Vanaf het moment dat Adolf Hitler en consorten in 1933 aan de macht kwamen, was drugs in nazi-Duitsland een gangbaar fenomeen. Over dit donkere hoofdstuk uit de geschiedenis van het nationaal-socialisme was nog weinig bekend. De Duitse wetenschapsjournalist Norman Ohler brengt daar met het onthullende boek Drugs in het Derde Rijk (Uitgeverij Luitingh-Sijthoff, 2016) verandering in.
Duitse militairen en ook legerleiding, onder wie Adolf Hitler (1889-1945), gebruikten met name tijdens de Tweede Wereldoorlog op grote schaal drugs. De middelen varieerden van pervitine (methamfetamine, tegenwoordig bekend als crystal meth en in oktober 1937 op de markt gebracht) en opiaten tot morfine, heroïne en cocaïne.
Schaal en gevolgen
Natuurlijk wisten we al dat tijdens oorlogen, ook tijdens de Eerste Wereldoorlog, op grote schaal verdovende middelen werden gebruikt als medicijn tegen de oorlogsellende. En dat Hitler een grootgebruiker was, was ook al bekend. Maar hoeveel werd er gebruikt? Op welke schaal? En welke gevolgen had het drugsgebruik voor militaire acties? Dit soort vragen zijn door Hitler-biografen en in handboeken over de Tweede Wereldoorlog nauwelijks beantwoord, zo beklemtoont Ohler. In elk geval waren de nazi’s hypocriet, zo opent hij het boek:
Hoewel de nazi’s zich voordeden als grote de zedenmeesters en er met veel propagandistisch theater en draconische straffen een ideologisch onderbouwde strikte antidrugspolitiek op na hielden, werd een bijzonder krachtige, zeer verslavende en perfide stof onder Hitler een populair product op de algemene markt. Volkomen legaal maakte deze stof in de vorm van pillen onder de merknaam Pervitin in de jaren dertig overal furore in het Derde Rijk, en later in de bezette landen van Europa. (17)
Duitsland drugsland: morfine, aspirine en heroïne
Het boek begint met enkele hoofdstukken die duidelijk maken dat Duitsland zich in de negentiende eeuw ontwikkelde tot hét drugsland bij uitstek. Zo wist in 1805 de Duitse apothekersassistent Friedrich Sertürner (1783-1841) in Paderborn als eerste morfine te isoleren uit opium. Omdat rond die tijd ook de injectiespuit werd uitgevonden, vond morfine als pijnstiller razendsnel een grote markt. Tijdens de Amerikaanse Burgeroorlog (1861-1865) en Frans-Duitse Oorlog (1870-1871) werd het middel massaal ingezet om de pijn van (zwaar)gewonden te verzachten.
Ook twee andere middelen, aspirine en cocaïne, zijn Duitse uitvindingen. Op 10 augustus 1897 wist Felix Hoffmann (1868-1946) – een chemicus van het Duitse chemiebedrijf Bayer – acetylsalicylzuur samen te stellen uit wilgenschors, waarna Bayer het goedje als Aspirin op de markt bracht. Elf dagen later ontdekte dezelfde Hoffmann nog een ander middel: heroïne, de eerste designerdrug ter wereld, een drug die jarenlang gebruikt zou worden als medicijn tegen droge hoest en tuberculose. Ohler concludeert:
In de laatste drie decennia van de negentiende eeuw ontwikkelden zich verschillende farmaceutische complexen langs de Rijn. (…) Het onderzoek draaide op volle toeren en er werden tal van patenten ontwikkeld. Duitsland werd vooral wat de chemische industrie betrof nog voor de eeuwwisseling de ‘werkplaats van de wereld’, en made in Germany werd een waarmerk voor kwaliteit, ook met betrekking tot drugs. (26)
De cijfers die Ohler geeft, zijn in elk geval overtuigend. In 1926 was Duitsland het land dat de meeste morfine wereldwijd produceerde en daarvan liefst 98 procent exporteerde. In deze periode had Duitsland bijvoorbeeld ook 80 procent van de wereldwijde cocaïnehandel in handen.
Nazi-Duitsland en drugs
Zodra de nazi’s aan de macht waren gekomen, op 30 januari 1933, gingen ze drugsmisbruik hard aanpakken. Verslaafden konden tot twee jaar gedwongen opgenomen worden, artsen die gebruikten konden beroepsverboden van maximaal vijf jaar krijgen en Duitse burgers werden opgeroepen drugsmisbruik te melden bij de officiële instanties. De antidrugspolitiek van de nazi’s ging hand in hand met hun antisemitische politiek. Tot in kinderboeken toe werd gesteld dat het jodendom giftig en gevaarlijk was, net als drugs, en zelfs die drugshandel werd door de joden beheerst. De joods-marxistische leugen was, zo stelden de nazi’s, dat het lichaam van jezelf was. Maar dat was niet zo, meenden de nazi’s: het menselijk lichaam was volgens de nazipropaganda het eeuwige erfgoed van de voorvaderen en daarmee behoorde het lichaam de familie, het volk en de staat toe. Drugsgebruik was dus raciaal minderwaardig en leidde tot degeneratie.
Toen in 1937 Pervitin ingevoerd werd, veranderde alles. Dit middel verdreef vermoeidheid, zodat mensen langer konden doorwerken, werd in bonbons gestopt die overal te koop waren, maar was tegelijkertijd enorm verslavend. Pervitin werd in enkele jaren tijd een enorm populair middel voor alles en iedereen in Duitsland. Pas op 12 juni 1941 zette de Reichgesundheitsführer het middel op de lijst voor verboden verdovende middelen, maar toen waren de Duitsers, de Waffen SS, het leger en ook Hitler al zo verslaafd dat de productie het jaar daarna niet terugliep, maar alleen maar opliep.
Opmerkelijk is dat het Pervitin-verbod tien dagen vóór het begin van Operatie Barbarossa, de aanval op Rusland, afgekondigd werd. Dat was een hoogst ongelukkig moment, aldus Ohler:
De soldaten waren allang aan hun pepmiddel gewend. Het opperbevel van de Wehrmacht had samen met het Rijksministerie voor Bewapening en Munitie, onder verantwoordelijkheid van Hermann Göring [die zelf aan morfine verslaafd was, EK], de Pervitin inmiddels zelfs als kriegsentscheidend aangemerkt, ‘beslissend voor de oorlog’. Geen sprake van inperking. (147)
Drugsgebruik Erwin Rommel in Frankrijk
In het boek krijgen verscheidene historische gebeurtenissen en enkele nazi-kopstukken speciale aandacht. Zo vochten complete Duitse eenheden onder invloed van Pervitin of andere middelen. Dit was bijvoorbeeld het geval tijdens de Blitzkrieg in landen als Polen, Frankrijk, Noorwegen en Nederland. De Duitsers rukten, tot verbazing van hun tegenstanders en zichzelf, razendsnel op en leken maar door te gaan. Ze waren niet te stoppen en boekten razendsnelle terreinwinsten. Los van training, tactiek, overmacht en artillerie speelde de Pervitin een rol, zo toont Ohler aan.
Duidelijk bleek dit bij de opmars van Erwin Rommel (1891-1944) als tankgeneraal in Frankrijk (later werd Rommel bekend als ‘de woestijnvos’ van Afrika). Rommel was onberekenbaar, oncontroleerbaar en niet te houden. Hij reed maar door, bleef aanvallen uitvoeren, nam weinig rust en zag totaal geen gevaar. Allemaal handelingen die mogelijk gemaakt werden door het middel Pervitin, aldus Ohler, die over Erwin Rommel schrijft:
Hij had geen enkel gevoel voor gevaar, een typisch methamfetaminesymptoom bij te hoge dosering. Ook midden in de nacht denderde hij verder, en onder het rijden viel hij zelfs goed uitgebouwde stellingen aan, waarbij hij als een razende uit alle tanklopen liet schieten en zijn vijanden steeds op het verkeerde been zette. (113)
‘High Hitler’ werd bijna ‘Bye bye Hitler’
Rommels baas, Adolf Hitler, gebruikte ook van alles en nog wat aan verdovende middelen. Ohler brengt Hitlers medische toedieningen haarscherp in kaart, door te focussen op documenten van en over zijn lijfarts Theodor Morell (1886-1948). Met name in de nasleep van de aanslag van Claus von Stauffenberg (1907-1944) op Hitler in de Wolfschanze op 20 juli 1944 – operatie Walküre (Operation Valkyrie) – kreeg Hitler een flinke dosis pepmiddelen voorgeschreven. Hitler was gewond geraakt en zijn beide trommelvliezen waren zwaar beschadigd, waardoor hij in de dagen na de aanslag regelmatig uit zijn oren bloedde. Uit de nalatenschap van Morell (aanwezig in het Duitse Bundesarchiv) blijkt dat Hitler, naast allerlei druivensuikerinjecties, onder meer de volgende drogerende middelen slikte: Broom-Nervacit, Optalidon, Eukodal, Vitamultinforte, Testoviron en Glyconorm.
Omdat Hitler veel pijn in zijn oren en keel had, haalde Morell de KNO-arts Erwin Giesing (1907-1977) uit een naburig militair hospitaal naar de Wolfschanze. Deze diende Hitler gedurende 75 dagen, van 22 juli tot 7 oktober 1944, meer dan vijftig keer cocaïne toe, een feit dat door Hitler-biografen is genegeerd. De drugs die door de nazi’s eerder nog bestreden waren als ‘Joods degeneratiegif’, maar dat terzijde. Ohler legt hier een relatie met enkele stafbesprekingen, waarin Hitler absurde beslissingen nam die zijn militaire staf verbaasden, omdat ze van een irreële grootheidswaanzin (een typische bijwerking van cocaïne) getuigden. Giesing schrok zo van het effect van de cocaïne dat hij vanaf eind september weigerde om nog langer cocaïne aan Hitler te verstrekken. Ohler:
Maar Hitler stond het niet toe: ‘Nee, mijn dokter, ga ermee door. Ik heb vanochtend weer zo’n afschuwelijk bromhoofd, waarschijnlijk van die verkoudheid; de zorgen om de toekomst en het voortbestaan van Duitsland knagen dagelijks meer aan mij.’ (225,226)
Erwin Giesing ging overstag en gaf Hitler op die bewuste 1 oktober 1944, vanwege een belangrijke militaire bespreking, een extra portie cocaïne. Zoveel, dat Hitler, aldus Giesing zelf, het bewustzijn een tijdje verloor. De zelfverklaarde ‘geheelonthouder’ Adolf Hitler was die dag bijna aan een overdosis cocaïne gestorven. Maar, net als bij de 42 mislukte aanslagen op Hitler, overleefde hij de penibele situatie…
Boek: Drugs in het Derde Rijk – Norman Ohler