Een ‘gewone’ dorpsjongen wiens konterfeitsels in het Uffizi in Firenze, in het Musée du Quai d’Orsay in Parijs, in Japan, in de VS, in Göteborg, in Stockholm… hangen. En toch bleef Emile Claus (1849-1924) in zijn Vlaamse Leiestreek ‘hangen’. Een landschap met mensen en dieren die hij met veel warme menselijkheid en in sprankelende kleuren schilderde.
Het verhaal gaat dat Mevrouw Claus het graf van haar echtgenoot liet overbrengen van het kerkhof naar de tuin van hun woning, Villa Zonneschijn in Astene. De weduwe kon het niet verkroppen dat Jenny Montigny, zijn minnares en leerlinge, regelmatig bloemen op de zerk kwam leggen. Voortaan legde koppige Jenny dan maar de bloemen voor het hekken van het privédomein.
Jenny heeft haar mentor geschetst: goedmoedig met zijn walrussensnor. Zoals Emile haar schilderde in rozerige kleuren. Teder. Zoals hij zijn echtgenote Charlotte Du Faux, dochter van een notaris, in haar witte bruidsjurk portretteert.
Eigenlijk is Emile boven zijn stand getrouwd. Want hij is – maar – de zoon van een herbergier-kruidenier. Twaalfde uit een nest van dertien kinderen. Het gewone volk waaruit hij spruit, zal Emile nooit vergeten: hij schildert – majestatisch zowaar – het portret van een oude, bonkige tuinman die met een teer plantje een voornaam burgerhuis binnenloopt. Blootvoets, zijn klompen laat hij op het bordes achter. De groeven in zijn gezicht vertolken de verwering door de getijden. De oude tuinman, Claus toont het waarheidsgrote werk op de Parijse salon van 1887. De realiteit met een zonnestraal.
Gleuf in de grond
Ook het muurgrote schilderij van De bietentelers (4,80 x 3,20 meter) ‘showt’ Claus op het kunstsalon. Modder en hard labeur wekken consternatie in de elegante, burgerlijke kunstkringen in 1890. Alleen al het monumentale formaat zorgt voor ophef. Het werk roept tegenstrijdige reacties op en raakt niet verkocht, een van de weinige in zijn goedverkopende praktijk. Claus bewaart het monsterdoek zijn leven lang in zijn atelier. Zijn weduwe schonk het aan het latere Museum van Deinze. Een anekdote doet erover de ronde: Claus vertelde zelf dat hij een gleuf in de grond liet maken om het doek erin te laten verdwijnen. In de drassige bodem nabij de rivier was dat echter ondoenbaar. Maar dat was een snakerij van de grappenmaker die Claus ook was.
Claus was een verhalenverteller in beeld maar – volgens getuigen – ook in woorden; zelfs in de Parijse burgerkringen waar hij ’s winters verbleef. Zijn vertellingen – in het Frans met koddige Flandricismen doorspekt – namen mensen voor hem in. Dichter en vriend Karel Van de Woestijne memoreert het zo:
Claus’ woorden weergeven, zelfs fonetisch, zelfs fonografisch, gaat niet. […] Welk een prachtig voorstellingstalent [bezit] deze meester-schilder ook met het woord, met het oog, met het gebaar. […] Deze voorsteller is tevens een weergaloos toneelspeler. Overgenomen uit de catalogus
Modern Eden
Villa Zonneschijn is het decor voor gezellige bijeenkomsten onder gelijkgestemden: de naturalistische schrijver Cyriel Buysse, de Franstalige-Vlaamse dichter-kunstcriticus Émile Verhaeren, de Franse schilder Henri Le Sidaner, de Brusselse beeldhouwer Charles Van der Stappen, de Vlaamsgezinde dichter Pol de Mont en de Franstalige schrijver-kunstcriticus Camille Lemonnier met zijn kleurrijk Belgicistisch taalgebruik en zijn walrussnor (ook!) die Claus met een goedmoedige, rozerige stippeltjestechniek schildert. Claus was een praatgrage vriend en graag geziene gastheer.
Claus is een mensenmens; hij frequenteert musici, politici, tentoonstellingsorganisatoren, functionarissen, zelfs de Belgische koninklijke familie die werk van hem aanschaft. Vrienden verblijven een tijd en wijle in Villa Zonneschijn. Beeldhouwer-schilder Constantin Meunier noemde de plek een modern Eden.
Claus, de artiest die zich vrolijk wentelde in de Brusselse en Parijse salons en intellectuele milieus, verwaarloosde nooit zijn Leiestreek. De strook tussen Deinze en Gent, zijn heimat, is een permanente inspiratiebron. Claus reist graag maar keert altijd terug naar zijn thuisbasis.
Heel jong konterfeit hij een jongetje op klompen dat zou passen in een naturalistische roman à la Emile Zola, Cyriel Buysse of Neel Doff. Evenals de tronies van de toeschouwers bij een dorps hanengevecht in een achteraf zaaltje van herberg De Groene Lanteern in Waregem. De landelijke notabelen vermengen zich met dorpelingen om uit de bol te gaan bij deze bloederige folklore. Wie zijn de kemphanen? Het geroezemoes van stemmen en verhitte kampambiance lijkt uit de verf op te borrelen. In 1882 oogst hij er zijn eerste succes mee.
Leven en Licht
Met zijn talent erkend in zijn geboortedorp Sint Eloois-Vijve, trekt de jonge Claus naar de plechtstatige academie in Antwerpen. Maar het atelier voor Antwerpse historieschilderkunst laat Claus achter zich wanneer hij als 29-jarige met een mecenas gaat reizen via Frankrijk, naar Spanje, Marokko en Algerije. Claus kijkt zich de ogen uit, zoals te zien in het exotische portretje van de ‘smorende Moor’. Weergaloos. De werkjes zijn klein en dus gemakkelijk(er) transporteerbaar. De borstelstreken worden zwieriger, losser, minder afgelikt.
Misschien is het daar dat hij Hét Licht ontdekt. Claus die later een schildersgroep Vie et Lumière (Leven en Licht) opricht. Claus die de Prins van het Luminisme wordt genoemd.
Het impressionisme had al de spelingen van het licht ontdekt. Claude Monet schilderde de kathedraal van Rouen op diverse stonden van de dag. En vijfentwintig hooimijten. Telkens dezelfde stapeling van hooi maar op telkens een ander moment van de dag, van het seizoen om zo de effecten van licht, zon en weersomstandigheden weer te geven. Claus schildert maar één hooimijt, maar wel bedekt met sneeuw.
Verhalenverteller
Subtiele lichteffecten in De IJsvogels, eigenlijk ‘speelvogels’, jonge schavuiten die met primitieve sledes op de dichtgevroren Leie stoeien. Het moet ‘Siberisch’ koud zijn geweest om zo’n blank landschap te veroorzaken. Maar toch zwiept Claus verfijnde kleurschakeringen op het doek, zodat het wit nog witter uitziet.
Zat Claus – bibberend bij die bijtende kou – ook achter zijn schildersezel? En plein air, in openlucht, zoals gebruikelijk bij de negentiende-eeuwse natuurschilders?
Of koekeloerde hij naar die filmische scène van de koeien die door het water van de Leie, een bijrivier van de Schelde, waden naar de andere oever? De zomerzon flikkert door het gebladerte van de bomen en het geplets van de koeien geeft de toeschouwers het gevoel van een zomerse plons.
Claus schildert wat hij ziet: zowel de burgerdames die een nieuwe mode – een pique-nique langs de rivier – adopteren als zijn verstilde echtgenote in een eerbiedig portret maar ook de vlasoogst, een processie, de communicantjes in hun witte jurkjes,… De zon schijnt vaak in de schilderijen van Claus en hij laat de tinteling van het licht vibreren door verftoetsen naast mekaar te plaatsen. Zoals de Frans-Deense Camille Pissarro vernieuwt hij zijn toetsen en zijn aanpak. Zijn enthousiasme en zijn goesting om te schilderen charmeren (zijn tijdgenoten). Karel van de Woestijne noemt het:
…de blijde opwinding van de schildersdrift.
Arbeidstrots
Zelden zijn Claus’ schilderijen larmoyant armtierig of een sociale klacht. Zijn portrettering van boeren is veel subtieler. Zoals Constantin Meunier de wroetende mijnwerkers en de labeurende arbeiders in de negentiende-eeuwse, vervuilende staalindustrie met een waardige kracht als van eigentijdse Griekse goden boetseert, zo schildert Claus een eerbetoon aan de landarbeiders, de boerin die hooi busselt, de wasvrouwen…
Hoewel Claus’ faam wegdeemstert met de modernistische tendensen, was hij een gewaardeerd kunstenaar en mens in zijn tijd en nu herontdekt:
Vriendelijke uitstraling waaraan de liefde voor de kunst, de gloed van inspiratie toevoegde. In zijn ogen brandt trouwens dat vuur dat alleen enthousiaste werkers, eigenzinnige zoekers en koppige waarnemers bezielt, die met hart en ziel op zoek zijn naar een welomlijnd ideaal.
Speciale mimiek van visuele aandacht. Als hij een stukje natuur bewondert, een effect van de zon, of een of andere harmonie, neigt zijn grote, magere lichaam naar voren en zijn toegeknepen ogen schitteren zodanig dat de spieren van zijn nek de afstand lijken te willen verkleinen. […]
Zijn gehele gelaat met duidelijk geprononceerde trekken straalt scherpzinnigheid, openhartigheid en eerlijkheid uit.
In feite bezit Claus de traditionele geiligheid van de Vlaming, verlevendigd met de intense subtiliteit van de Fransman.
Gedempte stem en sterk Vlaams accent. Pittoreske taal doorspekt met typische trouvailles.
Schrijver-fotograaf Edmond-Louis De Taeye, geciteerd in de catalogus