Hij verscheen zelden in de openbaarheid zonder zijn legerkostuum en stond bekend om zijn lange speeches: Fidel Castro, voormalig leider van Cuba, revolutionair en commandant.
Hoewel de Amerikaanse regering hem liever kwijt dan rijk was, overleefde Fidel Castro – vanaf het moment dat hij in 1959 aan de macht kwam – maar liefst negen Amerikaanse presidenten en verscheidene moordaanslagen. In februari 2008, na bijna vijftig jaar leiderschap, droeg hij de macht over aan zijn jongere broer Raúl.
Jeugd
Fidel Alejandro Castro Ruz wordt op 13 augustus 1926 in Birán, in de Cubaanse provincie Oriente, geboren als zoon van Lina Ruz González en Angel Castro y Argiz. Zijn vader is een uit Spanje afkomstige plantagehouder die door hard werken rijkdom heeft verworven in de suikerindustrie. Fidel heeft twee broers, Ramón en Raúl en drie zussen: Angela, Juanita en Emma.
Vanaf zijn zesde krijgt Fidel Castro les bij de Jezuïeten. Hij is van jongs af aan gek op sporten en wordt in 1944 verkozen als beste atleet van de school. Na zijn middelbare school besluit Fidel rechten te studeren aan de universiteit van Havana, waar hij betrokken raakt bij revolutionaire groeperingen. Wanneer hij zijn studie heeft afgerond, gaat Fidel aan het werk als advocaat. In deze functie spitst hij zich toe op het helpen van de minder bedeelden.
Fidel ontpopt zich als een felle nationalist. Hij heeft forse kritiek op het dictatoriale bewind van Fulgencio Batista, een pro-Amerikaanse leider die in 1933 na een opstand aan de macht kwam. Onder zijn bewind veranderde Havana in een gokstad, waar de prostitutie hoogtij vierde en de Amerikaanse maffia vrij spel had.
Fidel Castro en de Cubaanse revolutie
Op 26 juli 1953 organiseert Fidel Castro een gewapend offensief op de Moncada kazerne in Santiago de Cuba, de tweede grootste kazerne van het land. Doel is de legerkazerne te bezetten, de wapens buit te maken en vervolgens via de radio de bevolking op te roepen de strijd tegen Fulgencio Batista te steunen.
De aanval op de Moncada kazerne mislukt echter. Een derde van de ruim honderd revolutionairen wordt opgepakt, gemarteld en vermoord. Fidel weet in eerste instantie te ontkomen en vlucht naar de Sierra Maestra, het berggebied in het zuidoosten van Cuba. Na enkele dagen wordt ook hij opgepakt en veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijftien jaar. “De geschiedenis zal mij vrijspreken”, zegt Fidel tijdens zijn slotpleidooi. Op 15 mei 1955 komt hij – dankzij aanhoudende volkssteun – middels een amnestieregeling vrij.
Kort na zijn vrijlating maakt Fidel de oprichting van de Beweging van de 26ste juli bekend. Samen met zijn jongere broer Raùl vertrekt hij naar Mexico om daar, samen met andere Cubaanse ballingen, een guerrilla voor te bereiden. In het wekelijks verschijnende Bohemia schrijft hij:
“Wij zullen pas terugkeren wanneer wij in staat zijn onze mensen een fatsoenlijk leven te bezorgen, zonder tirannie en zonder honger.”
In Mexico ontmoet Fidel de Argentijnse arts Ernesto Che’ Guevara, die zich aansluit bij de Cubaanse vrijheidsstrijders. In 1956 maken de 82 revolutionairen met het schip de Granma de overtocht naar Cuba met als doel daar een revolutie op gang te brengen. Het verouderde jacht is in slechte staat en bovendien overladen: de vrijheidsstrijders zitten opeengepakt met een lading wapens, munitie en brandstof.
Bij aankomst in Cuba lopen de vrijheidsstrijders in een hinderlaag. Het merendeel van de revolutionairen wordt gedood of gevangen genomen. Slecht twaalf van de 82 weten te ontkomen. Deze twaalf vrijheidsstrijders, waaronder de gebroeders Castro en ‘Che’ Guevara, houden zich schuil in de Sierre Maestra en zetten de strijd tegen Batista voort.
De Cubaanse boeren steunen de revolutionairen en sluiten zich aan bij de beweging van de 26ste juli, die zich uitbreidt tot circa achthonderd man. Hoewel ze getalsmatig in de minderheid zijn, boeken ze een aantal indrukwekkende overwinningen. Dit komt mede doordat de soldaten van Batista zich op grote schaal overgeven of deserteren. In 1959 ontvlucht Fulgencio Batista Cuba en neemt Fidel Castro, tweeëndertig jaar oud, de macht over.
Relatie met de Verenigde Staten
Op 16 februari 1959 wordt Fidel Castro premier van Cuba. De nieuwe regering begint met het voeren van processen tegen Batista-aanhangers en contrarevolutionairen, die vervolgens geëxecuteerd worden. Daarnaast onteigent Fidel alle Amerikaanse bedrijven en verdeelt hij grote stukken land onder de boeren. Washington reageert met een verbod op de invoer van Cubaanse suiker.
Fidel besluit zijn blik voortaan op de Sovjet-Unie te richten en sluit defensie- en handelsverdragen met de Russen, onder andere over de import van olie. De verhouding tussen Cuba en de Verenigde Staten verslechtert en de VS verbreken vervolgens alle diplomatieke banden met Cuba. In 1961 stellen zij een handelsembargo in, dat tot op de dag van vandaag voortduurt. Onder de Amerikaanse president Barack Obama wordt het embargo wel enigszins versoepelt.
Op 17 februari 1961 doen de Amerikanen een poging Fidel Castro ten val te brengen. Circa 1400 Cubaanse ballingen, gesteund door de CIA, voeren een aanval uit in de Bahía de Cochinos – oftewel Varkensbaai – ten zuiden van Havana. De Amerikanen proberen op die manier een volksopstand te ontketenen. Hun poging mislukt: de ballingen lijden een zware nederlaag en veel Cubanen blijven juist als één man achter Fidel staan, hun ‘held van de revolutie’. Fidel Castro maakt bekend dat de Cubaanse revolutie een socialistisch karakter heeft.
Raketbases
Een jaar later, in oktober 1962, ontdekken de Verenigde Staten dat de Sovjet-Unie in het geheim raketbases op Cuba bouwt. De Amerikanen, onder leiding van president J.F. Kennedy, zien dit als een bedreiging en besluiten tot een blokkade rond het eiland. De spanning loopt zo hoog op, dat de Cubaanse raketcrisis bijna lijkt uit de draaien op een nucleaire ramp. Echter, Sovjetleider Chroesjtsjov trekt op het laatste moment de Russische schepen – volgeladen met raketten – terug, waarmee een kernoorlog is afgewend.
Resultaten revolutie
Met hulp van Moskou zet Fidel, die in 1976 president van Cuba wordt, een groot alfabetiseringsproject op, om op die manier het analfabetisme terug te dringen. Met succes: tegenwoordig kan 99,8 procent van de Cubaanse bevolking lezen en schrijven. Ook brengt de Cubaanse leider hervormingen aan in het onderwijs en de gezondheidszorg, die voortaan voor iedereen vrij toegankelijk zijn. Dankzij de revolutie neemt de armoede af, neemt het kennisniveau toe en stijgt de levensverwachting van de gemiddelde Cubaan.
Met het uiteenvallen van de Sovjet-Unie, in 1991, is de steun echter verdwenen en valt Cuba in een diepe economische crisis. Meer dan ooit lijdt het eiland onder het handelsboycot van de Verenigde Staten. Er is gebrek aan brandstof, geregeld valt de stroom uit en in de winkels zijn de schappen nagenoeg leeg. In deze periode vluchten veel Cubanen naar de Verenigde Staten.
Keerzijde
De communistische partij van Cuba (PCC) is de enige politieke partij die is toegestaan. Alle kranten, radiostations entelevisiezenders staan onder staatscontrole. Het ministerie van Binnenlandse Zaken houdt van alle Cubanen een dossier bij waarin elke overtreding genoteerd staat. Wie kritiek levert op de Cubaanse regering, loopt het risico gearresteerd te worden. De Cubanen leven daarom voortdurend in angst voor informanten. De vrees om Castro’s naam voluit te noemen zit diep ingeprent. Als iemand in een gesprek Fidel wil aanduiden, legt hij een hand onder zijn kin, een verwijzing naar de baard van de revolutionair.
Gezondheidsproblemen
Vanwege een zware darmbloeding in 2006, draagt Fidel tijdelijk de macht over aan zijn broer Raúl. Maandenlang komt er maar mondjesmaat informatie naar buiten over de gezondheidstoestand van de Cubaanse leider, wat leidt tot diverse speculaties. Als Fidel niet verschijnt tijdens de festiviteiten rond zijn 80ste verjaardag, gaat het gerucht de ronde dat hij op zijn sterfbed ligt.
Op 18 februari 2008 maakt de 81-jarige Fidel bekend dat hij zich niet opnieuw verkiesbaar zal stellen als president. Zijn gezondheid laat het niet toe. “Ik heb altijd willen doorgaan tot mijn laatste ademtocht, maar ik zou mijn geweten verraden door een verantwoordelijkheid te aanvaarden die meer mobiliteit vereist dan ik kan bieden”, zo schrijft Fidel in staatskrant de Granma. Enkele dagen later wordt Raúl Castro benoemd tot president van Cuba.
Lees ook: Onthullingen ex-lijfwacht over Fidel Castro
Boek: Fidel Castro. De mens achter de mythe
Boek: Fidel en Che – Een revolutionaire vriendschap
Documentaire over Fidel Castro:
Fidel Castro maakt op 18 februari 2008 bekend dat hij zich niet opnieuw verkiesbaar zal stellen als president
Hieronder de brief van Castro zoals die werd gepubliceerd in staatskrant de Granma
Message from the Commander in Chief
Dear compatriots:
Last Friday, February 15, I promised you that in my next reflection I would deal with an issue of interest to many compatriots. Thus, this now is rather a message.
The moment has come to nominate and elect the State Council, its President, its Vice-Presidents and Secretary.
For many years I have occupied the honorable position of President. On February 15, 1976 the Socialist Constitution was approved with the free, direct and secret vote of over 95% of the people with the right to cast a vote. The first National Assembly was established on December 2nd that same year; this elected the State Council and its presidency. Before that, I had been a Prime Minister for almost 18 years. I always had the necessary prerogatives to carry forward the revolutionary work with the support of the overwhelming majority of the people.
There were those overseas who, aware of my critical health condition, thought that my provisional resignation, on July 31, 2006, to the position of President of the State Council, which I left to First Vice-President Raul Castro Ruz, was final. But Raul, who is also minister of the Armed Forces on account of his own personal merits, and the other comrades of the Party and State leadership were unwilling to consider me out of public life despite my unstable health condition.
It was an uncomfortable situation for me vis-à-vis an adversary which had done everything possible to get rid of me, and I felt reluctant to comply.
Later, in my necessary retreat, I was able to recover the full command of my mind as well as the possibility for much reading and meditation. I had enough physical strength to write for many hours, which I shared with the corresponding rehabilitation and recovery programs. Basic common sense indicated that such activity was within my reach. On the other hand, when referring to my health I was extremely careful to avoid raising expectations since I felt that an adverse ending would bring traumatic news to our people in the midst of the battle. Thus, my first duty was to prepare our people both politically and psychologically for my absence after so many years of struggle. I kept saying that my recovery “was not without risks.”
My wishes have always been to discharge my duties to my last breath. That’s all I can offer.
To my dearest compatriots, who have recently honored me so much by electing me a member of the Parliament where so many agreements should be adopted of utmost importance to the destiny of our Revolution, I am saying that I will neither aspire to nor accept, I repeat, I will neither aspire to nor accept the positions of President of the State Council and Commander in Chief.
In short letters addressed to Randy Alonso, Director of the Round Table National TV Program, –letters which at my request were made public– I discreetly introduced elements of this message I am writing today, when not even the addressee of such letters was aware of my intention. I trusted Randy, whom I knew very well from his days as a student of Journalism. In those days I met almost on a weekly basis with the main representatives of the University students from the provinces at the library of the large house in Kohly where they lived. Today, the entire country is an immense University.
Following are some paragraphs chosen from the letter addressed to Randy on December 17, 2007:
“I strongly believe that the answers to the current problems facing Cuban society, which has, as an average, a twelfth grade of education, almost a million university graduates, and a real possibility for all its citizens to become educated without their being in any way discriminated against, require more variables for each concrete problem than those contained in a chess game. We cannot ignore one single detail; this is not an easy path to take, if the intelligence of a human being in a revolutionary society is to prevail over instinct.
“My elemental duty is not to cling to positions, much less to stand in the way of younger persons, but rather to contribute my own experience and ideas whose modest value comes from the exceptional era that I had the privilege of living in.
“Like Niemeyer, I believe that one has to be consistent right up to the end.”
Letter from January 8, 2008:
“…I am a firm supporter of the united vote (a principle that preserves the unknown merits), which allowed us to avoid the tendency to copy what came to us from countries of the former socialist bloc, including the portrait of the one candidate, as singular as his solidarity towards Cuba. I deeply respect that first attempt at building socialism, thanks to which we were able to continue along the path we had chosen.”
And I reiterated in that letter that “…I never forget that ‘all of the world’s glory fits in a kernel of corn.”
Therefore, it would be a betrayal to my conscience to accept a responsibility requiring more mobility and dedication than I am physically able to offer. This I say devoid of all drama.
Fortunately, our Revolution can still count on cadres from the old guard and others who were very young in the early stages of the process. Some were very young, almost children, when they joined the fight on the mountains and later they have given glory to the country with their heroic performance and their internationalist missions. They have the authority and the experience to guarantee the replacement. There is also the intermediate generation which learned together with us the basics of the complex and almost unattainable art of organizing and leading a revolution.
The path will always be difficult and require from everyone’s intelligent effort. I distrust the seemingly easy path of apologetics or its antithesis the self-flagellation. We should always be prepared for the worst variable. The principle of being as prudent in success as steady in adversity cannot be forgotten. The adversary to be defeated is extremely strong; however, we have been able to keep it at bay for half a century.
This is not my farewell to you. My only wish is to fight as a soldier in the battle of ideas. I shall continue to write under the heading of ‘Reflections by comrade Fidel.’ It will be just another weapon you can count on. Perhaps my voice will be heard. I shall be careful.
Thanks.
Fidel Castro Ruz
February 18, 2008
5:30 p.m.