Edoeard Sjevardnadze. Voormalig minister van buitenlandse zaken van de Sovjet-Unie en van 1995 tot 2003 president van Georgië.
Edoeard Sjevardnadze wordt op 25 januari 1928 geboren in Mamati, een klein dorp aan de Zwarte Zee in het westen van Georgië dat dan nog deel uitmaakt van de Sovjet-Unie. Hij heeft drie broers en een zus. Een van zijn broers komt tijdens de Tweede Wereldoorlog om het leven. Sjevardnadze’s vader is leraar.
Sjevardnadze trouwt in 1951 met Nanuli Tsagareishvili. Dit ondanks waarschuwingen dat dit huwelijk schadelijk zou kunnen zijn voor zijn carrière. De vader van zijn echtgenote is namelijk als ‘vijand van de staat’ ooit veroordeeld en geëxecuteerd. Uit het huwelijk worden twee kinderen geboren, een zoon en een dochter. Sinds 2004 is Sjevardnadze weduwnaar.
Nadat Sjevardnadze de basisopleiding in zijn geboorteplaats Mamati heeft doorlopen, trekt hij naar Tblisi om te gaan studeren aan de Medische Hogeschool. Als hij hier zijn diploma heeft gehaald studeert hij niet verder, maar wordt hij instructeur van het regionale comité van de Komsomol, de communistische jeugdbeweging. In 1948 treedt Sjevardnadze toe tot de Communistische Partij en start hij een opleiding aan de historische faculteit van het Pedagogisch Instituut. Sjevardnadze maakt snel carrière binnen de Communistische Partij. In 1956 wordt hij secretaris van het Centrale Comité van de Georgische Komsomol en in 1959 wordt hij lid van de Georgische Opperste Sovjet.
Een nog grotere promotie maakt Sjevardnadze in 1965. Hij wordt dan minister voor Openbare Orde. Beroemd in eigen land wordt hij in de periode van 1968 tot 1972. Hij is dan minister van Binnenlandse Zaken en ontwikkelt een hard beleid tegen corruptie. In 1972 wordt Sjevardnadze eerste secretaris van de Communistische Partij nadat zijn opvolger vanwege een corruptie-schandaal heeft moeten aftreden.
Als eerste secretaris van de Communistische Partij blijft Sjevardnadze beleid ontwikkelen dat is gericht op het terugdringen van de corruptie. De Sovjet-leiding waardeert deze inspanningen en beloont Sjevardnadze in 1976 met een zetel in het Centraal Comité van de Communistische Partij van de Sovjet-Unie. Twee jaar later wordt hij als kandidaatslid toegelaten tot het Politbureau, het beleidmakende orgaan van de Communistische Partij.
Michail Gorbatsjov – president van de Sovjet-Unie – stelt Sjevardnadze in 1985 aan als minister van Buitenlandse Zaken. Hij vervangt Andrej Gromyko die gedwongen is af te treden vanwege zijn verzet tegen de hervormingen van Gorbatsjov. Sjevardnadze wordt de rechterhand van Gorbatsjov en draagt onder meer bij aan het einde van de Koude Oorlog. Hij hervormt het buitenlandbeleid van de Sovjet-Unie. Zo pleit hij onder meer voor een einde aan de oorlog in Afghanistan en onderhandelt hij over de hereniging van Duitsland.
In 1990 treedt Sjevardnadze af als minister van Buitenlandse Zaken. In zijn afscheidsrede laat hij weten waarom hij aftreedt. Hij is het niet eens met alle hervormingen van Gorbatsjov en zegt te vrezen voor een dictatuur. In 1991 is hij na een mislukte coup korte tijd weer minister van Buitenlandse Zaken, maar als de Sovjet-Unie korte tijd later wordt ontbonden treedt hij weer af.
Sjevardnadze keert terug naar de onafhankelijk geworden republiek Georgië waar hij de tweede president wordt sinds de onafhankelijkheid (1991) van het land. De eerste president van de republiek Georgië is Zviad Gamsachoerdia. Deze wordt in 1992 afgezet. Het presidentschap wordt dan afgeschaft en Sjevardnadze wordt benoemd tot voorzitter van de Georgische staatsraad. Als in 1995 het presidentschap weer wordt ingesteld wordt hij met zeventig procent van de stemmen tot president gekozen. Zijn beleid is gericht op het westen waardoor hij buitenlandse steun en investeringen naar Georgië weet te halen.
Als president van Georgië weet hij niet te voorkomen dat het land verstrikt raakt in een burgeroorlog. Ook kan hij de corruptie niet stoppen. Sjevardnadze wordt ervan beschuldigd zelf corrupt te zijn en bekritiseerd omdat hij beperkingen oplegt aan de media, politici ontslaat en familieleden op hoge posten benoemt. Zijn militaire acties tegen de naar onafhankelijkheid strevende regio’s Zuid-Ossetië en Abchazië leveren geen succes op en zorgen voor burgeroorlog. Als Georgië tegen het eind van de jaren negentig ook nog in een periode van economische recessie terechtkomt verspeelt hij nog meer krediet bij de bevolking.
Onder het presidentschap van Sjevardnadze raakt Georgië de steun van Rusland kwijt. Onder meer doordat Sjevardnadze de Russen de toegang tot de Pankisi-vallei, waar zich Tsjetsjeense rebellen zouden bevinden, weigert. De VS blijft Georgië wel steunen. Georgië ontvangt miljoenen Amerikaanse dollars in ruil voor olie en een NAVO-basis op Georgisch grondgebied.
Rozenrevolutie
Na de parlementsverkiezingen van november 2003 krijgt Sjevardnadze het moeilijk. Hij claimt de verkiezingen te hebben gewonnen, maar wordt door de oppositie beticht van verkiezingsfraude. Internationale waarnemers van de OVSE bevestigen dat de verkiezingen niet helemaal eerlijk zijn verlopen. Wekenlang wordt er gedemonstreerd, met name in de Georgische hoofdstad Tblisi. Als het hoofd van de Nationale Veiligheidsraad, Tedo Dzjaparidze, verklaart dat de verkiezingen ongeldig zijn en moeten worden overgedaan, begint de oppositie te roepen om het vertrek van Sjevardnadze.
De president is echter niet van plan op te stappen en en besluit op 22 november 2003 de eerste zitting van het parlement te openen. Het parlementsgebouw wordt dan omsingeld door duizenden demonstranten en een grote groep dringt, onder leiding van oppositieleider Michail Saakasjvili, het parlementsgebouw binnen. Oppositieleden roepen dan opnieuw om het vertrek van Sjevardnadze. Deze roept later die dag de noodtoestand uit en de volgende dag neemt hij, na overleg met Michail Saakasjvili, alsnog ontslag als president. Parlementsvoorzitter Nino Boerdzjanadze wordt dan tijdelijk waarnemend president. De beschreven omwenteling wordt bekend onder de naam Rozenrevolutie.
Lees ook: