Gematigd socialist en fel anti-fascist
Toen hij in 1906 in Laren neerstreek, had Henri Polak (1868-1943) zijn grootste wapenfeit al achter de rug: de stichting van de ‘moderne’ vakbeweging in Nederland. Maar hij bleef zich roeren, in de vakbeweging, in de landelijke politiek én de plaatselijke.
Van socialisme moest het joodse proletariaat in Amsterdam eind negentiende eeuw weinig hebben. Maar toen hun joodse vakgenoot Henri Polak in 1894 naast Jan van Zutphen de leiding nam bij een staking deden de joodse diamantbewerkers mee. Met tienduizend stakers werd het de grootste actie die de Amsterdamse diamantsector ooit had meegemaakt. De stakers wonnen.
Nog tijdens de staking vormden piepkleine organisaties van diamantbewerkers samen een Hoofd-comité, een jaar later omgedoopt tot Algemene Nederlandsche Diamantbewerkersbond (ANDB). Polak werd voorzitter en bleef dat ook in zijn Larense tijd, tot in 1940 de Duitsers kwamen.
De ANDB was de eerste ‘moderne’ Nederlandse vakbond. De leden betaalden een flinke contributie. Daarmee werd een weerstandkas gevormd voor uitkeringen aan stakers. Bondsbestuurders werden ‘vrijgesteld’, ze kregen een salaris. In plaats van meteen naar het stakingswapen te grijpen, probeerden de bestuurders er eerst via overleg met werkgevers uit te komen. Het werd de basis voor wat we nu kennen als collectieve arbeidsovereenkomsten (cao’s).
In 1906 sloten de ANDB en andere bonden zich aaneen in het Nederlandsch Verbond van Vakverenigingen (NVV), waartoe Polak acht jaar eerder al had opgeroepen. De eerste paar jaar hanteerde Polak ook daar de voorzittershamer. ANDB en NVV waren voor een belangrijk deel zÃjn geesteskinderen.
In 1888 was Henri getrouwd met Emily (Milly) Nijkerk. Kinderen kregen ze niet, maar na de scheiding van zijn broer Sjef adopteerden Henri en Milly in 1906 Sjefs zoontje Hans.
Reformist
Politiek actief werd Polak in 1890: hij werd lid van de Sociaal-Democratische Bond van Domela Nieuwenhuis. Het anti-parlementarisme van deze SDB ging hem echter steeds meer tegenstaan. In 1894 behoorde hij daarom tot de initiatiefnemers tot oprichting van de Sociaal-Democratische Arbeiderspartij (SDAP). Hoewel voorzien van een marxistisch programma ontwikkelde de partij zich in de richting van pragmatisch ‘reformisme’.
Dat paste Polak prima. Hoewel hij nog lang lippendienst bewees aan het marxisme – zo legde hij in 1909 het NVV-voorzitterschap neer uit protest tegen het royement van een groepje marxisten uit de SDAP – was hij als vakbondsman en politicus vooral een ‘reformist’. Politicus werd hij in 1902 toen hij toetrad tot de Amsterdamse gemeenteraad. In 1913 was hij kort lid van de Tweede Kamer, daarna zat hij in de Eerste Kamer (1913-1937). En natuurlijk in de gemeenteraad van Laren (1919-1923). In die laatste functie verzette hij zich fel tegen het plan voor een rijksweg dwars door het dorp, over de Brink via het Zevenend naar de Witte Bergen.
De stap naar Laren zetten de Polaks in 1906. Ze hielden van de natuur en voor kleine Hans vonden ze het er gezonder dan in Amsterdam. Architect Hein Berlage ontwierp voor hen een landhuisje: Engweg 21. De Heidaal noemden ze het. Een bemiddelde partijgenoot leende ze het benodigde geld.
In 1919 werd het huis voorzien van een uitbouw. Logés hoefden toen niet meer te slapen in de dienstbodekamer. Die was voortaan exclusief voor de huishoudelijke hulp. Toen hij eens ’s avond laat thuiskwam, ontdekte Polak dat zij niet in haar eigen bed lag, maar bij de toen zestienjarige Hans was gekropen. Naar verluidt zou Polak Hans alleen maar dringend hebben gevraagd dit voor moeder Milly te verzwijgen.
De Gooise natuur ging Polak zeer ter harte. Medio jaren twintig dreigde die te worden aangetast door woningbouwplannen van de afzonderlijke gemeenten, die alleen naar zichzelf keken en niet naar elkaar. Onder meer in de Eerste Kamer bepleitte Polak een uitweg om het algemeen belang beter te dienen: vorming van één Gooise gemeente. Anno 2024 is die er nog steeds niet.
Oorlog
Aan het begin van de Duitse bezetting trachtte zoon Hans om Henri en Milly te overreden naar Engeland uit te wijken. Henri aarzelde. Toen ze op 15 mei 1940 in IJmuiden kwamen, was de laatste vluchtboot vertrokken. Hans was als militair op weg naar Engeland, Henri en Milly doken onder in Amsterdam. Schoondochter Mitzi opende in De Heidaal de gaskraan met fataal gevolg.
In juni 1940 keerden de Polaks terug naar huis. Henri – die zich altijd fel had uitgesproken tegen fascisten en nazi’s – werd in juli opgepakt. Twee jaar later volgde zijn onverklaarbare vrijlating. Eind 1942 werden de Polaks uit hun huis gezet. Ze kregen onderdak bij uitgever Emanuel Querido (Neuhuysweg 10 in Laren).
Begin 1943 werd Polak met longontsteking opgenomen in het plaatselijke St. Jansziekenhuis. Hij overleed er op 18 februari. Kort daarna werd ook Milly opgenomen, maar zij moest naar Westerbork, waar ze op 6 mei overleed. Het echtpaar is begraven op de joodse begraafplaats in Muiderberg.
Andere afleveringen in deze serie
- Domela Nieuwenhuis, apostel der arbeiders
- Frank van der Goes, dandy in de rode beweging
- Jan van Zutphen, helper van een lijdende mensheid
- Herman Gorter, radicaal-linkse propagandist
- Henriette Roland Holst, ‘heraute van het socialisme’