Duitsland was een laatkomer in de wereld van koloniale rijken. In de jaren 1884 en 1885 wist het alsnog een bescheiden, maar bonte verzameling koloniën te bezetten. Veruit de grootste en belangrijkste van die koloniën was Duits Oost-Afrika. Het koloniale bewind was er bruut en van relatief korte duur.
In 1881 begon de Europese verdeling van Afrika, startend met de Franse bezetting van Tunesië en eindigend in 1902 met de Vrede van Vereeniging na de Tweede Boerenoorlog in Zuid-Afrika. Slechts twee Afrikaanse landen bleven onafhankelijk: Liberia en Ethiopië. Ook in het keizerrijk Duitsland stonden voorstanders van koloniën te trappelen om mee te doen. In 1884 en 1885 claimde Duitsland tijdens deze ‘Scramble for Africa’ Zuidwest-Afrika (Namibië), Togo, Kameroen en Oost-Afrika. Dat was bijzonder, want de Duitse imperialisten hadden een geduchte binnenlandse tegenstander.
Prestigeprojecten

In het verleden waren er door Duitse vorsten particulier wel pogingen gedaan tot het opzetten van koloniën. Zo stichtte de Baltisch-Duitse edelman Jakob von Kettler hertog van Kurland en Semgallen (1610-1682) een kleine handelskolonie aan de monding van de Gambia. Ook de Brandenburgse keurvorst Frederik Willem I deed in de zeventiende eeuw, geholpen door Nederlandse adviseurs, een poging een handelskolonie op de West-Afrikaanse kust te verwerven. Maar het mocht allemaal geen naam hebben.
Pas in de tweede helft van de negentiende eeuw, toen het handelskolonialisme veranderde in imperialisme, ging het idee van een koloniaal rijk ook in Duitsland leven. In de jaren 1880 verhoogde de koloniale lobby de druk op Bismarck. In 1882 werd de Kolonialverein opgericht, die koloniën zag als oplossing voor de overproductie van de Duitse industrie en de groeiende bevolking.

Kaart van Afrika
Het waren particuliere partijen, zogenaamde Konzessionsgesellschaften, die het voortouw namen in de Duitse verovering van stukken Afrika. De Duitse staat volgde door de gebieden vervolgens tot Schutzgebiet ofwel protectoraat te verklaren. Was Bismarck van zijn anti-koloniale geloof gevallen?
Er zijn verschillende theorieën rond Bismarcks draai. Maar er zijn sterke aanwijzingen dat de ‘IJzeren Kanselier’ toegaf om de pro-Britse partij rond kroonprins Friedrich Wilhelm en zijn Britse echtgenote prinses Victoria te ondermijnen. Eén ding is zeker, na 1885 was Bismarck weer als vanouds tegen overzees imperialisme. In 1888, het Driekeizerjaar, zei hij tegen de Duitse schrijver, ontdekkingsreiziger en etnologisch verzamelaar Eugen Wolf:
Uw kaart van Afrika is erg mooi, maar mijn kaart van Afrika ligt in Europa. Hier ligt Rusland en hier ligt Frankrijk, en wij zitten in het midden, dat is mijn kaart van Afrika.
Oost-Afrika
Onder Oost-Afrika verstaan we het gebied dat tegenwoordig bestaat uit de moderne staten Kenya, Oeganda, Rwanda, Burundi en het uit Tanganyika en Zanzibar samengestelde Tanzania. Oost-Afrika was eind negentiende eeuw geen onbekend terrein voor de buitenwereld. Sinds de zeventiende eeuw waren Arabieren in de kuststreek actief als handelaren in mensen, ivoor en kruidnagels. Gunstige zeewinden maakten de Oost-Afrikaanse kust voor hen makkelijk bereikbaar.
Het voor de kust van Tanganyika gelegen eiland Zanzibar, vormde een ideale uitvalsbasis. Nadat Zanzibar bijna twee eeuwen door de Portugezen was bezet, kwam het in 1698 onder bewind van de sultans van Oman. In 1840 werd het aantrekkelijke handelsknooppunt zelfs de hoofdzetel van de Omaanse sultan. Niet lang daarna kwamen de eerste Europese ontdekkingsreizigers. De Duitse missionaris Johannes Rebmann was in 1848 de eerste Europeaan die de Kilimanjaro zag. In 1858 brachten de Britse ontdekkingsreizigers Richard Burton en John Speke het meer van Tanganyika in kaart.
Carl Peters
Al voor Bismarcks tijdelijke koerswijziging waren er Duitse handelsondernemingen actief op Zanzibar. Echt schot in de koloniale zaak kwam er met de oprichting in 1884 van de Gesellschaft für Deutsche Kolonisation. Deze compagnie stuurde de historicus en avonturier dr. Carl Peters (1856-1918) naar Zanzibar. Niet gehinderd door enige kennis van zaken of een goede voorbereiding, begon hij door de kustgebieden van Tanganyika te reizen en verdragen te sluiten met dorpshoofden door hen een contract onder de neus te duwen en een kruisje te laten zetten.

Zanzibar-Helgolandverdrag
In november 1886 kwamen de Britten en Duitsers tot een verdeling van Oost-Afrika. In 1890 volgde een tweede, definitief verdelingsverdrag: het Zanzibar-Helgolandverdrag. De Britten kregen Zanzibar en het huidige Kenya en Oeganda: Brits Oost-Afrika. De Duitsers kregen het gebied dat nu ongeveer Tanzania, Burundi en Rwanda beslaat: Duits Oost-Afrika. Daarmee werd de Kilimanjaro (5.895 meter) officieel de hoogste berg van Duitsland. Als bonus kreeg Duitsland ook nog het voor de Duitse kust gelegen Noordzee-eilandje Helgoland, dat sinds 1807 in Britse handen was.
Men dacht dat als we koloniën hadden, een atlas kochten en Afrika blauw schilderden, we dan geweldige mensen zouden zijn. Rijkskanselier Leo von Caprivi
Binnen het grote plaatje van het Europees imperialisme waren de Britten buitengewoon tevreden met de deal. Voor Duitsland lag de prioriteit bij zijn positie in Europa. Een goede relatie met Groot-Brittannië was op dat moment belangrijker voor Bismarcks opvolger Caprivi dan Afrika. Alleen kolonialen en radicale nationalisten in beide landen waren teleurgesteld. In Duitsland leidde deze frustratie tot de oprichting van het Alldeutscher Verband dat zich hard zou gaan maken voor de territoriale expansie van Duitsland.
DOAG
Duits Oost-Afrika was veruit de belangrijkste kolonie binnen het Duitse koloniale rijk. Het was qua oppervlak maar liefst twee keer zo groot als het Duitse keizerrijk zelf. In 1913 telde het 7,7 miljoen autochtone inwoners. Dat was ongeveer twee keer zoveel als de rest van de andere Duitse koloniën in Afrika, Azië en Oceanië bij elkaar. De inwoners vormden geen eenheid, maar bestonden uit circa 120 verschillende etnische Bantoe-groepen. Daarvan was er geen een groot genoeg om de rest te domineren. Swahili was de lingua franca waarin zij onderling communiceerden. Van gezamenlijke weerstand tegen de Duitsers was geen sprake.

Bestrijden slavenhandel
Tot grote ergernis van Bismarck bleek de DOAG niet in staat om de kolonie te besturen en zag hij zich gedwongen in te grijpen. Dat deed de rijkskanselier onder het mom van het bestrijden van de slavenhandel. De Duitse staat nam het koloniale bestuur over. Dat kwam direct onder het gezag van de keizer. Hierdoor had het parlement, de Rijksdag, er vrijwel niets over te vertellen.
Keizer Wilhelm II liet zijn gezag in Oost-Afrika gelden in de persoon van keizerlijk commissaris majoor Hermann von Wissmann. Deze ervaren ontdekkingsreiziger rekruteerde een privélegertje van Afrikaanse huurlingen, de beruchte askari’s, en begon vanuit de door Abushiri belegerde kustplaatsen Bagamoyo en Dar es Salaam een militaire campagne.
Abushiri verloor door gebrek aan steun van de Afrikaanse bevolking spoedig terrein, sloeg op de vlucht en werd uiteindelijk door een dorpshoofd uitgeleverd aan Wissmann, die hem in december 1889 liet ophangen. Op meedogenloze wijze vestigde Wissmann, die eerder voor de Belgische koning Leopold II in de Congo had gewerkt, het Duitse gezag in de rest van het aan Duitsland toegewezen gebied.
Askari’s
Askari’s waren Afrikanen die vochten in de koloniale legers van diverse Europese landen. Het woord is Swahili voor ‘soldaat’. De Duitse askari’s werden in eerste instantie vooral geworven onder Soedanezen. Later namen ook mannen uit Duits Oost-Afrika zelf dienst. De askari’s waren loyaal aan het Duitse gezag, dat hen goed betaalde en behandelde. Ze hadden een hogere sociale positie dan gewone Afrikanen. Als er geen verzet moest worden neergeslagen, voerden ze politie- en andere bestuurstaken uit. Door het geringe aantal Duitse militairen in Oost-Afrika, opereerden ze veelal zelfstandig in klein verband.

Duits gezag
Na de executie van Abushiri was het niet gedaan met het verzet van de Afrikanen tegen de nieuwe overheersers. Tussen 1888 en 1902 voerde het Duitse koloniale leger, de Kaiserliche Schutztruppe für Deutsch-Ostafrika, meer dan zestig strafexpedities en andere militaire operaties uit in Tanganyika. De Duitsers introduceerden allerlei verboden en voorschriften, hieven belastingen en onteigenden vruchtbare grond voor de aanleg van grote plantages.
Op 1 januari 1891 werd Julius baron von Soden (1846-1921) benoemd tot de eerste gouverneur van Duits Oost-Afrika met Dar es Salaam als hoofdstad. Het Duitse bestuur was indirect van aard. Er waren te weinig Duitse bestuursambtenaren voor direct bestuur, dus men regeerde vooral via lokale, autochtone machthebbers die in ruil voor hun diensten allerlei privileges genoten. In de koninkrijken Rwanda en Burundi bijvoorbeeld leidde dat tot bevoordeling van de feodale Tutsi-elite ten opzichte van de etnische Hutu’s.
Economie
De economie van Duits Oost-Afrika draaide om landbouw. Bodemschatten zoals goud of diamanten werden er niet gevonden. De lokale landbouw produceerde wilde rubber, koffie, kokosolie, pinda’s en dadels. Later kwamen daar Europese plantages bij die vooral draaiden om de grootschalige productie van katoen, koffie, cacao en rubber voor de export.

Om de landbouwproducten van het binnenland naar de kust te vervoeren werd in 1891 de eerste spoorlijn van Oost-Afrika aangelegd, de Usambarabahn, tussen het Victoriameer en het havenstadje Tanga. Later kwam daar de Tanganyikabahn van de Ostafrikanische Eisenbahngesellschaft bij. De bouw van de spoorlijnen in het binnenland was lastig door het moeilijke terrein, overvloedige regenval en wilde dieren.
Het koloniale bestuur loste de vraag naar goedkope plantagearbeiders op door de belastingen zo hoog te maken dat velen die niet meer konden betalen. Vervolgens werden de wanbetalers veroordeeld tot dwangarbeid, in wezen een vorm van slavernij. Maar hoe hard men ook probeerde om van Duits Oost-Afrika een economisch succes te maken, Bismarck had gelijk gehad: de kolonie als geheel was verliesgevend en moest met Duits belastinggeld overeind worden gehouden.
Maji-Maji-oorlog
In 1905 was een deel van de bevolking de dwangarbeid en Duitse bemoeizucht zat en kwam in opstand. De daarop uitgebroken ‘Maji-Maji-oorlog’ duurde van 1905 tot 1907. De aanjager was medium en medicijnman Kinjikitile ‘Bokero’ Ngwale. Hij werd in augustus 1905 al opgepakt en opgehangen, maar het verzet duurde voort en breidde zich uit. Antikoloniale strijders meenden dankzij Ngwales toverwater ‘Maji-Maji’ onschendbaar te zijn voor Duitse kogels. Het gaf hen een onterecht gevoel van veiligheid dat bijdroeg aan hun zware verliezen.

Volgens een officieel naoorlogs rapport van de Rijksdag lag het aantal doden op 75.000. Tegenwoordig schatten historici het aantal tussen de 250.000 tot 300.000 doden. Het was vooral de gewone burgerbevolking die slachtoffer werd van de Duitse tactiek van de ‘verschroeide aarde’, en de hongerdood stierf. Aan Duitse zijde sneuvelden slechts 88 man waarvan 15 Duits.

Na de oorlog werden wel een aantal zaken verbeterd. Zo werd de economische politiek realistischer. Er werden proefplantages opgericht waar Afrikaanse boeren kennis konden maken met moderne landbouwtechnieken. Ook werd geïnvesteerd in infrastructuur. Maar van een echte ontwikkelingspolitiek was geen sprake. Het moeilijk begaanbare landschap en tropische ziekten speelden de Duitsers parten. Er woonden in 1912 in het hele gebied maar 4.158 blanke Duitsers, waarvan 22% vrouw. De meeste blanken in het binnenland waren zendelingen en missionarissen. Van echt koloniaal enthousiasme was onder het Duitse volk dus weinig sprake. Het was een exotische ver van hun bed show of ‘Safari-Romantik’.
Eerste Wereldoorlog
Toen in 1914 de Eerste Wereldoorlog uitbrak, namen Frankrijk en Groot-Brittannië de zwak verdedigde Duits-Afrikaanse koloniën in. Alleen in Duits Oost-Afrika was sprake van serieuze tegenstand. Onder bevel van de ervaren koloniaal militair Paul von Lettow-Vorbeck (1870-1964) maakte de Schutztruppe het de Britten lastig. Zijn leger bestond op zijn hoogtepunt in 1915 uit 3.000 Duitsers en andere Europeanen, zo’n 12.000 askari’s en duizenden, vaak daartoe gedwongen dragers. De generaal voerde met hen meer dan vier jaar een guerrilla-oorlog in de binnenlanden van Zuid-Tanganyika, Portugees Mozambique en Brits Noord-Rhodesië (Zambia).

Na de Eerste Wereldoorlog verdeelden de winnaars Duits Oost-Afrika. Van 1920 tot 1961 werd Tanganyika bestuurd door Groot-Brittannië. Burundi en Rwanda gingen naar België. En een klein stukje, de Quionga-driehoek, naar Portugal. In 1961 werd Tanganyika onafhankelijk en in 1964 fuseerde het met Zanzibar tot de Verenigde Republiek Tanzania.
Swakopmund, een stukje Duitsland in Afrika
De verdeling van Afrika
Bronnen ▼
– Horst Gründer, Hermann Hiery (et al.), ‘Die Deutschen und ihre Kolonien’, (2018 Berlijn).
– H.L. Wesseling, ‘Europa’s koloniale eeuw’, (Amsterdam 2003).
– H.L. Wesseling, ‘Verdeel en heers. De deling van Afrika 1880-1914, (Amsterdam 1999).
– Frits Boterman, ‘Moderne geschiedenis van Duitsland 1800-1990’, (Amsterdam 1996).
Internet:
– Jan Antosch, Deutsches Historisches Museum, 2. November 2004. Geraadpleegd op 10 februari 2025, van https://www.dhm.de/lemo/kapitel/kaiserreich/aussenpolitik/ostafrika
– Julian Prush, Universität Göttingen. Geraadpleegd op 10 februari 2025, van https://www.goettingenkolonial.uni-goettingen.de/index.php/orte/die-deutschen-kolonien/deutsch-ostafrika
– Michelle Moyd: Askari, in: 1914-1918-online. International Encyclopedia of the First World War, issued by Freie Universität Berlin, Berlin 2015-03-16. DOI: 10.15463/ie1418.10570: https://encyclopedia.1914-1918-online.net/article/askari/