De naam van de Duitse zakenman en archeoloog Heinrich Schliemann (1822-1890) is onlosmakelijk verbonden met het Homerische Troje. Hij was het die na een levenslange zoektocht de exacte locatie van deze mythische stad vond. Aldus zijn eigen biografieën. De naam van de man die eerder al vermoedde dat de locatie van Troje de Anatolische heuvel was die Hisarlık genoemd werd, is minder bekend.
Frank Calvert (1828-1908) ontmoette Schliemann in augustus 1868. Dit zou het begin zijn van een samenwerking die al snel spaak zou lopen, maar die Schliemann grote beroemdheid zou brengen. Calvert, daarentegen, zou een obscure naam blijven, na zijn dood slechts bekend bij enkele specialisten.
Malta en de Troas
Frank Calvert werd geboren op 3 september 1828 in Valetta, de hoofdstad van Malta, op dat moment een onderdeel van het Britse Rijk. Hij was de jongste van een zevental kinderen van James Calvert (1778-1852), die als graanhandelaar en ambtenaar werkte op het eiland, en Louisa Ann (1792-1867), van wie we verder helaas niets weten. De rest van Calvert’s familie was ook op verschillende manieren onderdeel van de bestuurlijke infrastructuur van het Britse Rijk. Zo was zijn oom Charles Lander Brits Consul in de Dardanellen, de waterweg die de Egeïsche zee met de zee van Marmara en, uiteindelijk, de Zwarte Zee verbindt.
Tot zijn zestiende zou Calvert in Valetta wonen en naar school gaan. In 1845 verhuisde de familie echter naar de Dardanellen, om Charles Lander te ondersteunen. In de Troas, zoals het stuk van het Anatolisch schiereiland ten zuiden van de Dardanellen genoemd wordt, zette de Calverts gezamenlijk een aantal agriculturele en commerciële ondernemingen op, met wisselend succes. Hierin nam Frederick, een van de broers van Frank het voortouw. Frederick werd tevens in 1846 benoemd tot Brits consul in de regio.
Hoe het leven van Frank er in deze periode exact uitzag is niet erg duidelijk. Hij ondersteunde zijn broer regelmatig, maar ondernam ook ‘expedities’ in de Troas en las enorm veel over de regio. Ook begon hij allerlei objecten uit de regio te verzamelen, van archeologische vondsten tot planten. Op deze manier vergaarde hij een enorme kennis over allerlei aspecten, van de geschiedenis en topografie tot de ecologie van het gebied. Zijn nadruk lijkt toch op de archeologie te hebben gelegen. Zo staat Calvert’s naam onder een zestal publicaties in het Archaeological Journal, daterend uit 1859 en 1865.
Het begin van een zoektocht
Deze zes artikelen lijken, achteraf bezien, een voorbereiding op een zoektocht naar Homerisch Troje. De wetenschappelijk consensus stelde in deze periode dat Troje te vinden moest zijn in Pınarbaşı/Ballı Dag, aan het zuidelijke uiteinde van de Trojaanse vlakte. Op een van zijn expedities ondernam Calvert hier wat proefopgravingen, die hem ervan overtuigden dat dit niet de locatie van Troje was.
Hierop herinnerde hij dat een familievriend, ene Charles Maclaren, tijdens een bezoek in 1847 had betoogd dat Hisarlık de locatie van het antieke Troje was. Hisarlık was de naam van een zogenaamde tell, een heuvel grotendeels ontstaan door eeuwen van menselijke bewoning, in het oosten van de Trojaanse vlakte, tegenwoordig zo’n 6,5 kilometer van zowel de Egeïsche zee als de Dardanellen verwijderd.
Rond 1855 had Calvert de oostelijke zijde van deze heuvel gekocht, al is de precieze reden onbekend. De heuvel lag dichtbij de familieboerderij en het is onduidelijk of Calvert al in 1855 vermoedde dat Troje zich hier bevond, al is het voorstelbaar dat hij op zijn minst vermoedde dat het een archeologische locatie was. In 1855 en 1856 had een groep Britse soldaten bovendien al gegraven in de heuvel en er een Corinthisch kapiteel en Romeins mozaïek gevonden. Het is de vraag of Calvert het deel van de heuvel kocht vanwege deze resultaten, of dat de soldaten daar groeven omdat het land in het bezit van Calvert was.
Graven in Hisarlık
Nadat hij in Pınarbaşı niets gevonden had, kocht Calvert ook de rest van Hisarlık op. In 1863 begon hij met enkele proefopgravingen op de oostelijke kant van de heuvel. Tegen het eind van 1863 had hij hier al een deel van een tempel voor Athena gevonden. Hij was er bovendien van overtuigd dat het Troje van Achilles en Ajax hier onder lag.
Calvert schreef hierop naar collega-archeoloog en tevens familievriend Charles Newton (1816-1894), die in 1860 curator van Griekse en Romeinse oudheden in het British Museum was geworden. Hij stelde hem voor om vanuit het museum grootschalige opgravingen te doen in Hisarlık, die hij zou leiden. Alle vondsten en de grond van de archeologische site zelf zou hij schenken aan het British Museum.
Newton had Calvert in 1853 al bezocht in de Troas. Calvert had hem destijds Hisarlık getoond en op wat andere locaties in zijn aanwezigheid kleinschalige testopgravingen gedaan. Newton zag destijds weinig potentieel in Hisarlık en was wellicht nog minder onder de indruk van Calvert’s archeologische vaardigheden. Dit, gecombineerd met het feit dat Frederick Calvert op dat moment betrokken was bij een grote verzekeringsfraude, zorgde ervoor dat Newton het bestuur van zijn museum in 1863 adviseerde Calvert’s voorstel af te wijzen. Zo geschiedde.
Teleurgesteld, maar wellicht wat bevrijd door de afwezigheid van zijn broer Frederick die uiteindelijk kort in de gevangenis zou belanden, stortte Calvert zich in 1863 en 1867 op Hisarlık. Door geldgebrek mislukten eigen grootschaliger opgravingen, maar het weerhield hem niet om in deze jaren enkele artikelen te publiceren over vondsten. Dit zouden slechts enkele van de zeldzame wetenschappelijke publicaties van Calvert blijken.
Vanaf 1865 zou hij tevens een vaste bijdrage over de Troas leveren aan reisgidsen. Dit maakte hem een graag bezochte gastheer voor Europeanen die het gebied bereisden. Deze gasten konden bovendien gebruik maken van de inmiddels enorme collectie lokale materialen van Calvert. Deze had meer weg van een achttiende-eeuws ‘cabinet of curiosities’ dan een wetenschappelijk collectie. Tot 1900 zou hij de specialist over de Troas blijven in de Handbooks for travellers van de grote uitgever John Murray.
Schliemann
In augustus 1868, nadat broer Frederick was teruggekeerd uit de gevangenis, stond een nieuwe onbekende voor Calvert’s deur: Heinrich Schliemann. Op dat moment was Schliemann al een gevierd, en puissant rijke zakenman, met nog geen enkele archeologische kennis.
Ondanks dat hij later anders zou beweren realiseerde Schliemann in 1868 nog niet dat Hisarlık de locatie van Troje was. Pas na teleurstellende opgravingen rond Pınarbaşı zou hij, op aanraden van Calvert, zijn werkzaamheden naar Hisarlık verplaatsen. Hier ondersteunde Calvert Schliemann’s eerste campagne, durend van 1870 tot 1873. Al na de eerste opgravingen in Hisarlık was Schliemann ervan overtuigd dat hij het Homerische Troje had gevonden. Calvert, daarentegen, vermoedde onmiddellijk dat de bewoningslagen die Schliemann had ontdekt in de heuvel ofwel veel te vroeg, ofwel veel te laat van datum waren om het Homerische Troje te zijn. Om zijn partner niet af te vallen hield hij dit echter tussen hem en Schliemann.
De Helios Metoop en een escalatie
De meest opzienbarende vondst die Calvert en Schliemann in deze jaren deden was de zogenaamde Helios Metoop. Op dit onderdeel van de tempel van Athena die Calvert eerder gevonden had, staat de god Helios afgebeeld in een strijdwagen, getrokken door vier woeste paarden. Deze metoop werd een strijdpunt tussen beide heren, die in principe hadden afgesproken de vondsten gelijk te verdelen.
Terwijl Calvert aanbood zijn aandeel in de metoop aan hem te verkopen, stelde Schliemann voor de metoop doormidden te zagen. Calvert, bekend met de manier waarop Austen Henry Layard (18171894) in de jaren 1840 om was gegaan met monumentale muurreliëfs, stelde voor de niet-gedecoreerde achterkant eraf te zagen om hem makkelijker te transporteren te maken. Wellicht was dit tevens ingegeven door een hoop de waarde van de metoop zo hoog mogelijk te laten en dus een zo hoog mogelijk bedrag van Schliemann te krijgen.
Dit weigerde Schliemann echter, waarop Calvert hem aanbod zijn aandeel te verkopen voor 125 pond, ondanks dat hij de waarde van het volledige stuk op 500 pond schatte. Schliemann lachte hem hierop vierkant uit. Volgens hem was 125 pond een veel te hoog bedrag. Hij bood Calvert 40 pond en bezwoer hem dat het stuk niet meer dan het dubbele daarvan waard was. Enkele maanden later hoorde Calvert dat Schliemann in Athene had gepocht dat de metoop 6.000 pond waard was. Inmiddels had hij ook de ontdekking van de tempel van Athena voor zichzelf opgeëist.
Dit lijkt reden genoeg te zijn geweest voor Calvert om zijn eigen ideeën over de opgravingen eens te publiceren. In het artikel ‘Excavations in the Troad’ maakte hij duidelijk dat, ondanks de claims van Schliemann, er nog geen enkel bewijs voor de Trojaanse oorlog was gevonden in Hisarlık. Dit viel dan weer niet in goede aarde bij Schliemann, die een reputatie op aan het bouwen was als ontdekker van het Troje van Paris en Priamos. Dit alles betekende een einde aan het contact tussen Calvert en Schliemann.
Een terugkeer
In de jaren na 1873 zouden nog een aantal geleerden langskomen bij Calvert om zijn expertise te lenen. Zo kwam in 1874, het jaar waarop Calvert consulair agent van de VS in de Dardanellen werd, de Duitse bioloog en prehistoricus Rudolf Virchow (1821-1902) langs in de Troad. Dit zou het begin zijn van een lange academische relatie en vriendschap, waarbij Calvert regelmatig de monsters beschikbaar stelde voor Vichow’s onderzoek. Virchow stelde hem tevens voor aan de Duitse botanist Paul Ascherson (1834-1913), met wie Calvert ook lang een vriendschap onderhield.
In 1878 klopte een oude bekende op Calvert’s deur. Schliemann wilde opgravingen in Hisarlık hervatten, maar had daarvoor toestemming van de landeigenaar nodig. En dat was nog steeds Calvert. De inmiddels beroemde Schliemann de toegang weigeren zou slecht zijn geweest voor Calvert’s reputatie. Onderhandelingen volgden.
De uitkomst was dat, in ruil voor toegang tot Hisarlık, Schliemann Calvert’s opgravingen in Hanai Tepeh (een andere mogelijke locatie voor Troje) zou ondersteunen. Het resultaat zou opgeschreven worden door Calvert en gepubliceerd worden in Schliemann’s volgende boek. Calvert zou wel de helft van alle vondsten moeten afstaan. Schliemann nam Calvert echter de wind uit de zeilen in zijn boek, waarop Calvert het schrijven van zijn bijdrage op gaf. Bovendien kreeg Schliemann Calvert zover om zijn helft van de vondsten in Hanai Tepeh ook op te geven.
Gedesillusioneerd trok Calvert zich hierop terug uit de archeologie van de Troas. Hij zou de rest van zijn leven een rustig bestaan leiden op zijn boerderij en in het familiehuis. Hier overleed hij op 12 augustus 1908. Hij nam een aanzienlijk deel van zijn kennis mee het graf in, gezien zijn beperkte hoeveelheid publicaties. Zijn geloof dat Schliemann’s Troje (nu bekend als Troje II) te vroeg was voor het Homerische Troje werd in de jaren 1890 bevestigd, toen de Duitse archeoloog Wilhelm Dörpfeld toonde dat de laag Troje VI een veel waarschijnlijker kandidaat was.
Boek: Schliemann en Nederland – Een leven vol verhalen
– Allen, Susan Heuck, ‘“Finding the Walls of Troy”: Frank Calvert, Excavator’, American Antiquity 99:3 (1995), 379–407.
– Traill, D. A., ‘Calvert, Frank’, Oxford Dictionary of National Biography.
– Traill, D. A., ‘Schliemann’s “Dream of Troy”: the making of a legend’, The classical Journal 81:1 (1985), 13–24.
– Arentzen, Wout, ‘Frank Calvert, Henry Austen Layard and Heinrich Schliemann’, Anatolian Studies 51 (2001), 169–185.