“Een schitterende overwinning voor Robert Jackson, een nog grotere voor de hele mensheid.” Zo noemt de Amerikaanse oud-rechter Norbert Ehrenfreund (1921) het besluit om nazi-oorlogsmisdadigers in Neurenberg een eerlijk proces te geven. Jackson, van 1941 tot 1954 rechter aan het Amerikaanse Hooggerechtshof, drukte als hoofdaanklager een belangrijk stempel op het tribunaal, dat de geallieerden na afloop van de Tweede Wereldoorlog in de Duitse stad voerden tegen tweeëntwintig hooggeplaatste nazi’s.
>Terwijl de Britse premier Winston Churchill eerder verkondigd had dat de leiders van het Derde Rijk de kogel verdienden en de Sovjetautoriteiten voor eenzelfde bloedige afrekening pleitten, drong Jackson erop aan dat de verdachten een eerlijk proces moesten krijgen, dus met een competente advocaat en met de mogelijkheid dat ze ook onschuldig bevonden konden worden.
Ondanks alle tegenwerkingen won Jackson het pleit en werd in Neurenberg voor het eerst in de geschiedenis een internationaal tribunaal ingesteld ter berechting van oorlogsmisdadigers. Het proces vond plaats van 20 november 1945 tot 1 oktober 1946. Norbert Ehrenfreund was erbij als jongeman. Het einde van de oorlog had hij meegemaakt als waarnemer bij de B-batterij van het 607th Field Artillery Battalion van Pattons Third Army. Daarna was hij gaan werken als verslaggever voor de Amerikaanse legerkrant The Stars and Stripes. Vanuit de perstribune keek hij toe om verslag te doen van het internationale tribunaal en de twaalf daarop volgende Amerikaanse militaire tribunalen van 1946 tot 1949. Een gesprek met rechter Michael Musmanno, de rechtbankvoorzitter tijdens het Einsatzgruppen-proces, maakte op hem zoveel indruk dat hij bij terugkeer in de VS rechten ging studeren en nadien zelf dertig jaar werkte als rechter in Californië.
In zijn boek “De erfenis van Neurenberg” (met een voorwoord van internationaal strafrechtdeskundige Heikelien Verrijn Stuart) beschrijft Ehrenfreund waarom de rechtsgang in Neurenberg revolutionair was en wat de invloed ervan is geweest op het (internationale) strafrecht. Hij legt uit dat het Joegoslavië- en Rwanda-tribunaal en de totstandkoming van het Internationaal Strafhof in Den Haag allemaal terug te voeren zijn op wat in Neurenberg in gang werd gezet: een eerlijke rechtsgang voor de verdachten van oorlogsmisdaden en misdaden tegen de menselijkheid. Kritiekloos is hij overigens niet over de wijze waarop er in Neurenberg recht werd gesproken. Eén van zijn grootste bezwaren is dat het tribunaal uitging van de ex post facto-regel, oftewel dat de verdachten werden berecht volgens wetten die werden opgesteld nadát de strafbaar gestelde daden gepleegd waren. De verdachten werden onder andere beschuldigd van het voeren van een aanvalsoorlog, een term die voorafgaand aan het proces in het internationaal recht nog niet bestond.
Kritiek heeft Ehrenfreund ook op het handelen van Jackson. Zo veroordeelt hij het dat de hoofdaanklager tijdens het proces gesprekken voerde met de rechters, zonder dat de verdediging daarbij aanwezig of ingelicht was. De oud-rechter noemt dat “een inbreuk op de juridische, ethische code”. Maar desondanks valt Ehrenfreunds oordeel over zowel Jackson als het tribunaal positief uit. Hij noemt de hoofdaanklager “een reus in de geschiedenis van het recht”, maar wel “een reus met gebreken” en het proces “het belangrijkste proces uit de geschiedenis”. Zoals een rechter betaamt komt hij tot dit oordeel na een heldere analyse van positieve en negatieve aspecten, die hij stap-voor-stap doorneemt. Zo beantwoordt hij de kritiek dat het proces werd gevoerd door de overwinnaars en dus partijdig was met het argument dat na de oorlog geen enkel land volkomen neutraal was. “Ja, het wás rechtspreken door de overwinnaars en het proces hád zijn onrechtvaardige kanten”, zo concludeert hij, “maar het enige alternatief was géén proces.”
Ehrenfreund is vooral lovend over de precedentwerking van “Neurenberg”. Het toen vastgelegde juridische concept van misdaden tegen de menselijkheid noemt hij een “meesterzet” die de mensenrechten naar een hoger plan tilde. Het maakte sancties op internationale schendingen van de mensenrechten mogelijk, een pijler waarop het in 2002 opgerichte Internationaal Strafhof in Den Haag steunt. Als voorvechter van gerechtigheid is het de schrijver een doorn in het oog dat zijn moederland het statuut van Rome, waarin de rechtsmacht van het Internationaal Strafhof vastgelegd is, nog altijd niet geratificeerd heeft. Hij veroordeelt het dat zijn land zich boven de internationale rechtsorde plaatst. De rechteloosheid van gevangenen in Guantánamo Bay en de legalisering van martelingen door de CIA ziet hij als schandvlekken op het blazoen van zijn land, dat zich in Neurenberg nog presenteerde als de moreel leider van de wereld. “Amerika mag niet werkeloos toezien hoe alles wat [in Neurenberg] is bereikt, wordt uitgehold”, zo waarschuwt hij.
Bewustwording van de Holocaust
Ondanks zijn gêne over de morele aftakeling van de VS is Ehrenfreund geen verbitterd man. Integendeel, hij weet op inspirerende wijze zijn enthousiasme over “Neurenberg” en het internationaal recht over te brengen. Misschien is hij iets te enthousiast als hij het proces een belangrijke rol toedicht met betrekking tot de bewustwording van de Holocaust in Duitsland. In werkelijkheid speelde de uitroeiing van de Joden slechts een bijrol in Neurenberg en hadden het Eichmannproces in Jeruzalem (1961) en het Auschwitzproces (1963-1965) in Frankfurt am Main hierin vermoedelijk een grotere rol, maar deze processen blijven ongenoemd. Het is slechts een klein kritiekpuntje op het over het algemeen evenwichtige betoog, waarin de auteur wel stilstaat bij onder meer het Joegoslavië-tribunaal, het Internationaal Straftribunaal voor Rwanda en de processen tegen de Iraakse dictator Saddam Hoessein en de krijgsheer Charles Taylor uit Sierra Leone.
Behalve een pleidooi voor het koesteren van de erfenis van Neurenberg is Ehrenfreunds boek een persoonlijk en onderhoudend verslag, waarin ook veel ruimte is voor persoonlijke ervaringen uit de tijd dat de schrijver het proces bijwoonde. Zo vertelt hij over een reportage die hij schreef over een Duits meisje dat zich in een houten kist met de luchtpost naar Amerika had willen laten sturen, uit liefde voor een Amerikaanse soldaat die volgens de regels van zijn leger geen contact met haar had mogen hebben. Gelukkig werd ze betrapt door luchthavenpersoneel, want anders zou ze in de kist gestikt zijn. Dergelijke anekdotes vormen een “luchtige” onderbreking op de inhoudelijke kost. Mede hierdoor is het boek goed leesbaar voor een breed publiek. Juist in deze tijd, waarin de erfenis van Neurenberg onder vuur ligt, kan de lezer veel opsteken van Ehrenfreunds wijze lessen. Zeker in Amerika zal geluisterd moeten worden naar dit kritische geluid, wil het land zich ooit nog kunnen profileren als geloofwaardige voorvechter van internationale mensenrechten, waarvoor in Neurenberg de basis werd gelegd.
– Go2War2