Don Juan, de onwettige zoon van Karel V en dus de halfbroer van de latere Spaanse koning Filips II werd op 24 februari 1547 geboren te Regensburg. Aan het Spaanse Hof kreeg hij een prinselijke opvoeding en wist zich al op jonge leeftijd de reputatie aan te meten een bekwaam legeraanvoerder te zijn. Als landvoogd van de Nederlanden ging hij evenwel de geschiedenis in als een eerzuchtig en meedogenloos man.
De voorgeschiedenis
In september 1558 overleed Karel V in het Hiëronymietenklooster van Cuacos de Yuste. Drie jaar daarvoor was zijn zoon Filips II hem al opgevolgd als koning van Spanje en heer der Nederlanden. Het eigengereide optreden van de nieuwe vorst veroorzaakte in de Habsburgse Nederlanden al vlug onrust en opeenvolgende opstanden. De aanhoudende vervolgingen van protestanten en de torenhoge belastingen zorgden bij de bevolking voor heel wat wrevel. Ook in de katholieke Zuidelijke Nederlanden nam de anti-Spaanse stemming gestaag toe. Toen bovendien op 4 november 1576 muitende Spaanse soldaten gedurende drie dagen de stad Antwerpen plunderden, steeg het ongenoegen tot een hoogtepunt en braken in verscheidene steden rellen uit waardoor de situatie volledig dreigde te escaleren.
Filips II reageerde door zijn halfbroer Don Juan als nieuwe landvoogd der Nederlanden aan te stellen. Onderhandelingen werden gevoerd en nadat in februari 1577 te Marche-en-Famenne met het zogenaamde ‘Eeuwig Edict’ een vergelijk was gevonden, keerde de rust enigszins terug. Niet voor lang echter want Don Juan, die zich als heerser en gouverneur over onze gewesten wilde profileren, nam enkele maanden later met veel machtsvertoon de citadel van Namen in wat meteen het einde betekende van alle eerder gemaakte afspraken en een hevige antikatholieke campagne teweegbracht. Don Juan besloot daarop de ‘ketters’ zoals hij ze noemde een lesje te leren en gewapenderhand alle verzetshaarden in de kiem te smoren.
Vanuit Namen rukte de landvoogd met een legermacht van Spaanse soldaten, Italiaanse huurlingen en enkele Vlaamse edellieden die hem trouw waren gebleven noordwaarts op. Amper een twintigtal kilometer verder, in de omgeving van Gembloers, kwam het de eenendertigste januari 1578 tot een treffen.
Slag bij Gembloers: een bloedbad zonder weerga
Een vijfentwintigduizend man tellend Staats opstandelingenleger van de Nederlandse provinciën aangevoerd door Antoine de Coignies (ca. 1525-1599) kwam er oog in oog te staan met het Spaanse leger. Ondanks het numerieke overwicht van de Staatse troepen stond de uitkomst van de Slag in de sterren geschreven. De Coignies’ strijdmacht, als men het in de haast bijeengetrommelde bonte allegaartje van slecht getrainde en ongedisciplineerde soldaten zo kon noemen, was immers geen partij voor de ervaren en goed opgeleide Spaanse tercios en ruiterij.
Don Juan zette al meteen de toon. In zijn vaandel onder een groot kruis vielen volgende niet mis te verstane bewoordingen te lezen:
“In hoc signo vici Turcos, in hoc vincam haereticos” – Vrij vertaald: “In dit teken overwon ik de Turken, in dit teken zal ik de ketters overwinnen”.
Hij alludeerde hiermee op zijn overwinning op de Turken die hij in 1571 nabij Lepanto had verslagen. Het bleken profetische woorden te zijn want de Spaanse ruiterij zaaide dood en verderf in de rangen van de Staatse troepen en algauw ontaardde de veldslag in een ware slachtpartij. Wie niet wist te vluchten werd genadeloos neergesabeld. Hoeveel soldaten er aan Staatse kant sneuvelden is niet precies te achterhalen, maar de meeste historici maken gewag van om en nabij de achtduizend doden.
Het tij keert
Enkele maanden na de verpletterende nederlaag bij Gembloers wisten de Staten-generaal van de Nederlanden met behulp van de Engelse koningin Elizabeth I en de hertog van Anjou een nieuwe strijdmacht op de been te brengen. De troepen die grotendeels bestonden uit Engelse en Schotse huurlingen aangevuld met een contingent Franse Hugenoten, stonden onder bevel van Maximiliaan van Hénin-Liétard, de graaf van Boussu (1542-1578). In de buurt van Rijmenam, een dorp in de Brabantse Kempen, had Maximiliaan die een confrontatie met de Spaanse ruiterij op open terrein vreesde, gebruik gemaakt van een lichte glooiing in het landschap om, beschermd op zijn flanken door dichte bomenrijen, een defensieve stelling uit te bouwen. In de vroege ochtend van 1 augustus 1578 barstte de strijd los. Tegen alle adviezen in viel Don Juan, overtuigd opnieuw een gemakkelijke overwinning te kunnen behalen, het kampement van de graaf aan. Het pakte echter anders uit dan verwacht. In de daarop volgende gevechten wisten vooral de Schotse huurlingen de Spanjaarden gevoelige verliezen toe te brengen en tegen de middag zat er voor Don Juan niets anders op dan de aftocht te blazen. Het zou zijn laatste wapenfeit worden.
Een vroegtijdige dood
Na het debacle in Rijmenam had Don Juan zich met zijn overgebleven troepen teruggetrokken te Bouge, een gehucht nabij Namen. Daar kwam hij enkele weken later, op 1 oktober 1578, geheel onverwachts op amper eenendertigjarige leeftijd aan de gevolgen van tyfus te overlijden. Als landvoogd en legerleider werd hij opgevolgd door Alexander Farnese, de latere hertog van Parma.
Ook interessant: Karel V (1500-1558) – Heer der Nederlanden en Habsburgse keizer
Boek: Danubia – Een persoonlijke geschiedenis van het Habsburgse Europa