Fascisme als hogere vorm van democratie?

Fascisme. Oorsprong en ideologie
6 minuten leestijd
1
Stemformulieren voor het referendum van 1934. Italië was op dat moment al een eenpartijstaat
Stemformulieren voor het referendum van 1934. Italië was op dat moment al een eenpartijstaat
In Fascisme. Oorsprong en ideologie neemt historicus Robin te Slaa de lezer mee op een historische zoektocht naar de oorsprong en ideologie van het fascisme. Vorige eeuw geloofden miljoenen Europeanen in deze revolutionair-utopische ideologie die haar geestdriftige aanhangers grootse idealen bood om voor te leven, te sterven en te doden. In zijn boek kijkt te Slaa ook vooruit en wordt stilgestaan bij de vraag in hoeverre het fascisme bezig is aan een comeback. Op Historiek publiceren we een interessant fragment waarin we lezen hoe enkele beroemde fascisten zich tot de democratie verhielden.

Een totalitaire kunstgreep

Hoewel fascisten de parlementaire democratie afwezen, prezen zij bij gelegenheid hun eigen staatkundige systeem als een hogere vorm van democratie. Het is een totalitaire kunstgreep waaraan ook communistische regimes zich geregeld schuldig maakten. Mussolini hekelde de parlementaire democratie ‘die het volk gelijkstelt aan het grootste getal’, maar huldigde tegelijkertijd de fascistische corporatieve staat als ‘de eerlijkste vorm van democratie’ omdat deze het volk kwalitatief en niet kwantitatief beoordeelde.

De dictator omschreef het fascisme als ‘een georganiseerde, gecentraliseerde, autoritaire democratie’. De filosoof Gentile noemde de fascistische staat zelfs ‘een democratische staat par excellence’. Door middel van de Partito Nazionale Fascista en organisaties op het gebied van opvoeding en propaganda werden het denken en de wil van de Duce tot het denken en de wil van de massa gemaakt. Mussolini betoogde dat de superieure ideologie van het fascisme zich via de elite of zelfs alleen via de leider in ‘het bewustzijn en de wil van allen’ vastzette. Het was een curieuze cirkelredenering die hij en Gentile toepasten: de fascistische staat indoctrineert de burgers met zijn ideologie en wanneer vervolgens het volk fascistisch denkt, kan worden gesteld dat de staat de hele natie representeert en daarmee een hogere vorm van democratie vormt.

De Britse fascist Oswald Mosley naast Benito Mussolini tijdens zijn bezoek aan Italië, 1936
De Britse fascist Oswald Mosley naast Benito Mussolini tijdens zijn bezoek aan Italië, 1936
De Britse fascistenleider Mosley betoogde dat het fascisme een door het volk gewild leiderschap vertegenwoordigde en geen tirannie:

Het biedt aan de mensen een leiderschap voor nationale wederopstanding dat zij zullen aanvaarden vanuit hun eigen vrije wil. De dictatuur is een dictatuur van de wil van het volk, tot uitdrukking gebracht door een leider en een regering van hun eigen keuze. De enige manier waarop de wil van het volk uitgevoerd kan worden is door een leider die het kiest voor dit doel en de macht geeft tot handelen.

Volgens Mosley herstelde het fascisme daarmee de macht van het volk, terwijl democratische regeringen onder invloed stonden van het internationale grootkapitaal dat overwegend Joods was.

Een hoogst ongemakkelijk feit uit de geschiedenis: Hitler en Mussolini waren bij hun eigen bevolking lange tijd ongekend populair.

Hitler maakte in Mein Kampf een soortgelijke eclectische verbinding tussen leider en democratie. Hij verwierp het democratische meerderheidsbeginsel omdat dit de leider zou verlagen ‘tot uitvoerder van de wil en de opvattingen van anderen’. Tegenover de verachtelijke parlementaire democratie stelde hij ‘de waarachtige Germaanse democratie’. De gekozen leider had hierin de verplichting ‘alle verantwoordelijkheid voor zijn doen en laten volledig op zich op te nemen’. In Hitlers ‘Germaanse democratie’ gold het antidemocratische Führerprinzip (‘daar beslist één man’). De toekomstige völkische staat, zo schreef hij in Mein Kampf, zou vanaf het niveau van gemeentebestuur tot rijksregering geen enkel vertegenwoordigend lichaam kennen waarin de meerderheid beslist. Er zouden alleen raadgevende organen zijn, die de gekozen leider terzijde moesten staan bij het uitvoeren van zijn taak.

Volksraadplegingen

Zoals bekend is Hitler nooit direct gekozen als leider van nazi-Duitsland. Wel werden zijn Volksgenossen enkele keren in de gelegenheid gesteld om zich door middel van een volksraadpleging uit te spreken over politieke besluiten van hun Führer. Het referendum over het uittreden van Duitsland uit de Volkenbond en de verkiezingen voor de Rijksdag in het najaar van 1933 leverden volgens de officiële uitslag respectievelijk 95,1 en 92,1 procent van de stemmen op voor de nazi’s. Hoewel geheimhouding bij de stembus allerminst was gegarandeerd en er druk op de bevolking werd uitgeoefend om zich te conformeren aan het regime, viel niet te loochenen dat het merendeel van het volk pal achter Hitler stond. Ook de volksstemmingen in 1934 over de vereniging van de ambten van rijkspresident en rijkskanselier door Hitler (89,9 procent voor), in 1935 in het Saargebied over de hereniging met Duitsland (90,8 procent voor), in 1936 na de bezetting van het gedemilitariseerde Rijnland (98,9 procent voor) en ten slotte in 1938 over de Anschluss (99,08 procent van de Duitsers en 99,75 procent van de Oostenrijkers stemden voor) leverden eclatante overwinningen op voor de nazileider.

Gevel van het Palazzo Braschi, Rome, in 1934, met Mussolini's gezicht en het woord "SI" (ja) herhaald. Campagne voor het referendum van maart 1934
Gevel van het Palazzo Braschi, Rome, in 1934, met Mussolini’s gezicht en het woord “SI” (ja) herhaald. Campagne voor het referendum van maart 1934
Bij een volksraadpleging in Italië op 24 maart 1929 waarbij de kiezers zich over de lijst van vierhonderd door de Grote Raad van het Fascisme geselecteerde kandidaten voor de Kamer van Afgevaardigden konden uitspreken, stemden acht miljoen kiezers voor en slechts 136.000 tegen. De historicus F.L. Carsten stelt dat zelfs als deze cijfers niet helemaal correct waren, het desondanks duidelijk was dat de grote meerderheid van de Italianen het regime van Mussolini steunde. Bij een tweede referendum in maart 1934 stemden 15.526.503 kiezers voor en slechts 15.201 tegen de door de Grote Raad vastgestelde lijst van parlementaire kandidaten. De opkomst was 96,25 procent. De socialist Lelio Basso, die als balling in Parijs verbleef, schreef in het blad Politica socialista dat hij moest erkennen dat…

‘…het fascisme nu een gewoonte was, een werkelijkheid, zelfs al is die ergerlijk, waarover men afwisselend kan morren of lachen, maar die niemand serieus ter discussie denkt te stellen’.

Hiermee zijn we aangekomen bij een hoogst ongemakkelijk feit uit de geschiedenis: Hitler en Mussolini waren bij hun eigen bevolking lange tijd ongekend populair. Behalve de uitslagen van de incidenteel gehouden volksraadplegingen getuigden ook verschillende tijdgenoten en wetenschappers daarvan. De Amerikaanse verslaggever William L. Shirer, die vanaf 1934 tot eind 1940 in Berlijn was gestationeerd, stelde bij zijn vertrek vast dat Hitler voor veel Duitsers ‘tot een mythe [was] geworden, een legende, een bijna godsgelijke persoon’. Volgens zijn biograaf Kershaw was de Führer tussen 1933 en 1940 geliefder dan alle andere politieke leiders van zijn tijd.

Voor de fascistische regimes in Italië en Duitsland dienden de volksstemmingen vooral als democratische schaamlap.

Mussolini en Hitler waren zich bewust van hun overweldigende populariteit bij hun volksgenoten. Op grond hiervan verkondigden zij dat hun regimes in wezen democratischer waren dan de liberale democratieën in Europa. Tijdens zijn eerste bezoek aan Duitsland in september 1937 sprak Mussolini in Berlijn voor een menigte van enkele honderdduizenden toehoorders over het democratische gehalte van het Derde Rijk en fascistisch Italië in vergelijking met andere staten:

“Noch in Duitsland, noch in Italië bestaat een dictatuur […] Geen regering, in geen enkel deel der wereld, heeft in zo grote mate de instemming van het volk als de regeringen van Duitsland en van Italië. De grootste en zuiverste democratieën, die de wereld kent, zijn die van Duitsland en Italië.”

Legitimatie

Mussolini gaf een geheel eigen invulling aan het begrip democratie. Welbewust ging hij eraan voorbij dat het Italiaanse en het Duitse volk niet in de gelegenheid waren, en evenmin zouden worden gesteld, een andere regering te kiezen. De gehouden referenda in fascistisch Italië en nazi-Duitsland hadden dan ook weinig met democratie te maken. Zij waren niet zozeer bedoeld om de burgers mee te laten beslissen, maar dienden in de eerste plaats als legitimatie van de dictatuur. Beide regimes hielden deze incidentele volksstemmingen op een voor hen zo gunstig mogelijk moment, bij voorkeur na een overweldigend politiek succes.

Hitler erkende dit ruiterlijk. Zo hield hij een volksstemming na de bezetting van het gedemilitariseerde Rijnland op 7 maart 1936. Met dit provocerende machtsvertoon schond hij het Verdrag van Versailles, dat door de meeste Duitsers gehaat werd. In een toespraak een jaar later erkend de Führer openhartig wat de bedoeling was geweest van het referendum: ‘de rest van de wereld […] laten zien dat het Duitse volk achter mij staat, daarom ging het’. Bij enige twijfel aan de uitslag, zo gaf Hitler toe, had hij geen volksstemming gehouden.

Niet minder openhartig over de instrumentele functie van het referendum in ‘de nationaal-socialistische Leidersstaat’ schreef NSB-ideoloog Johan Carp in 1942:

 
De mogelijkheid eener volksstemming als georganiseerde openbaring der volksovertuiging behoort tot de inrichting van den Leidersstaat, voorzoover daarmede de blijvende verbondenheid van Leider en Volksgemeenschap gediend wordt. Zij bedoelt niet een besluit van den Leider aan een beslissende uitspraak van het Volk te onderwerpen – gelijk de beteekenis van een referendum in den democratischen Staat was –, maar het Volk de gelegenheid te geven in een bijzonder geval van zijn vertrouwen in het beleid van den Leider te doen blijken.

Fascisme. Oorsprong en ideologie - Robin te Slaa
 
Voor de fascistische regimes in Italië en Duitsland dienden de volksstemmingen vooral als democratische schaamlap. Hierbij moet bedacht worden dat elke vorm van verkiezingen in een totalitair systeem of een dictatuur, zonder persvrijheid, meerdere partijen of mogelijke tegenkandidaten, per definitie niet democratisch is.

Naarmate de oorlog voor Italië en Duitsland steeds meer op een onafwendbare nederlaag dreigde uit te lopen, voelden Mussolini en Hitler begrijpelijkerwijs geen aandrang meer om volksstemmingen uit te schrijven.

Robin te Slaa is zelfstandig historicus en auteur. Hij is gespecialiseerd in het onderwerp fascisme en publiceerde hierover onder mee Fascisme. Oorsprong en ideologie. Hij werkt samen met Edwin Klijn aan een driedelig standaardwerk over de NSB. Hiervan verschenen inmiddels twee delen.

Recent gepubliceerd

Reageer

Abonneer
Stuur mij een e-mail bij
guest
1 Reactie
Oudste
Nieuwste Meest gestemd
Inline feedbacks
Bekijk alle reacties

Gratis geschiedenismagazine

Ontvang, net als ruim 54.000 anderen, iedere week de gratis nieuwsbrief van Historiek:
1
0
Reageren?x
×