateerde onderwerpen, zoals het hergebruik van schaarse materialen, het aanschaffen van oorlogsobligaties en democratische waarden.
Disney was al voordat de Verenigde Staten gingen meevechten begonnen met het maken van aan de oorlog gerelateerde films. Op 3 april 1941 vertoonde de studio aan vertegenwoordigers van de Amerikaanse vliegtuigindustrie en defensieadviseurs een ruwe vorm van Four Methods of Flush Riveting, een geanimeerde instructiefilm over de toepassing van verzonken klinknagels. De chef van de National Film Board of Canada, wiens land al meevocht in de oorlog, was ook aanwezig en kocht de Canadese rechten voor de film en bestelde daarnaast vier korte animaties ter promotie van oorlogsobligaties en een instructiefilm voor het Boys-antitankgeweer die Stop that Tank ging heten en uitkwam na de aanval op Pearl Harbor.
170 trainingsfilms
Animatie was heel geschikt voor technische en militaire instructiefilmpjes omdat het objecten kon tonen vanuit allerlei perspectieven die met reguliere filmopnamen niet mogelijk waren. Een dwarsdoorsnede van een wapen was met gebruik van animatie bijvoorbeeld probleemloos in beeld te brengen.
Al een dag na de aanval op Pearl Harbor kreeg de Disney-studio een opdracht van de Amerikaanse marine voor twintig films over vliegtuigidentificatie. Deze moesten piloten, boordschutters, bedieners van luchtafweergeschut en grondobservatoren leren onderscheid te maken tussen geallieerde en vijandelijke vliegtuigen. Studiobaas Walt Disney had graag Donald Duck in de films willen laten figureren, maar dat zag de marine niet zitten. In latere militaire instructiefilms werd humor wel ingezet.
Tijdens de oorlog produceerde Disney bijna 170 trainingsfilms over verschillende onderwerpen, van de identificatie van oorlogsschepen tot het voorkomen van geslachtsziekten en bescherming tegen chemische oorlogsvoering. Voor vliegeniers van de US Navy werden er bijvoorbeeld, onder supervisie van deskundigen van de marine, animaties gemaakt over aerologie. “Hun doel is om een piloot in opleiding bekend te maken met condities waar hij tijdens een daadwerkelijke vlucht mee te maken zal krijgen”, meldde tijdschrift Life hierover in 1942.
Door deze methode kunnen piloten ook zeldzame weersomstandigheden ervaren die ze niet zullen tegenkomen in een jaar van routinevluchten.2
De instructiefilmpjes waren vaak zwart-wit of met een beperkt aantal kleuren en voldeden niet aan de hoge kwaliteitseisen die Walt Disney aan vooroorlogse films stelde. Volgens Disney-kenner John Baxter werden de films echter “geprezen door gevechtsveteranen” en “effectief genoeg geacht om nog jaren na hun voltooiing gebruikt te worden”.3
Antisemitisme
Meer dan 90 procent van alle opdrachten voor Disney was in de periode 1942-1945 afkomstig van het Amerikaanse leger. Walt Disney zelf had erop aangedrongen dat zijn bedrijf geen winst maakte met militaire contracten. Dankzij dit werk kon hij zijn studio echter in een moeilijke tijd wel draaiende houden. Voorafgaand aan de Amerikaanse oorlogsdeelname had het bedrijf het financieel moeilijk. De jaren 1937 tot 1942 worden op artistiek gebied weliswaar gezien als ‘Disney’s Golden Age’, maar het succes van Snow White and the Seven Dwarfs (1937) werd niet meer geëvenaard. Zowel Pinocchio als Fantasia, beide uitgebracht in 1940, brachten door de hoge productiekosten te weinig geld op. Door de oorlog in Europa verloor de studio een belangrijk deel van zijn buitenlandse afzetmarkt.
Er is weleens gesuggereerd dat Walt Disney sympathie had voor het nationaalsocialisme en er antisemitische ideeën op nahield. Op 8 december 1938 leidde hij nazi-filmmaakster Leni Riefenstahl rond in zijn studio. Als regisseur van nazi-propagandafilms was zij indertijd al controversieel in de Verenigde Staten. Om ophef te voorkomen weigerde Disney een door Riefenstahl meegenomen kopie van haar film Olympia te bekijken. Walt Disney-biograaf Neal Gabler concludeert dat Disney “een beetje politiek naïef” was en politieke controverse wilde vermijden. Voorafgaand aan het uitbreken van de oorlog had hij tegen een journalist gezegd dat Europa zijn eigen oorlog moest uitvechten.4
Het verwijt van antisemitisme kwam onder andere voort uit Joodse stereotypes die voorkwamen in Disneyproducties. In Three Little Pigs (1933) verkleedde de Boze Wolf zich als een Joodse marskramer met enorme neus, lange zwarte baard en bril. Raciale stereotypering was indertijd echter niet zo omstreden als tegenwoordig en betekende niet automatisch dat Disney een Jodenhater was. Het bedrijf had verschillende Joodse werknemers in dienst, ook op leidinggevende posten. Een van hen was tekenaar en schrijver Joe Grant die ontkende dat zijn chef antisemitisch was. Wel stond Walt bekend als anticommunist, maar bovenal was hij een vaderlandslievende Amerikaan – in de Eerste Wereldoorlog meldde hij zich als zestienjarige vrijwillig als ambulancechauffeur van het Rode Kruis aan het front.
Dankzij de militaire opdrachten in de Tweede Wereldoorlog kon hij niet alleen zijn personeel aan het werk houden, maar opnieuw een bijdrage leveren aan de oorlog. Naast animatiefilms maakte Walt Disney Studios bijvoorbeeld ook posters die het moreel moesten verhogen en bijna 1.300 insignes voor geallieerde militaire eenheden met daarop figuren als Donald Duck en Pluto. Daarnaast verzorgde het bedrijf ook entertainment voor de troepen.
Belasting voor democratie
Naast de trainingsfilms maakte Disney propagandafilms. De eerste was The Thrifty Pig en kwam uit voor de Japanse aanval op Pearl Harbor. Het was de eerste van vier propagandafilms die tussen 1941 en 1942 werden gemaakt voor de Canadese overheid. In The Thrifty Pig is de Grote Boze Wolf een nazi die probeert het uit oorlogsobligaties opgebouwde huisje van de biggen omver te blazen. Het was voor het eerst dat in een productie van Disney een verwijzing naar nazi-Duitsland voorkwam. In de film werden fragmenten uit Three Little Pigs overgenomen om de productiekosten laag te houden.
Nadat Amerika in oorlog was, volgde een eerste propagandafilm voor de Amerikaanse overheid, getiteld The New Spirit. In deze film, die op 2 februari 1942 in première ging, is de hoofdrol weggelegd voor Donald Duck die uit vaderlandsliefde zijn belastingaangifte doet. De boodschap was dat door het betalen van belasting Amerikanen bijdroegen aan de oorlogsinspanningen:
…belasting voor geweren, belasting voor schepen, belasting voor democratie – belasting om de As te verslaan.5
John Baxter legt uit dat de film door 32 miljoen mensen werd bekeken en dat volgens een enquête de bereidheid om belasting te betalen bij 32 procent van de respondenten steeg.
Hierna volgde Food Will Win the War, een film in opdracht van het ministerie van Landbouw die aandacht vroeg voor de rol van Amerikaanse boeren bij het winnen van de oorlog. In de film ontbraken de vaste Disney-figuren. In de daaropvolgende korte animatiefilm, genaamd Out of the Frying Pan into the Firing Line, speelden die wel een rol. Minnie en Mickey Mouse en Pluto werden ingezet om huisvrouwen te overtuigen van het belang van het inleveren van gebruikt kook- en frituurvet voor hergebruik in de wapenindustrie in de vorm van glycerine. Recycling zorgde dat Amerikaanse militairen goedbewapend de strijd aan konden gaan.
Donald Gets Drafted
Why we Fight
Tussen 1941 en 1945 werden door Disney ook nog vele korte humoristische filmpjes gemaakt met vaste Disney-figuren die aangepast waren aan de tijdsgeest maar niet direct een belerende of informatieve functie hadden. In Donald Gets Drafted (1942) figureerde Donald Duck bijvoorbeeld als een hopeloze rekruut die wordt afgeblaft door drill sergeant Boris Boef. En in Private Pluto (1943) bewaakt Pluto een kanon dat Knabbel en Babbel willen gebruiken om noten te kraken. Verder verzorgde Disney animaties, bijvoorbeeld van troepenbewegingen op landkaarten, in de reeks Why we Fight van het War Department.
Om zowel Amerikaanse militairen als het volk van informatie te voorzien over de motivatie om oorlog te voeren werd van 1942 tot 1945 een serie van zeven propagandafilms uitgebracht onder de titel Why we Fight. De regisseur was Frank Capra wiens romantische komedie It Happened One Night uit 1934 was beloond met vijf Oscars, inclusief die voor beste regisseur. De filmmaker zag Why we Fight als een “tegenaanval” op de nazi-Duitse propagandafilm Triumph des Willens uit 1935 van Leni Riefenstahl. Het was zijn bedoeling om de wil “om het meesterras te verslaan levend te houden.6
Met zijn werk wilde Capra, onder supervisie van het United States Department of War, aantonen dat de Amerikaanse democratische waarden verdedigd moesten worden tegen het kwaad van nazi-Duitsland, Japan en hun bondgenoten.
Executive Order 9066
Gedurende de oorlogsjaren kregen vrouwen een belangrijkere rol in de Disney-studio. Terwijl ze voorheen vooral het werk van de mannen inkleurden, gingen enkele vrouwen zelf als animator aan de slag. Verschillende tekenaars die werkten voor Disney hoorden bij de 125.000 aan de westkust verblijvende Japanse Amerikanen die in februari 1942 in opdracht van president Franklin D. Roosevelt op grond van Executive Order 9066 werden geïnterneerd in kampen, uit vrees dat zij een gevaar vormden voor de nationale veiligheid. Japanners werden in Disney-animaties als beledigende karikaturen getekend, zoals bijvoorbeeld in Command Duck uit 1944.
Magnum opus
Tot de producties van Disney in oorlogstijd behoorde ook een vervolg op The New Spirit, getiteld The New Spirit of ’43. Hierin figureerde Donald Duck opnieuw. Amerikaanse kijkers werden opgeroepen om geld te sparen zodat ze genoeg overhielden om belasting te betalen, zodat de overheid de strijdkrachten kon betalen. Victory through Air Power (1943) wordt door Baxter genoemd als “Disney’s magnum opus uit de Tweede Wereldoorlog”.
De informatieve animatie was gebaseerd op het boek van luchtvaartlegende Alexander P. de Seversky uit 1942. In de film wordt de geschiedenis van de Amerikaanse (militaire) luchtvaart uit de doeken gedaan en wordt een pleidooi gehouden voor de inzet van ‘superbommenwerpers’. De boodschap was dat de oorlog op de grond pas gewonnen kon worden als de geallieerden de totale controle hadden over het luchtruim. De Britse premier Winston Churchill en de Amerikaanse president Franklin Roosevelt bekeken de film tijdens hun conferentie in Quebec in augustus 1943.
Trailer van ‘Victory through Air Power’
Hoempaband
Misschien wel het meest opzienbarend is de reeks van vier films die Disney maakte in samenwerking met de Amerikaanse overheid en Reader’s Digest. De bedoeling van alle vier deze producties was om te laten zien hoe massamanipulatie werkte. Der Fuehrer’s Face (1943) ontving in 1943 de Academy Award voor beste korte animatie. Donald Duck figureert hierin als een door de nazidictatuur afgebeulde arbeider in een munitiefabriek. Vanwege alle hierin voorkomende hakenkruizen en afbeeldingen van Hitler is de animatiefilm voor de tegenwoordige kijker bevreemdend in vergelijking met de brave en apolitieke films waar Disney om bekend staat. Donald Duck die de Hitlergroet brengt en om zijn arm een hakenkruisband draagt, is een beeld dat het mediabedrijf niet graag in herinnering brengt.
De openingsscène waarin een hoempaband, bestaande uit onder meer Hermann Göring, de Italiaanse dictator Benito Mussolini en de Japanse minister-president Hideki Tojo, het aanstekelijke lied met dezelfde titel als de film ten gehore brengt, was een geslaagde vorm van ridiculisering van de vijand. De bandleden zingen over een meesterras, terwijl hun eigen uiterlijk bepaald niet voldoet aan hoge esthetische normen. Het lied was al uitgebracht voor verschijning van de film en er werden een half miljoen kopieën van verkocht.
Volgens John Baxter was het succes van de film “ongetwijfeld voor een deel te danken aan de muziek, maar Der Fuehrer’s Face is ook een zeer knappe opsomming van alles wat totalitair is, en bovendien is het een eersteklas Donald Duck-komedie”.7
Opgroeien in nazi-Duitsland
Education for Death vertolkte nog minder de sprookjeswereld van Disney. Dat komt niet alleen doordat bekende karakters ontbreken, maar ook door het gevoel van dreiging dat opgeroepen wordt. De film, die uitkwam op 15 januari 1943, was geen vrolijke animatiefilm met een goede afloop, maar een propagandafilm van ongeveer tien minuten die de indoctrinatie van de jeugd in nazi-Duitsland toonde, vanaf het moment dat een jongen, Hans genaamd, wordt geboren tot het moment dat hij oud genoeg is om in Hitlers leger te vechten.
Met de productie werd volgens Joe Grant, die aan de productie meewerkte, voor een Amerikaans publiek zichtbaar gemaakt “wat er gaande was” in nazi-Duitsland. Er was volgens hem “geen betere manier” om dat te doen dan door middel van animatie.8 Wanneer je een muis kon laten toveren en een olifant kon laten vliegen, dan moest het ook lukken om het opgroeien in nazi-Duitsland in beeld te brengen.
Education for Death, dat was gebaseerd op het gelijknamige boek van de Amerikaanse leraar en journalist Gregor Ziemer, moest zowel Amerikaanse militairen als het thuisfront tonen tegen welke ideologische vijand Amerika het in Europa opnam. John Baxter beschrijft de film als “een vreemde mix van opgewekte satire en somber drama” die abrupt eindigt “met een ijzingwekkend effect”. Baxter concludeert dat het verhaal van de kleine Hans voor Hollywoodpropaganda ongebruikelijk was…
…omdat het hem afbeeldt als een tragisch slachtoffer van zijn eigen cultuur. Hoewel alle sympathie voor Hans verdampt zodra hij transformeert, hielp het zien van het nazificatieproces, aan de hand van het voorbeeld van een verder normaal jongetje, het nieuwsgierige Amerikaanse publiek uit te leggen hoe het mogelijk was dat een hele natie ten prooi viel aan nazi-waanzin.9
Massapsychologie
In Reason and Emotion (1943) wordt getoond hoe Hitler de emoties van het volk bespeelde en het gezonde verstand onderdrukte. Het verhaal speelt zich af in de hersenen van iemand die opgroeit van kind tot volwassene. In het brein leveren emotie en rede een strijd, vertolkt door respectievelijk een holbewoner en een professor. In het Duitsland van Hitler wint emotie het van de rede en wordt de professor in een concentratiekamp gevangen gezet. De boodschap is echter dat rede en emotie moeten samenwerken om Hitler te verslaan, wat ten slotte gebeurt in het brein van een Amerikaanse bommenwerperpiloot. Net als Education for Death was Reason and Emotion gebaseerd op een boek, namelijk War, Politics and Emotion (1941) van de Australisch-Amerikaanse anatoom en primatoloog Geoffrey Bourne.
Massapsychologie is ook het thema van Chicken Little (1943). Hierin gebruikt een vos kennis uit een psychologieboek om een naïef kuiken angst aan te jagen en hem en andere vogels in zijn hol te lokken om hen te verschalken. Nergens in de tekenfilm komen verwijzingen naar Hitler en het nationaalsocialisme voor, al bevatte een scène in de productiefase Hitlers Mein Kampf in plaats van het psychologieboek.
Reason and Emotion
Democratische kunst
Op de vraag of Education for Death en andere Disney-animaties waaraan hij in oorlogstijd meewerkte het gewenste effect hadden, antwoordde Joe Grant bescheiden dat hij en zijn collega’s zich dat indertijd soms ook afvroegen, maar dat ze slechts hun werk deden. De geallieerde overwinning was niet afhankelijk van Disney, maar dat de animaties en andere activiteiten van de studio hebben bijgedragen aan het versterken van het moraal onder Amerikaanse burgers en militairen staat buiten kijf.
Ook bij de instructie van het thuisfront en de training van militairen speelde Disney een niet te onderschatten rol. Disney hielp zo de democratische waarden verdedigen. In een artikel in Life van 31 augustus 1942 werd geconcludeerd dat de Disneyfilms…
…zonder in te leveren op humor en variëteit […] een kruistocht [gingen] voeren voor het soort wereld waar een vrije populaire kunst, kan floreren – waar iedereen de kans krijgt om te lachen en leren.
De werken werden door het tijdschrift bestempeld tot “bijzondere democratische kunst”.10
Slot Neuschwanstein, inspiratiebron voor Disney
Kersttekenfilm uit 1939 waarschuwde wereld voor oorlog
1 – Time Magazine, 14 januari 1946.
2 – Life, 31 augustus 1942.
3 – Baxter, p. 31.
4 – Gabler, p. 449.
5 – Baxter, p. 47.
6 – Capra, p. 329.
7 – Baxter, p. 64.
8 – Walt Disney Treasures – On the Front Lines
9 – Baxter, pp. 66, 67.
10 – Life, 31 augustus 1942.
Bronnen:
– Baxter, John, Disney during World War II, Disney Editions, 2014.
– Capra, Frank, The Name Above the Title: An Autobiography, Macmillan, 1971.
– Chase, Marilyn, ‘How Disney Propaganda Shaped Life on the Home Front During WWII’, Smithsonian, 11 juli 2022.
– Gabler, Neal, Walt Disney: The Biography, Aurum Press, 2011.
– Prenger, Kevin, Van kinderwieg tot soldatengraf, Just Publishers, 2014.
– Life, 31 augustus 1942
– Time Magazine, 14 januari 1946
– Documentaire Walt Disney Treasures – On the Front Lines, 2004, via YouTube.