Mensenrechtenorganisaties dienen volgende week in Argentinië een aanklacht in tegen de Spaanse dictator Francisco Franco. Ze hopen daarmee dat medewerkers van het regime alsnog kunnen worden vervolgd. Dat meldt de Volkskrant.
De organisaties klagen de Spaanse oud-generaal, die in 1975 overleed, aan wegens genocide en misdaden tegen de menselijkheid. Deze zaken kunnen via het zogenaamde universaliteitsbeginsel voor elke rechtbank in de wereld dienen die zichzelf bevoegd vindt. Onder diezelfde regeling werd in 2007 een Argentijnse ex-marineofficier, Adolfo Scilingo, veroordeeld door een Spaanse rechtbank tot 1084 jaar cel wegens zijn rol tijdens de Argentijnse junta (1976-1983).
Franco-regime (1936-1975)
Na de Spaanse burgeroorlog, die in 1936 uitbrak, kwam generaal Francisco Franco met de hulp van Adolf Hitler en Benito Mussolini in 1939 in Spanje aan de macht. Tijdens de Tweede Wereldoorlog was Spanje officieel neutraal, maar hielp Franco Mussoloni en Hitler wel door Spaanse troepen in te zetten. Onder Franco’s bewind hadden vooral arbeiders en nationale minderheden het zwaar te verduren. Aan het einde van het regime nam het verzet van arbeiders, studenten, geestelijken en Basken (ETA) steeds meer toe en trok Franco zich terug in zijn bunker. Na zijn dood in 1975 nam zijn zelfbenoemde opvolger koning Juan Carlos het bewind over en maakte meteen van Spanje een democratie. Spanje was de laatste niet-communistische dictatuur van Europa.
Amnestieregeling van 1977
De mensenrechtenorganisaties die Franco aanklagen willen een onderzoek naar strafbare feiten die zijn gepleegd tussen 18 juli 1936 (begin van de Spaanse burgeroorlog) en 15 december 1975 (drie weken na Francos overlijden). Sinds de Spaanse amnestieregeling die in 1977, twee jaar na het regime van kracht werd, is het zo dat alle ‘politieke’ daden die tussen 1936 en 1975 zijn verricht door aanhangers en medewerkers van Franco niet kunnen worden vervolgd. Dit tot groot ongenoegen van mensenrechtenorganisaties, waaronder die van de Verenigde Naties.
De Spaans-Argentijnse advocaat Carlos Slepoy die het nieuws bekendmaakte, vertegenwoordigt een nabestaandenorganisatie van 113.000 officiële vermisten in Spanje. Eén van hen is de in 1936 omgebrachte socialistische burgemeester Severo Rivas van het stadje Lugo. Aan de hand van zijn proces hopen de Argentijnse aanklagers aan te tonen dat het Spaanse regime systematisch ‘politieke, sociale en culturele genocide’ pleegde.
Baltasar Garzón
Die amnestieregeling van 1977 kwam al eerder onder druk te staan door de Spaanse rechter Baltasar Garzón. Die probeert al jaren op te komen voor de rechten van de slachtoffers en nabestaanden van Francos regime. Enkele jaren geleden stelde hij 35 voormalig leden van het Franco-regime in staat van beschuldiging. Deze werden echter niet veroordeeld op basis van de amnestieregeling van 1977. Sindsdien bemoeien steeds meer internationale organisaties zich met de vervolging. Onder internationale druk worden bijvoorbeeld steeds meer massagraven geopend. In 2009 hoopte men het graf te vinden van de Spaanse dichter Federico García Lorca die tijdens de Spaanse burgeroorlog werd vermoord en wordt gezien als één van de meest aansprekende slachtoffers van de dictatuur.
Garzón wordt momenteel zelf vervolgd omdat hij tijdens zijn onderzoek naar Franco’s ‘handlangers’ zijn gezag zou hebben misbruikt om officiële documenten in handen te krijgen. Dat zou in strijd zijn met de amnestieregeling. Garzóns vervolging wordt internationaal veroordeeld en volgens buitenlandse media wordt het een oneerlijk proces waarbij Garzón tien tot twintig jaar uit zijn ambt gezet kan worden.
In Spanje zelf probeert men vooral het Franco-tijdperk te vergeten. Vorig jaar werd het laatste standbeeld van de dictator uit het straatbeeld verwijderd en momenteel gaan er stemmen op om het Plaza del Caudillo (‘plein van de aanvoerder’) in Madrid een nieuwe naam te geven.
Lees ook: Francisco Franco (1892-1975) – Spaans generaal en president