Joods verzet in de getto’s: strijdend ten onder

15 minuten leestijd
1
Getto van Słonim
Het brandende getto van Słonim aan de overkant van de rivier de Szczara, tijdens de Joodse opstand op 29 juni 1942, bij de laatste vernietigingsactie.

De grote opstand in het getto van Warschau is het meest iconische voorbeeld van Joods verzet tijdens de Tweede Wereldoorlog. Minder bekend is dat ook in veel andere Oost-Europese getto’s gewapend verzet plaatsvond.

De vraag is niet waarom alle Joden niet vochten, maar hoe zovelen van hen dat wel deden. Gekweld, geslagen, uitgehongerd, waar vonden ze de kracht – geestelijk en fysiek – om zich te verzetten?

Met deze uitspraak verzet Auschwitz-overlevende Elie Wiesel zich al in de jaren 1950 tegen het traditionele beeld van de Holocaust waarin de Joodse slachtoffers zich als makke schapen naar de vernietigingskampen laten voeren.

Opstand in Łachwa

Yitzchak Rochzyn
Yitzchak Rochzyn
Een vroeg voorbeeld van gewapend verzet in de getto’s is de opstand in het getto van Łachwa (Wit-Rusland), begin september 1942. Verontrustende berichten over de vernietiging van Joodse gemeenschappen in de buurt is voor een groep van ongeveer dertig jongeren aanleiding om zich voor te bereiden en zich zo nodig een weg naar buiten te vechten. Yitzchak Rochzyn, een van de leiders, praat de strijders moed in:

We hebben niets te verliezen. Het is beter om door een kogel te vallen terwijl je rent, dan om naar je graf toe te rennen. Er is een kans dat sommigen zullen slagen in hun vlucht en wraak zullen nemen voor degenen die vermoord zullen worden.

Belangrijk is dat ook de plaatselijke Judenrat (Joodse Raad) zich niet laat misleiden door de belofte dat zij gespaard zullen worden, en weigert mee te werken nadat het getto op 3 september is omsingeld. Zodra de troepen het getto binnentrekken steekt het Joods verzet huizen in brand om in de verwarring door de omheining te breken en te ontsnappen. Met messen, bijlen, ijzeren staven en enkele granaten vallen de Joodse jongeren aan.

getto in Łachwa
Plattegrond van het getto in Łachwa.

Rochzyn weet een Gestapo-officier te doden met een mes – maar zal later zelf ook omkomen. In de chaotische slachting die volgt worden honderden Joden neergemaaid, maar slagen er ook 1.000 in om uit te breken. Tijdens de opstand worden zes Duitsers en acht leden van Wit-Russische hulptroepen gedood. Uiteindelijk bereiken 600 Joden de bossen, waar ze zich bij partizanengroepen proberen aan te sluiten. Velen worden alsnog opgejaagd en doodgeschoten, slechts 90 van hen overleven de oorlog.

De hoge prijs die betaald wordt voor het in opstand komen laat meteen het haast onmogelijke dilemma zien van de Joodse gettobewoners: of telkens gedecimeerd worden door selecties en deportaties in de hoop dat een deel zal overleven als dwangarbeider, of strijdend ten onder gaan in de hoop dat enkelen zullen ontsnappen.

De getto’s

Voordat de nazi’s eind 1941 besluiten tot versnelde en definitieve vernietiging van alle Europese Joden, worden de Joodse gemeenschappen in de Oost-Europese bezette gebieden eerst samengeperst in meer dan 400 getto’s. Dit zijn van de buitenwereld afgesloten stadsdelen, meestal omgeven door prikkeldraad en bakstenen muren. De verschrikkelijke leefomstandigheden – overbevolking, slechte hygiëne, grote voedseltekorten, zware dwangarbeid, honger, deportaties en executies – decimeren de getto’s in snel tempo. Van de 400.000 Joden in het getto van Warschau sterft alleen al in 1941 tien procent.

Het isolement, de constante honger en nazi-terreur ondermijnen de wil en mogelijkheden om in verzet te komen, maar maken het ook lastig om een goed beeld te krijgen van de situatie elders of het lot van de gedeporteerden. Mede uit angst voor verschrikkelijke represailles, maar ook uit geloofsoverwegingen is het plaatselijke Joodse bestuur, de Judenrat vaak tegen het organiseren van actief verzet. Strikte bewaking, beperkte communicatiemogelijkheden en antisemitische sentimenten maken het bovendien extreem moeilijk en riskant om hulp van buitenaf te krijgen.

Kaart van de Holocaust in bezet Polen
Kaart van de Holocaust in bezet Polen, met vernietigingskampen, getto’s, deportatieroutes en executieplaatsen (1942).

Ondanks alles zijn in veel getto’s toch verzetsgroepen actief met het binnensmokkelen van voedsel en wapens, het drukken van illegale krantjes en pamfletten of het organiseren van ontsnappingen en onderduikplekken. Vrouwelijke koeriers spelen daarbij een belangrijke rol – zij worden minder snel als een bedreiging gezien en zijn als Jood minder herkenbaar als de Joodse mannen, die meestal zijn besneden.

Toch is het Joodse verzet in de getto’s de eerste jaren vooral gericht op overleven onder uitzonderlijk moeilijke omstandigheden. Meestal komt dat neer op meebewegen met het inconsistente nazi-beleid van verwijdering, vernietiging en dwangarbeid voor de oorlogsinspanning. Doel is het winnen van tijd, het dempen van de ergste terreur en het vertragen van de deportaties. Alles om zo lang mogelijk iets in stand te houden van de Joodse levenswijze en de slinkende gemeenschappen in de getto’s. Gewapend verzet of zelfs een gewapende opstand is daarom meestal pas de laatste, wanhopige optie.

Aktion Reinhard

De bij het grote publiek bekendste Joodse opstanden zijn die van het grootste getto, in Warschau, en die in vernietigingskamp Sobibor. Beide vinden plaats in 1943, op een moment dat de Endlösung, het plan voor een volledige vernietiging van de Joodse bevolking in door nazi-Duitsland gecontroleerd gebied, al grotendeels voltooid is. Kortom, strijdend ten onder vanuit de gedachte dat er werkelijk niks meer te verliezen valt.

deportatie joden getto Siedlce
Deportatie van Poolse Joden uit het getto van Siedlce naar vernietigingskamp Treblinka, 1942.
Het voorbeeld van Łachwa laat zien dat voor veel Oost-Europese getto’s deze eindfase al in 1942 is bereikt. In het kielzog van de Duitse invasies in Polen (1939) en de Sovjet-Unie (zomer 1941) vinden grote moordpartijen plaats, maar lijkt de situatie voor de Joden te stabiliseren als ze in getto’s worden opgesloten en voor dwangarbeid worden ingezet. Deze fase van Vernichtung durch Arbeit – verdrijving en uithongering – gaat na de Wannseeconferentie, begin 1942, over in planmatige en grootschalige vernietiging in de gaskamers. Met name in Treblinka en Sobibor, waar tussen juli en eind 1942 ruwweg een miljoen Joden vermoord worden.

Deze versnelde uitroeiing van de Poolse Joden wordt naast een dramatische voedselcrisis in de overbevolkte getto’s, mede getriggerd door de moordaanslag in Praag op een van de architecten van de Endlösung, Reinhard Heydrich. Vandaar de codenaam Aktion Reinhard. Hoewel er bij de aanslag op Heydrich geen Joden betrokken zijn, past het naadloos in de nazi-logica van SS-chef Himmler en zijn helpers om een Joodse regie achter het toenemende verzet in de bezette gebieden te zien. Zo ook in het bosrijke Wit-Rusland (Belarus), waar de Generalkommissar Wilhelm Kube in juli 1942 over de Joden schrijft dat zij “de voornaamste dragers van de partizanenbeweging waren” en het hem daarom het beste lijkt als…

…het Jodendom in het bezette gebied van Wit-Rusland definitief geëlimineerd wordt.

Maar niet zonder slag of stoot, want het verzet in Łachwa staat niet op zichzelf. Opmerkelijk veel andere getto’s in het huidige Wit-Rusland, en in Oekraïne komen ook in opstand.

Hoewel zich in het Poolse Generaal-Gouvernement – en met name in het enorme getto van Warschau – een nog veel grotere catastrofe voltrekt, blijft daar het verzet uit. Tussen eind juli en begin september 1942 worden 250.000 Joden afgevoerd naar Treblinka – in het getto blijven slechts 50.000 mensen over. Toch is deze groep overlevenden volgens de voornaamste politieke leiders precies de reden om niet in opstand te komen: dan zou namelijk niemand in het getto het overleefd hebben, is de gedachte. Pas als door een aantal ontsnappingen uit Treblinka de ware omvang van de Endlösung duidelijk wordt, komt ook in Warschau het verzet op gang met de oprichting van de Joodse Strijdorganisatie ZOB (Zydowska Organizacja Bejowa).

Opstanden in kleinere Oost-Europese getto’s

Intussen vechten Joden meer oostelijk in zeker vijftien getto’s voor hun leven. Door de bossen in te vluchten of om in ieder geval een paar vijanden mee in het graf te nemen. In Njasvizj (Nesvizh), Druya, Slonim en Kletsk is het verzet voorbereid en vergelijkbaar met Łachwa. De binnenvallende troepen worden beschoten en aangevallen, huizen in brand gestoken met als doel om in de chaos te ontsnappen.

Terwijl ruim 10.000 Joden in deze plaatsen vermoord worden of in paniek zelfmoord plegen, lukt het slechts ongeveer 650 gettobewoners aan de slachting te ontkomen in de omliggende bossen. De Duitsers en hun hulptroepen worden weliswaar soms verrast door het verzet, maar verliezen uiteindelijk niet meer dan enkele tientallen manschappen. Met bijlen, messen en enkele vuurwapens en granaten is dit het hoogst haalbare.

Monument voor de Joden van Kletsk
Monument voor de Joden van Kletsk, vermoord op 30 september 1941 (CC0 – Avner – wiki)

Zelfs zonder wapens proberen Joden zich te verzetten en te ontsnappen. Onder leiding van Yosef Gendelman wordt vlak voor de geplande massa-executie van de gettobevolking van Sarny (Oekraïne) het prikkeldraad doorgeknipt en verschillende barakken in brand gestoken. Honderden weten weg te komen, maar slechts enkelen halen het einde van de oorlog.

Uitbreken naar de bossen

Het tragische van deze opstanden is dat zelfs een geslaagde ontsnapping in de bossen geen enkele garantie op overleving biedt. Tijdens de opstand in Tuchyn (Oekraïne), september 1942, lukt het liefst twee derde van de Joodse bevolking om uit te breken. Van de 2.000 mensen wordt de helft al binnen enkele dagen gepakt en doodgeschoten, terwijl 300 vrouwen en kinderen vrijwillig terugkeren vanwege de barre omstandigheden in het bos. Zonder voedsel, goede kleding, kookgerei en middelen om onderkomens te maken is het onmogelijk het er lang uit te houden, zelfs in de zomer.

Soms is de lokale bevolking behulpzaam, maar meestal vijandig of opportunistisch. Vaak moeten de Joden fors betalen voor onderdak, voedsel en bescherming en worden ze alsnog voor geld verraden als alle kostbaarheden op zijn. Ook de Poolse partizanen weigeren meestal hulp te bieden, door een combinatie van praktische en antisemitische motieven. Communistische Sovjet-partizanen tonen zich meer bereid om Joodse vluchtelingen op te nemen, maar de beste kans op overleven is een goed georganiseerde Joodse partizanengroep, zoals die van Tuvia Bielski en zijn broers.

Bielski-partizanen

Tuvia Bielski
Tuvia Bielski
Samen met dertien anderen vlucht hij in 1941 vanuit het getto van Navahroedak naar het uitgestrekte Naliboki-woud in het westen van Wit-Rusland. Bielski maakt gebruik van zijn ervaring als dienstplichtige in het Poolse leger, zijn kennis van de omgeving en netwerk. Niet-Joodse vrienden helpen hem aan wapens. Bijzonder is dat de groep ook vrouwen, kinderen en ouderen opneemt, die in veel partizanengroepen zouden zijn geweigerd. Tuvia Bielski omschrijft de missie van zijn groep als volgt:

Wij vechten niet alleen om te overleven, maar om elkaar te redden. (…) Ik zou liever één oude Joodse vrouw redden dan tien Duitse soldaten doden.

De groep probeert actief om Joden uit de getto’s in de omgeving, zoals Lida, zover te krijgen zich aan te sluiten. Het is geen gemakkelijke beslissing om naar het bos te gaan, tegen Duitsers, Poolse en Wit-Russische boeren en partizanen te vechten en op zoek te gaan naar voedsel.

De Bielski-partizanen
De Bielski-partizanen
Sommige argumenten zijn vergelijkbaar met de algemene terughoudendheid in de getto’s om in verzet te komen. De meeste Joden zijn stads- of dorpsbewoners die geen idee hebben hoe ze in het bos moeten overleven. In de buitenlucht tussen wilde dieren en muggen, opgejaagd in een vijandige omgeving. Bovendien hebben de meeste Joden geen militaire training gehad en geen ervaring met vuurwapens. Ook willen ze hun familie niet achterlaten of vrezen represailles. Om deze reden is de plaatselijke Judenrat vaak ook tegen ontsnappingen uit het getto. Ze zijn bang voor zware collectieve straffen, of zelfs complete liquidatie van het getto. Daarnaast houden ze hoop dat in ieder geval de geschoolde dwangarbeiders zullen overleven, omdat ze nuttig zijn voor de Duitse oorlogseconomie.

Ondanks de vele bezwaren kiezen steeds meer Joden ervoor het lot in eigen hand te nemen en in vrijheid te overleven in het bos, of te sterven in de strijd. Zoals Zorach Arluk, die zich aansluit bij een Russische partizanengroep, het na de oorlog uitlegt:

Wij verlieten het getto in de hoop te overleven. We hoopten slechts op één kans. En als we niet konden overleven, dan wilden we op zijn minst anders sterven dan de meeste Joden. Niet neergeschoten worden in een massagraf en niet naar een concentratiekamp gestuurd worden.

Trailer van de film Defiance, over het verzet van de Bielski-partizanen

Familiekampen

De Bielski partizanengroep groeit uiteindelijk tot een grote gemengde groep van 1.200 mensen van wie er ongeveer 150 als bewapende strijders opereren. De groep bouwt diep in de moerassige bossen – praktisch onvindbaar en onbereikbaar voor de Duitse bezetter – een kamp en weet te overleven. Mede door de goede verhouding en samenwerking met een goed georganiseerde Sovjet-partizanengroep. Eind 1943 leven naar schatting in totaal ongeveer 5.000 Joodse vluchtelingen in de bossen van westelijk Wit-Rusland en zuidelijker, in de regio Wolnië leven ongeveer 2.500 Joden in familiekampen. Voor die streek is uitgerekend dat ongeveer 9 procent van de ondergedoken Joden het heeft overleefd.

Tragisch genoeg zijn de overlevingskansen van Joden in de bossen tot 1944 statistisch kleiner dan in de werkkampen. Het beleid van uiteindelijke liquidatie van alle getto’s, om de resterende Kriegswichtige Joodse dwangarbeid in enkele kampen te concentreren, gaat gepaard met zoveel geweld en grootschalige vernietiging dat toenemend verzet in de getto’s, maar ook in de vernietigingskampen zelf, onvermijdelijk is.

Opstand in het getto van Warschau

(19 april 1943 - 16 mei 1943)

Op de rampzalige deportaties van 1942 volgt een belangrijkste koerswijziging in het getto van Warschau. De nieuw opgerichte Joodse Strijdorganisatie (ZOB) gaat samenwerken met de goed bewapende Joodse Strijdersbond (Żydowski Związek Wojskowy, ZZW) en pakkt steeds meer de regie in het getto als antwoord op de vraag: “Waarom hebben we toegestaan dat we als lammeren naar de slachtbank zijn geleid?”. Het ZZW bestaat al langer en telt 350 strijders, onder wie ook veel Pools-Joodse legerofficieren.

Onbedoeld zorgen de deportaties voor gunstiger voorwaarden om een opstand te organiseren. De voedselsituatie verbetert sterk en omdat de meeste kinderen en ouderen zijn verdwenen en 75 procent van de overgeblevenen nu tussen de twintig en vijftig jaar is. Omdat de ergste overbevolking en allesoverheersende strijd om te overleven – de families te voeden en te beschermen – deels is weggevallen komt er energie vrij om actief in verzet te komen.

Yitzhak Zukerman
Yitzhak Zukerman tijdens zijn getuigenis in het proces tegen Adolf Eichmann in Beit Ha’am, Jeruzalem, 1961
Als op 18 januari 1943 Duitse troepen het getto onverwacht binnenvallen voor een volgende reeks deportaties, heeft het ZOB zo’n 140 revolvers en vier karabijnen verzameld. De strijders zijn niet goed voorbereid, maar gaan toch de strijd aan en weten met een aantal vuurgevechten de deportaties af te stoppen. Na vier dagen trekken de Duitsers zich terug. Hoewel er alsnog 2.000 Joden zijn opgepakt en 1.000 doodgeschoten, sneuvelen er ook een tiental Duitsers. De confrontatie wordt gevierd als een grote morele overwinning. ZOB-leider Yitzhak Zuckerman omschrijft het gevoel:

In al die maanden daarvoor hoefde de Duitser maar ‘Raus!’ te schreeuwen en dan kwamen de Joden al naar buiten. Maar deze keer kwam geen enkele Jood naar buiten. Deze keer kwamen de Duitsers naar ons toe en doodden wij hen.

getto warschau opstand
Duitse SS-troepen in de Nowolipiestraat tijdens de opstand in het getto van Warschau

De jonge gettostrijders nemen de leiding van het getto over van de Judenrat en ook de gehate rol van de Joodse Ordedienst is uitgespeeld – de ergste collaborateurs worden vermoord. Intussen worden overal ondergrondse versterkte schuilplaatsen gebouwd en voedselvoorraden aangelegd. Ook komt er meer samenwerking met de grootse Poolse verzetsorganisatie, het Poolse Thuisleger (Armia Krajowa, AK) dat granaten en explosieven levert. Het AK bereidt zich vooral voor op een opstand van de hele stad, in het vooruitzicht van bevrijding van buitenaf. Ondanks de hoopvolle nederlaag in Stalingrad is het nog lang niet zover als op 19 april 1943 de eindstrijd van het getto begint.

De gettostrijders zijn gedreven, maar maken zich weinig illusies over de uiteindelijke afloop. Tovia Bozhikowski herinnert zich later het binnentrekken van de Duitse troepen op de dag voor het Joodse Paasfeest, Pesach. Het is een mooie lentedag.

Het is moeilijk om de dood te accepteren in het zonnetje van de lente. […] Sinds het vroege ochtendgloren marcheerden er lange rijen Duitsers – infanterie, cavalerie, gemotoriseerde eenheden, gewone soldaten, SS-troepen en Oekraïners. Ik vroeg me af wat we tegen zo’n macht konden doen, met alleen pistolen en geweren. Maar we weigerden de naderende nederlaag te accepteren.

De Duitse strijdmacht – ruim 1.300 man en enkele pantserwagens sterk – stuit op fel verzet en moet zich op meerdere plekken terugtrekken. Ook de volgende dag zorgt een ontploffende mijn voor chaos onder de Duitse troepen, die daarna voorzichtiger gaan opereren en van buitenaf met artillerie hele huizenblokken in brand schieten. Na vier dagen van verzet schrijft ZOB-leider Mordechai Anielewicz in een brief: “De zaken hebben onze stoutste verwachtingen overtroffen: de Duitsers zijn tweemaal het getto uitgerend.” Tegelijk wordt het gebrek aan zwaardere wapens voelbaar en zorgelijk beschrijft hij de penibele toestand van de burgers in de schuilkelders:

Slechts enkelen zullen het volhouden. […] In alle bunkers waarin onze kameraden zich schuilhouden, kun je geen kaars meer aansteken door het tekort aan zuurstof.

Een van de bekendste foto's uit het Strooprapport (Publiek Domein - Wiki)
Joden worden gearresteerd tijdens de opstand. Een van de bekendste foto’s uit het rapport van Jürgen Stroop

Eind april, na een dag of tien, brandt het getto grotendeels en worden de gettostrijders langzaam maar zeker uit hun posities verdreven. Overlevenden worden uit hun schuilplaatsen afgevoerd. De commandant van de operatie, SS-generaal Jürgen Stroop, rapporteert: “De weerstand van de Joden en bandieten kon alleen worden gebroken door onvermoeibaar al onze kracht en energie dag en nacht in te zetten.” Elke dag worden de dagresultaten ijskoud bijgehouden: “28 April: 0 gesneuveld, 3 gewonden; 1.655 gevangen, waarvan 110 gedood; 10 ‘bandieten’ gedood en 9 gearresteerd. In totaal 33.401 Joden opgepakt.”

Op 8 mei valt het ZOB-hoofdkwartier aan de Milastraat, waar zich 300 strijders bevinden. Een aantal sneuvelt, 120 plegen zelfmoord en een kleine groep ontsnapt. De overgebleven gettostrijders proberen via de ondergrondse riolen weg te komen; een groep van veertig ziet kans om met hulp van de Poolse verzetsgroep Armia Ludowa te ontsnappen. Anderen worden als ze uit de putgaten tevoorschijn komen direct neergemaaid. Slechts 80 van de 750 strijders ontkomen, waarvan nog niet de helft het einde van de oorlog haalt.

Op 16 mei 1943, na 28 dagen van dapper verzet is de opstand voorbij. Op enkele gebouwen na is het getto vernietigd. Ongeveer 7.000 gettobewoners en strijders zijn doodgeschoten, 50.000 worden gedeporteerd naar Treblinka, Majdanek en andere concentratiekampen. Volgens eigen opgave zijn de Duitse verliezen beperkt: 100 man aan doden en gewonden. Ongeveer 20.000 Joden zitten nog ondergedoken in het ‘arische’ deel van de stad, waaronder ook enkele tientallen strijders. Het overgrote deel zal alsnog omkomen tijdens de fatale Poolse opstand van Warschau in 1944, waarna de stad systematisch wordt vernietigd.

Andere getto-opstanden in 1943

Ondanks de tragische afloop inspireert de getto-opstand in Warschau andere getto’s om ook in opstand te komen, zoals in het Oost-Poolse Bialystok. Tegelijk zijn de nazi-troepen nu ook beter voorbereid om het verzet te breken en zo nodig met grof geweld alle resterende getto’s te liquideren.

Op 16 augustus 1943 is het getto van nog 30.000 Joden omsingeld door een aanzienlijke troepenmacht van SS-eenheden en Oekraïense hulptroepen. De verdediging is minder strak voorbereid dan in Warschau en de 300 tot 500 opstandelingen vallen dapper aan. Bewapend met één machinegeweer, 25 geweren, pistolen, molotovcocktails en granaten zijn ze kansloos tegen de grote Duitse vuurkracht, waarbij ook een tank wordt ingezet. In enkele bunkers houden de strijders het nog enkele dagen vol tot de munitie op is, daarna plegen de leiders zelfmoord. Enkele tientallen strijders lukt het om door te breken en de bossen te bereiken.

getto van Białystok
Smeulende resten van het getto van Białystok na de opstand, augustus 1943.

Kleinschaliger verzet tegen de laatste deportaties is er ook in andere getto’s, zoals Będzin en Sosnowiec (Zuid-Polen). Ook in het Wit-Russische Hlubokaye (Glebokie) openen Joodse verzetsstrijders het vuur op Duitse troepen op jacht naar onderduikers. Ook hier volgt een brute reactie waarbij het getto op 20 augustus 1943 zelfs vanuit de lucht gebombardeerd. Bijna alle overgebleven Joden worden afgeslacht.

In Brody (Oekraïne), waar in de omgeving een Joodse partizanengroep van 70 strijders actief is, worden politietroepen door het gewapende verzet gedwongen zich tijdelijk terug te trekken. Maar ook hier gaat het getto in rook op en worden honderden Joden vermoord. De 2.000 overgebleven bewoners worden naar vernietigingskamp Sobibor afgevoerd, waar vijf maanden later, op 14 oktober 1943 ook een grote opstand uitbreekt. Eerder, op 2 augustus, was er ook in Treblinka al een opstand en uitbraak.

Unternehmen Erntefest

Het tragische van dit verzet is dat het Himmler uit woede, maar ook uit vrees voor een domino-effect, aanzet tot de grootste tweedaagse moordoperatie op Joden van de Holocaust: Unternehmen Erntefest (oogstfeest). Op 3 en 4 november 1943 worden in de kampen Majdanek, Poniatowa en Trawniki – in het Generaal-Gouvernement, Polen – binnen 48 uur ruim 40.000 mensen doodgeschoten. Het is het bloedige einde van Aktion Reinhard, de dodelijkste fase van de Holocaust, maar ook van de getto-opstanden in Oost-Europa.

Resten van de graven in Majdanek
Resten van de graven in Majdanek
Eind 1943 zijn de meeste getto’s geliquideerd. Met als grootste uitzondering het Poolse getto van Łódź, dat vanwege een enorme productiviteit voor de Duitse oorlogsindustrie tot augustus 1944 blijft bestaan. Misleid door dit succesvolle uitstel, het nadere Rode Leger en een dwingende rol van de Judenrat ontbreekt het in Łódź aan een actieve verzetsbeweging.

Volgens onderzoekers is er in zeker vijftig getto’s sprake geweest van gewapend verzet of gewapende opstanden, maar ook in ruim twintig vernietigings- en andere kampen, voornamelijk in 1942 en 1943. Opmerkelijk is het grote aantal opstanden in de kleinere getto’s van het huidige Wit-Rusland en Oekraïne. Mogelijke verklaringen zijn dat het kleinere, hechte gemeenschappen waren met betere vluchtmogelijkheden, door de aanwezigheid van grote bosgebieden en Sovjet-partizanengroepen.

Bronnen

– Ariel Bulshtein, “It is better to fall from a bullet while running than to run to your grave”: The bravery of the Jewish Ghetto rebels that we have not heard of (2023) https://www.israelhayom.com/2023/04/20/it-is-better-to-fall-from-a-bullet-while-running-than-to-run-to-your-grave-the-bravery-of-the-jewish-ghetto-rebels-that-we-have-not-heard-of/
– David Cesarani, Endlösung. Het lot van de Joden 1933-1949, Amsterdam 2018.
– Leonid Gershovich: “Our Goal is – Forward and Not to Retreat…” Uprisings in the Small Ghettos Located in the Territories of Eastern Poland/Western Belarus and Ukraine – A Re-evaluation (2024) https://www.degruyter.com/document/doi/10.1515/eehs-2023-0024/html.
– https://en.wikipedia.org/wiki/Ghetto_uprisings
– Samuel de Korte, Opstand in het getto van Białystok – 16-17 augustus 1943 (2017) Historiek.net
– Franziska Reiniger, Solidarity in the Forest – The Bielski Brothers; https://www.yadvashem.org/articles/general/solidarity-bielski-brothers.html
– United States Holocaust Memorial Museum, Resistance during the Holocaust. https://www.ushmm.org/m/pdfs/20000831-resistance-bklt.pdf
1
0
Reageren?x
×