Wat de Grieken een sfinx noemden, kennen we als cherub uit het oude Nabije Oosten. De griffioen kennen we ook van de steppenomaden uit Eurazië – correct geobserveerd in de laatste Asterix. De gorgonen ontleenden de Grieken aan de Mesopotamische Humbaba, ook bekend uit het Epos van Gilgameš. Voor de cyclopen, “rond-ogers”, ken ik echter zo snel geen voor-Griekse parallel. De Grieken vonden de cyclopen uit en deden het meteen drie keer.
De cycloop als herder
De oudste vermelding is te vinden in het negende boek van Homeros’ Odyssee. Het verhaal is wereldberoemd. Na een landing op een eiland worden Odysseus en twaalf metgezellen gevangen genomen door de cycloop Polyphemos, die hen samen met een schaapskudde in een grot vasthoudt en zijn gasten wil verslinden. De Griekse held geeft wijn te drinken aan de cycloop, die belooft dat hij hem als laatste zal opeten en, beleefd als kannibalen zijn, informeert naar zijn naam. Odysseus antwoordt dat hij Niemand heet.
Als Polyphemos slaapt, weten Odysseus en zijn metgezellen hun overweldiger te verblinden. In de ochtend ontsnappen ze door zich te verstoppen onder de schapen die Polyphemos uitlaat. Als de andere Cyclopen later hun blinde vriend vinden, legt hij uit dat Niemand hem heeft verblind, waarop de anderen de zaak maar laten zoals ze is. Odysseus vaart weg.
Dit verhaal maakte, toen ik zeven was en het voor het eerst hoorde, enorme indruk op me. Ik was niet de enige. Sergio Leone noemde een van zijn scenario’s My Name Is Nobody en die film eindigt niet toevallig met een afvarend schip.
Homeros was niet de enige die de cyclopen maakte tot herders. De latere dichters Filoxenos van Kythera en Theokritos van Syracuse vertelden over een Polyphemos die smoorverliefd was op de nimf Galatea. De Romeinse dichter Ovidius nam de stof over.
De cycloop als smid
Homeros’ jongere tijdgenoot Hesiodos en de auteur van het gedicht dat bekendstaat als de Titanomachie stellen zich de cyclopen heel anders voor. Ze heten Brontes, Steropes en Arges en zijn de zonen van Hemel en Aarde. De oude oppergod Kronos heeft het drietal gevangen gezet in de Tartaros, een van de afdelingen van de Onderwereld. Kronos’ zoon en opvolger Zeus bevrijdt hen daar en in ruil smeden zij voor hem de donders en bliksemschichten die zijn wapen zijn.
“Zussen en broers van zijn vader, van Ouranos, heeft hij bevrijd uit pijnlijke boeien; hun broer had hen stevig geboeid in zijn domheid. Dankbaar voor Zeus’ goedertierenheid hebben de broers van zijn vader hem toen de donder gegeven alsook het laaiende vuur van bliksem – daarvoor had de Aarde de bliksem verborgen gehouden.” Hesiodos, Theogonie 501-506; vert. Ronald Blankenborg
Ook Hesiodos inspireerde latere auteurs. De hellenistische dichter Callimachus stelt zich voor dat de cyclopen wonen onder de Liparische Eilanden, waar ze als assistenten van Hefaistos een zilveren boog maken voor Artemis. Ook de Romeinse dichter Vergilius kent de cyclopen als smeden, al zijn ze nu de helpers van Vulcanus, leven ze onder de Etna en maken ze de wapenrusting van Aeneas. Volgens weer een andere overlevering, te vinden bij Diodoros van Sicilië, zouden deze cyclopen zijn gedood door Apollo.
De cycloop als bouwmeester
Een derde soort cyclopen vinden we in Pausanias’ Gids voor Griekenland. Hij presenteert ze als de bouwers van de cyclopische muren, gemaakt uit grote rotsblokken, die te zien waren bij oude Mykeense steden, zoals Tiryns.
“Het enige deel van de ruïnes dat er nog staat, is de door de de cyklopen gebouwde muur. Die bestaat uit ruwe rotsblokken, elk zo groot dat zelfs de kleinste niet door een span muilezels van zijn plaats kan worden getrokken.” vert. P. Burgersdijk
Volgens dezelfde Pausanias hadden cyclopen de beroemde Leeuwenpoort van Mykene gebouwd.
Ik rond af met de constatering dat in de Romeinse kunst de cyclopen niet zelden drie ogen hebben: een normaal gezicht, waaraan midden in het voorhoofd een extra oog is toegevoegd.