In februari 1944 schreef de Nederlander Daniël de Moulin in Londen een reisverslag van zijn Engelandvaart, die hem dwars door zuidelijk Europa leidde. Hylke Faber en Pieter Stolk, die in 2005 en 2006 De Moulins rol in het Utrechtse studentenverzet onderzochten, stuitten in de nalatenschap van Daniëls weduwe op het Engelandvaardersdagboek van De Moulin. Diens dagboek verscheen in mei 2006 in een eerste druk en nu in 2015 in de tweede druk, onder de titel Wij zijn niet bang, tenminste, niet erg (DdM Works, 2015).
Het boekje is een indrukwekkend reisverhaal en avonturenboek van een twintiger uit Utrecht die tijdens de Tweede Wereldoorlog betrokken raakt bij het studentenverzet. Het begint allemaal in de eerste oorlogsjaren, als De Moulin via de Utrechtse studentenvereniging Unitas Studiosorum Rheno-Traiectina (USR) betrokken raakt bij het nationale studentenverzet.
Studentenverzet
Het verzet van De Moulin begon kleinschalig, bijvoorbeeld door goed zichtbare leuzen op gebouwen te kalken:
“Samen met zijn broer Peter besloot hij de verjaardag van koningin Wilhelmina aan te grijpen om zijn afkeer van de Duitse bezetting kenbaar te maken. Zaterdag 30 augustus 1941 verlieten Daniël en Peter ’s avonds de ouderlijke woning gewapend met een flink stuk touw, witte verf en een ploertendoder. In hun ouderlijke woonplaats Naarden stond het fabriekspand van de Gooische Stoomwasserij, van verre herkenbaar door een schoorsteen van enkele tientallen meters hoog. Peter, de meest atletische van de twee, beklom de schoorsteen en beschilderde het gevaarte met de tekst ‘Oranje Boven!’, terwijl Daniël de wacht hield. De volgende dag was de tekst van grote afstand zichtbaar, uiteraard tot grote ergernis van de Duitsers en NSB-sympathisanten.” (16,17)
Het verbod op studentenverenigingen op 18 juni 1941 en de inbeslagname van de sociëteit van de USR door de Nationale Jeugdstorm, de jeugdafdeling van de NSB, vormden voor De Moulin belangrijke prikkels om bij het studentenverzet te gaan. De studentenverenigingen moesten ondergronds gaan, en Daniël de Moulin dus ook.
Loyaliteitsverklaring
Toen op 5 februari 1943 generaal Hendrik Seyffardt (1872-1943), bevelhebber van de Waffen SS-formatie Vrijwilligerslegioen Nederland, geliquideerd werd, verhardde de houding van de bezetter jegens de studentenpopulatie. Er werden in de dagen daarop liefst 1800 studenten uit Amsterdam, Delft, Utrecht en Wageningen opgepakt en gedeeltelijk naar Kamp Vught afgevoerd. Onder meer aan de Rijksuniversiteit Utrecht schortte het onderwijs onmiddellijk op uit protest.
De bezetter besloot daarop dat er loyaliteit van de Nederlandse studentenpopulatie geëist moest worden om de situatie in de hand te kunnen houden. Op 13 maart 1943 maakte zij bekend dat alle Nederlandse studenten aan universiteiten een loyaliteitsverklaring moesten tekenen, waarin zij plechtig beloofden zich te schikken naar het nazibewind in Nederland. Wie weigerde, wachtte zonder pardon de Arbeitseinsatz. Voor De Moulin vormden deze ontwikkelingen de doorslag bij het besluit om Nederland definitief te verlaten en naar Engeland te vertrekken.
Reis door Europa
Van 1706 Nederlanders is bekend dat ze tijdens de Tweede Wereldoorlog een succesvolle poging deden om Engeland te bereiken. Vast staat ook dat er minstens 598 gestrande pogingen van Engelandvaarders waren, van wie 233 hun poging konden navertellen en 236 overleden omdat hun boot zonk of omdat ze ontdekt en stante pede geëxecuteerd werden.
Op 3 mei 1943 vertrok Daniël de Moulin uit Nederland, om uiteindelijk op 27 oktober 1943 in Engeland aan te komen. Vanuit Utrecht vertrok hij naar Roosendaal, waar hij met samen met zijn studiegenoot geneeskunde Lodewijk Parren (1919-2006) en Rolande Kloesmeijer (1924-2001, alias ‘Kloesje’), een communistisch meisje dat bij de familie De Moulin in Naarden ondergedoken zat, de grens met België overtrok. Lopend en deels met de trein gingen ze naar Brussel, waar het groepje een tussenstop maakte bij familie van De Moulin.
Nadat ze het Franse Reims bereikt hadden, pakten ze de trein naar Parijs. Daar ging het bijna verkeerd, aldus Daniël:
“In Reims stond de trein een heele poos stil. Controle! Kloes begroef zich achter een Duitsche courant, Lodewijk en ik gingen in de gang staan om achteloos hangend het verkeer op het perron gade te slaan. Twee soldaten van de Feldgendarmerie met een man in burger kwamen de wagen binnen en gingen persoonsbewijzen controleeren. Gelukkig maakte de tijd ‘hen onmogelijk om van iedereen de papieren te vragen, zoodat ze alleen maar hier en daar steekproeven namen, waarbij ze de vriendelijkheid hadden ons over te slaan. Het was even een heel benauwd oogenblik en we waren dan ook uitermate blij dat het voorbij was.” (64)
Uitgebreid beschrijft Daniël vervolgens wat het groepje in Parijs, waar ze een tijdje blijven en zich een aantal andere Nederlanders bij hen voegen, allemaal meemaken. Daarna gaat het verder naar het zuiden.
Via Portugal naar Engeland
In de plaats St. Girons in de Pyreneeën worden ze bijna gepakt door een Gestapoman. Maar ze kwamen wonderwel uit de situatie en wisten het Spaanse Baskenland te bereiken, waarna Madrid bereikt werd en daarna ook Portugal. In Portugal – dat neutraal was – kwamen ze terecht in de kleine badplaats Praia des Maçãs, twintig kilometer ten noorden van Lissabon. in Lissabon vroegen ze toestemming om in Britse militaire dienst te gaan, waarvoor in die stad een keuring bestond:
“Dat gebeurde door Portugeesche artsen, die veel beter zijn dan de Spaansche en uitstekend Fransch en Engelsch spreken, en de uitslag werd naar Engeland gestuurd waar uitgemaakt werd door de Nederlandsche keuringsraad of je goedgekeurd was of niet. Goedgekeurd zijn is een conditio sine qua non om naar Engeland te komen, ben je afgekeurd dan moet je ad finitum wachten totdat de mensen uit Londen je oproepen, waar soms maanden mee gaan.” (139)
Een van de vrienden werd afgekeurd, waarna Daniël en reisgenoot Hendrik per KLM-vliegtuig naar Engeland mochten vertrekken, waar ze in de stad Bristol landden. Per auto gingen ze naar Londen, waar ze politioneel ondervraagd en onderzocht werden en geïnterneerd werden. Toen de Engelsen de heren na een tijd van internering en diverse ondervragingen voldoende vertrouwden, brachten ze beide mannen over naar ‘Huize Florijs’, een opvanghuis voor Engelandvaarders. Daarna kregen ze een spoedopleiding in een legereenheid, waarbij Daniël al snel werd bevorderd tot onderofficier. Ook mochten ze op audiëntie bij koningin Wilhelmina in Londen.