Dark
Light

Een heldenrol voor een vrouw? Onmogelijk!

Conflicterende discursieve elementen in reisteksten van vrouwen uit de negentiende eeuw
12 minuten leestijd
Reisbrieven van Aletta Jacobs
Reisbrieven van Aletta Jacobs

Terwijl reizen naar verre landen vandaag de dag ter discussie staat, was dat in de negentiende eeuw juist voor vrouwen een grote verworvenheid. Reizen was immers een door mannen gedomineerde activiteit. Het was ook niet bepaald ladylike om avontuurlijk en reislustig te zijn. Een vrouwelijke reiziger die wilde schrijven over haar reis moest zich daarom van een ander perspectief bedienen. Vergelijkend onderzoek naar de reisteksten van vrouwen uit die periode heeft aangetoond dat vrouwen gebruik maakten van conflicterende discursieve elementen. Daarmee kwam het dominante discours ter discussie te staan.

Het bestuderen van reisteksten is voor literatuurwetenschappers een lastige opgave. Men kan namelijk niet spreken van een bepaald genre. Daarvoor zijn de verschillen te groot. Reisteksten komen voor in de vorm van logboek en roman. En alles daartussen in. Wat bepaalt dan wat een reistekst is en wat niet? De eerste reisteksten werden geschreven door westerse ontdekkingsreizigers en bevatten zoveel mogelijk praktische informatie over de handelsmogelijkheden en aanwezige natuurlijke materialen in de ontdekte gebieden. Rond het einde van de zestiende eeuw had de reistekst een vorm gekregen waarin zowel een chronologisch verhaal als geografische en etnografische beschrijvingen centraal stonden.1 Dat leverde meteen een probleem op. Aan de ene kant had het verslag tot doel te amuseren – in de zin dat de lezer het verhaal wilde volgen -, aan de andere kant diende het ook praktische informatie te verschaffen. Die dualiteit leverde ook een tegenstelling in stijl op. Aan de ene kant een afstandelijke stijl wanneer de etnograaf aan het woord is, aan de andere kant een subjectieve, persoonlijke stijl wanneer het reizende persona aan het woord is.2 Uiteindelijk hebben literatuurwetenschappers ervoor gekozen om van een reistekst te spreken wanneer er sprake is van een autobiografische vertelling, waarbij de reizende persona terugblikt op zijn of haar ervaringen met landen, gebieden en oorspronkelijke bewoners. Daarnaast is het subject niet gefixeerd in de tijd. Degene die reist, maakt ook veranderingen door. Dat betekent dat de persona zich steeds opnieuw definieert.3

“Wat konden vrouwen wél en wat konden zij niet beschrijven om voor het lezerspubliek geloofwaardig te zijn?”

De reistekst was in de negentiende eeuw enorm populair. Het gaf het westerse publiek de kans om kennis te nemen van een wereld die het zelf niet kende. Ook genoten zij van de avonturen van ontdekkingsreizigers. De reisteksten werden vooral door mannen geschreven. Mannen kregen vaak de opdracht om op reis te gaan voor genootschap, handelsmaatschappij of overheid met als doel zoveel mogelijk van het land of gebied in kaart te brengen. Reisteksten kenmerkten zich daarom ook door gedetailleerde beschrijvingen van infrastructuur en bevolking, voorzien van wetenschappelijke noten en kaarten. Daarnaast moest de mannelijke reiziger heel wat ontberingen doorstaan om het onbekende land te verkennen. Daarvan werd uitgebreid verslag gedaan waarbij de mannelijke reiziger vooral uit de doeken deed hoezeer hij heldhaftig en met gevaar voor eigen leven de reis had ondernomen. Uit de reistekst sprak bovendien een superieure toon. De toon van de westerse reiziger die het land vanuit het westerse culturele referentiekader tegemoet treedt en zich in binaire opposities uitlaat over de Ander. Hoe bepalend dat referentiekader voor het huidige wereldbeeld in het westen en in de voormalige koloniën is geweest, heeft Edward Said in Orientalism uit 1978 blootgelegd.4

Genderdiscours

Toen reizen door de komst van stoomboot en trein als minder gevaarlijk werd beschouwd, konden ook anderen verre landen gaan bezoeken. Vrouwen uit welgestelde kringen kregen, vaak geïnspireerd door andere verhalen, de wens om te gaan reizen. Dat leverde een andere reistekst op, met andere onderwerpen en perspectieven. Vooral omdat vrouwen eerder toegang hadden tot het domein van de vrouw en daarmee toegang tot het dagelijkse leven van de inwoners. Dat leverde informatie op die daarvoor nog niet beschikbaar was. Bovendien bood het ook een ander perspectief op de vrouwelijke inwoners, die tot dan toe hevig geseksualiseerd werden in de reisteksten van mannen.5 Daarnaast hadden vrouwelijke reizigers veel meer oog voor kleding, gewoonten, uiterlijkheden en details. Overigens was dat niet altijd uit vrije keus. Vrouwen hadden vanuit hun traditionele rol niet de autoriteit om over andere onderwerpen, zoals politiek, economie en infrastructuur te schrijven.

Mary Kingsley, ca. 1890
Mary Kingsley, ca. 1890
De reisteksten van vrouwen kenmerkten zich door de tegenstelling tussen etnografische beschrijvingen en een subjectieve persoonlijke stijl. Alleen konden vrouwen zich vanwege hun gender geen heldhaftige rol aanmeten. Het lezerspubliek kon zich wel een man voorstellen die door oerwoud en woestijn trekt, maar een vrouw die vrijwillig het gevaar opzoekt, werd niet geloofd. Terwijl toch ook vrouwen – met gevaar voor eigen leven – de rivier afzakten, enkel beschermd door dameshoed en dikke rok, zoals de reizigster Mary Kingsley beschreef.6 Wat konden vrouwen wél en wat konden zij niet beschrijven om voor het lezerspubliek geloofwaardig te zijn? De Angelsaksische literatuurwetenschapper Sara Mills heeft op basis van haar analyse van drie reisteksten van vrouwen uit de negentiende eeuw geïnventariseerd hoezeer vrouwen strategieën moesten toepassen om geloofwaardig te zijn.7 En dan nog bleek dat niet voldoende. Zo heeft de Franse reizigster Alexandra David-Neel, die in 1927 het verboden Tibet bezocht, later veel kritiek gekregen. Haar verslag van de reis zou niet waar kunnen zijn, omdat zij geen gedetailleerde kaarten had bijgevoegd.8

Wat uit de drie reisteksten van vrouwen uit de negentiende eeuw duidelijk naar voren komt, is het conflict tussen de superieure stijl van de westerse reiziger en het genderdiscours dat het vrouwelijk persona hanteerde. Bovendien deden vrouwen dat ieder op eigen wijze. Waar bij de een het koloniaal discours domineerde, was het bij de ander het genderdiscours dat de overhand had. Mary Kingsley kiest ervoor om zichzelf in haar reistekst zowel vrouwelijk als heel avontuurlijk te presenteren. Vrouwelijk omdat ze – zoals ze zelf schrijft – onervaren en zonder kennis op reis gaat. Avontuurlijk doordat ze de gevaren van het land niet uit de weg ging. Dat laatste was alleen mogelijk wanneer ze haar heroïsche rol kleineerde. Zo schrijft ze: ‘Op een avond overkwam ons een komisch incident.’9 Om vervolgens te beschrijven hoe zij en de bemanning tijdens een tocht over de rivier uit een kano werden geslingerd en een angstige nacht doorbrachten op gladde rotsen. Ze eindigt de beschrijving met de zin:

‘… en snelden toen verder stroomafwaarts naar de volgende dilemma’s en rampen.’

Humor om te voorkomen dat zij zichzelf als een held zou presenteren, zoals dat bij mannen gebruikelijk was. Nadat Kingsley haar penibele situatie heeft beschreven, vervolgt ze haar verslag plotseling met etnografische informatie over het land en de gewoonten, waarbij haar westerse referentiekader centraal staat. Men mocht vooral niet denken dat haar eigen ervaringen centraal stonden. Waar Kingsley ongemakken en gevaar kleineerde en ironiseerde, voerde het ongemak juist bij andere vrouwelijke reizigers de boventoon. Zo gaat Nina Mazuchelli in 1876 op reis, waarbij ze, gedragen door haar bedienden, vanuit een positie van superioriteit commentaar geeft op het landschap en de inwoners.10

Vrouwen mochten ook de ongemakken en ongelukjes tijdens de reis beschrijven. Dat paste immers bij het genderdiscours. Zij beschreven ook hoe zij gezien werden door de plaatselijke bevolking. Een vorm van zelfbewustzijn, zeldzaam in reisteksten van mannen. Overigens heeft dat laatste feministische onderzoekers tot de conclusie gebracht dat vrouwen in hun contact met de Ander zich bewust werden van hun eigen gender, klasse en etniciteit. Dit bewustzijn zou zelfs aanleiding zijn om de eigen rol thuis ter discussie te stellen.11 Taalwetenschapper Sara Mills en anderen hebben bij dat uitgangspunt vraagtekens gezet. Daarvoor is de reistekst te veel een literaire constructie, waarin de vrouw een personage is in het verhaal.

Vanwege die literaire constructie is het van belang om de analyse van het gender- en koloniaal discours in reisteksten vanuit verteltechnieken te benaderen. Zo is er de rol van de verteller in de reistekst. In de reisteksten uit de negentiende eeuw was de verteller een westerse verteller die de wereld intrekt. De stem van de verteller is dominant. Andere personages hebben vaak (maar niet altijd) een ondergeschikte rol. Verder kan er gekeken worden naar de rolverdeling tussen de personages, die in de reisteksten vaak stereotype wordt verbeeld. Ook het bestuderen van de focalisatie kan het koloniaal discours blootleggen. Een verhaalwereld kan verteld worden door een verteller, maar ook door een personage. In reisteksten uit de negentiende eeuw wordt de Ander gefocaliseerd door de westerse reiziger. Dat wil zeggen dat de gedachtewereld van de personages gedomineerd wordt door de blik van de westerse reiziger. Door het instrument van focalisatie wordt de oorspronkelijke inwoner als de Ander gerepresenteerd. Alles wat de oorspronkelijke inwoner niet is, is de westerse reiziger wel en andersom. Waarbij de westerse reiziger de norm is en de oorspronkelijke inwoner de afwijking.

Wat Mills in 1991 aan conflicterende discursieve elementen blootlegde, heeft onderzoekers ook in Nederland beziggehouden. Was het mogelijk om in reisteksten van Nederlandse vrouwelijke reizigers eenzelfde conflicterende stijl te ontdekken? In het onderhavige onderzoek zijn de reisteksten van Aletta Jacobs en Johanna Westerdijk met elkaar vergeleken.12

Aletta Jacobs

Reisbrieven uit Afrika en Azië
Reisbrieven uit Afrika en Azië
In het Nederlandse taalgebied zijn de reisteksten van Aletta Jacobs nog steeds een welkom onderzoeksobject. Niet alleen was zij een bekende persoonlijkheid op het terrein van het vrouwenkiesrecht, maar ze heeft ook uitgebreid verslag gedaan van haar reizen. Zowel in 1904 met als reisgezelschap haar man Carel Gerritsen als in 1911, inmiddels weduwe en in het gezelschap van Carrie Chapman Catt. Van die laatste reis heeft zij verslag gedaan in De Telegraaf. Later zijn deze reisteksten gebundeld in een boek met de titel Reisbrieven uit Afrika en Azië – beneevens eenige brieven uit Zweden en Noorwegen. Eerste Deel en Tweede Deel door Aletta H. Jacobs (hierna Reisbrieven). Jacobs stelde in haar voorwoord dat zij het als haar taak zag om juist over vrouwen in andere landen te schrijven. Zij miste die informatie in andere reisteksten. Aangezien de discoursanalyse van Mills de mogelijkheid bood om discursieve elementen in teksten bloot te leggen, is deze aanpak ook gekozen bij het onderhavige onderzoek naar de Reisbrieven van Jacobs waaruit enkele voorbeelden zijn gekozen om het conflict te illustreren. Niet alle reisbrieven zijn onderzocht. Het accent is gelegd op de reisbrieven uit Japan en Amerika.13

Uit de reisbrieven over Japan komt een verteller naar voren die als doel heeft om zoveel mogelijk van de bezienswaardigheden van Japan te bezoeken. Zij heeft per dag een plan en laat zich door gidsen rondleiden. De gids wordt overigens nergens genoemd. Zo schrijft de verteller:

‘Het paleis en het kasteel … zijn nu voor het publiek te bezichtigen en zijn ter wille van de zeldzame schilderijen een bezoek waard.’ 14

Aletta Jacobs
Aletta Jacobs
Hier wordt niet alleen iets beschreven, maar ook aangeprezen als ware het een toeristische brochure. Waarom zij in Japan is, wordt niet vermeld. We weten dat Jacobs op reis is om het vrouwenkiesrecht te promoten, maar waarom ze in Japan is, vertelt zij zelf niet. Dat is overigens typerend voor het koloniaal discours. Westerse reizigers vonden het maar wat normaal dat zij op reis waren en in een land rondreisden.15 De verteller in de reisbrief uit Japan heeft al wat landen gezien en vergelijkt Japan graag met wat ze eerder in andere landen is tegengekomen. Ook vergelijkt ze de steden onderling. De ene stad is mooier dan de ander. Ook vindt ze de inwoners van het ene gebied aantrekkelijker dan de inwoners uit het andere gebied. Dit vergelijken van landen met elkaar, maar zeker ook met het eigen westerse land is zeer kenmerkend voor het koloniaal discours.16 Jacobs schrijft over de Koreanen:

‘…dat hart en geest nog even verstokt barbaarsch zijn als bij alle andere Aziatische volken.’ 17

Tegelijkertijd heeft de verteller oog voor de kleding van de inwoners.

‘De kleding van vrouwen is schilderachtig mooi, maar onpractischer kan ik mij haast niets voorstellen.’

In de reisbrieven van Jacobs komt een verteller voor die afwisselend toeristische (etnografische) informatie geeft, onderwerpen beschrijft die vrouwen aangaan, maar ook vanuit een superieure positie naar de landen kijkt, waarbij ze zich voegt in het koloniaal discours. Die afwisseling tussen gender- en koloniaal discours maakt dat er niet één discours dominant is in haar reistekst. De verteller gebruikt strategieën om geloofwaardig te zijn. Tegenover de superioriteit van de westerse reiziger die commentaar geeft op de politieke situatie, staat de nodige aandacht voor vrouwelijke onderwerpen en de vermoeidheid van het reizen.

Johanna Westerdijk

Niet alleen Jacobs heeft gereisd en daarover geschreven. Zo zijn er ook andere vrouwen die in deze periode op reis gingen en daarvan verslag deden. Johanna Westerdijk was een academisch geschoolde vrouw en de eerste vrouwelijke hoogleraar die door haar werk als directeur van een biologisch instituut in 1913 op reis ging. Zij bezocht in dezelfde periode als Jacobs Nederlands-Indië, Japan en Amerika. In hoeverre kan er bij Westerdijk gesproken worden van een strategie om de heldhaftige rol in een reistekst te omzeilen? En heeft het koloniaal discours de overhand in haar beschrijvingen?18

Johanna Westerdijk
Johanna Westerdijk
Johanna Westerdijk bezocht in 1913 Japan in het gezelschap van een gids. Hij laat haar de omgeving zien. Deze gids heeft een naam en speelt op een bepaald moment ook een grote rol in haar beschrijvingen. Wanneer de verteller een Japanse familie bezoekt, is ze verrukt over de kleding en het uiterlijk. Wel gebruikt ze verkleinwoorden, waarbij zijzelf als referentiekader dient. ‘Ik steek als een olifant boven de menigte uit,’ schrijft de verteller, ‘ik wensch een Japannertje te zijn…’ 19 Dit illustreert het genderdiscours waarbij de verteller zichzelf ziet in relatie tot de Ander. Het gebruik van verkleinwoorden past overigens wel bij het koloniaal discours. Zo schrijft de verteller over de gids: ‘Dat mannetje beviel mij.’ De gids is een man, maar vooral een mannetje en vormt daarmee geen echt gevaar voor de vrouwelijke reiziger. De verteller gaat tijdens een bezoek aan een Japanse stad naast de gids op de grond zitten. ‘…toen had ik niet meer het gevoel van een uitgestootene.’

Het is typerend voor het genderdiscours om een persoonlijke band aan te gaan met de inwoner van een land en een gelijke relatie te willen. Mills noemt dat going native. Het zal duidelijk zijn dat de verteller uiteindelijk niet gelijkwaardig is. In de reisteksten van Westerdijk uit Japan komt een verteller naar voren die het land wil leren kennen. Al snel blijkt het land een betoverende werking te hebben. Het contact met de Japanse bevolking speelt een grote rol. Ook bij Westerdijk domineert het westers referentiekader. Niet alleen wordt de bevolking beschreven als zijn het figuranten in een schilderij, ook laat de verteller zich na een aantal bezienswaardigheden negatief uit over de eentonigheid van de bloemmotieven. Als een toerist die genoeg heeft van het landschap. De verteller in Westerdijk laat zich overigens niet uit over de politieke en culturele situatie in Japan.

Slot

Het is uit onderzoek van beide vrouwen gebleken hoezeer zij onderling verschillen in hun rol als verteller en focalisator. Wel zijn elementen aan te wijzen waarbij vrouwen zich hebben moeten voegen naar het negentiende-eeuwse vrouwbeeld. Ook dat doen zij ieder op eigen wijze. Het onderzoek laat zien dat waar de verteller Jacobs vooral etnografische en toeristische informatie geeft, de verteller Westerdijk veel verder gaat in haar subjectieve beschrijvingen. Jacobs klaagt over ongemakken en is vermoeid, maar verder dan dat gaat zij in haar subjectieve beschrijvingen niet. Zelfs in haar relatie met haar reispartner blijft ze op afstand. Ze beschrijft de lokale situatie vanuit een westers superieur perspectief, waarbij ze zich overigens wel permitteert commentaar te geven op de politieke en sociaaleconomische situatie. Dat is bijzonder, vooral omdat zij vanuit haar rol als vrouw niet over de autoriteit beschikte om daar commentaar op te geven. Wellicht heeft Jacobs door haar positie in het vrouwenkiesrecht aan autoriteit gewonnen.

Westerdijk kennen we uit haar biografie als een zeer uitgesproken vrouw met een duidelijke mening over de positie van vrouwen (niet per se positief).20 Hoe verrassend is het dat haar verteller zich in de reistekst ontpopt als een zeer sensitieve vrouw die oog heeft voor de verschillen tussen haarzelf en de Ander. En directe – bijna gelijkwaardige – relaties aangaat met de oorspronkelijke inwoners. De verteller bij Westerdijk positioneert zich als vrouw, geïnteresseerd in uiterlijk, kleding en schoonheid, bewust van zichzelf in de relatie tot de Ander en van tijd tot tijd verveeld en vermoeid. Waar bij Jacobs het koloniaal discours overheerst, treedt het genderdiscours bij Westerdijk meer op de voorgrond.

Uit het onderzoek naar de reisteksten van vrouwen komt naar voren dat vrouwen zich realiseerden dat zij een strategie moesten kiezen om geloofwaardig te zijn. Heldhaftig kon, mits de vrouw zich bescheiden opstelde. Commentaar mocht, mist er voldoende oog was voor vrouwenonderwerpen. Vermoeidheid en verveling zijn voor vrouwen passende gevoelsuitingen, maar zelfspot en ironie ook. De bevolking werd beschreven van uit het westers perspectief, maar er was ook behoefte aan het aangaan van relaties. De reisteksten van vrouwen uit de negentiende eeuw kenmerkten zich door een botsing tussen het gender- en koloniaal discours. Dat conflict betekende dat het dominante mannelijke discours niet langer de reistekst bepaalde.

~ Jeanine Reuver

Bronnen â–¼

1 – W. Sherman, ‘Stirrings and searchings (1500-1720)’ in: P. Hulme and T. Youngs, The Cambridge Companion to Travel Writing (Cambridge 2002) 17-36, aldaar 30.
2 – S. de Mul, Colonial Memory: Contemporary Women’s Travel Writing in Britain and the Netherlands (Amsterdam 2011).
3 – De Mul, Colonial, 25.
4 – Edward W. Said Orientalism (Londen 2003).
5 – S. Bassnett, ‘Travel Writing and gender’ in: P. Hulme and T. Youngs, The Cambridge Companion to Travel Writing (Cambridge 2002) 225-241, aldaar 229.
6 – M. Kingsley, Travels in West Africa (Londen 1987).
7 – S. Mills, Discourses of Difference. An analysis of women’s travel writing and colonialism (Londen 1991).
8 – Mills, Discourses, 133.
9 – Kingsley, Travels, 83.
10 – Mills, Discourses, 188.
11 – J. Kelley, ‘Increasingly Imaginative Geographies: Excursions into Otherness, Fantasy and Modernism in Early Twentieth Century Women’s Travel Writing’ in: Journal of Narrative Theory Vol 35 (Michigan 2005) 357-372, aldaar 358.
12 – J. Reuver, Johanna Westerdijk en Aletta Jacobs op reis. Een comparatieve studie van de reiservaringen van Johanna Westerdijk en Aletta Jacobs wat betreft gender- en koloniaal discours in reisbrieven uit Amerika en Japan (Amsterdam 2019) Masterscriptie.
13 – Vanwege het beperkte bronnenmateriaal bij Westerdijk is gekozen voor deze bestemmingen. In het archief van Westerdijk zijn alleen brieven uit Japan en Amerika teruggevonden. Zie de zoektocht naar het verdwenen dagboek.
14 – Jacobs, Reisbrieven, 674.
15 – De Mul, Colonial, 99
16 – Mills, Discourse, 190
17 – Jacobs, Reisbrieven, 675.
18 – Reuver, Johanna Westerdijk, 12.
19 РM. L̦hnis, Johanna Westerdijk, een markante persoonlijkheid (Wageningen 1963) 22.
20 – P. Faasse, Een beetje opstandigheid (Amsterdam 2012).

Jeanine Reuver (1961) studeerde in 1988 af in de Nederlandse Taal en Letterkunde aan de Universiteit van Amsterdam en in 2020 als Master of Arts in de Cultuurwetenschappen aan de Open Universiteit. Haar masterscriptie betrof een vergelijkend onderzoek naar de reisteksten van Aletta Jacobs en Johanna Westerdijk wat betreft gender- en koloniaal discours. Jeanine Reuver is werkzaam aan de Hogeschool van Amsterdam. [email protected]

Gerelateerde rubrieken:

Gratis geschiedenismagazine

Ontvang, net als ruim 51.000 anderen, iedere week de gratis nieuwsbrief van Historiek:
×