Antwerpen heeft door de eeuwen geleden onder branden en andere vernielingen. Ook de kathedraal heeft haar deel gehad. Ze heeft zich steeds weer weten te herstellen en heeft zelfs nieuwe dingen toegevoegd.
Niet zonder reden en tederheid noemde Paul van Ostaijen haar de jonkvrouwelike katedraal. Dat ze de cultuurtoeristische trekpleister van de stad is, is ook de Nederlandse dichter Luuk van Zu schijnbaar niettphen niet ontgaan wanneer hij het over het interieur had:
“Waar dagelijks zovele bezoekers over de doden lopen.
Hen wordt (…) geen rust gegund
en men denkt er schijnbaar niet bij na.”
De kerk valt niet alleen op door haar monumentaliteit: 118 meter lang, 53 meter breed voor het schip en 76 meter voor het dwarsschip en 27 meter hoog. Ze spreekt ook en vooral zelfs aan door de kunstzinnigheid van de Brabantse gotiek die bloeide van 1350 tot 1550. Ze valt bijna helemaal met de stroming samen: er werd immers van 1352 tot 1518 aan gewerkt.
Men wou een driebeukige kerk bouwen. Uiteindelijk kwam een zevenbeukige tot stand. Verwonderlijk is dat niet. Door de lange bouwduur en doordat er geen compleet bouwplan was, ontwikkelde de vorm zich naargelang de bouw vorderde. Er is dan ook geen sprake van een logisch en symmetrisch geheel. Toch spreekt men, overigens volkomen terecht, van een bijzondere vorm van eenheid van licht én ruimte en horizontalisme én verticaliteit.
De plattegrond heeft de vorm van een Latijns kruis, gevormd door enerzijds het schip en anderzijds het transept. Er zijn zes zijbeuken. De binnenste vier vallen bijzonder op: de traveeën benaderen, zoals dat meestal wel het geval is, het vierkant niet. Ze zijn immers uitzonderlijk lang en liggen met de lange zijden in de lengteas van de kerk, zoals dat in Catalonië en Italië wel meer voorkomt.
De eenheid van ruimte wordt soms doorbroken. Er zijn twee anomalieën: de meest-noordelijke zijbeuk die op haar beurt al breder is dan de andere zijbeuken, is smaller dan de meest-zuidelijke en het koor ligt niet helemaal in het verlengde van het schip. Dit laatste is met het blote oog echter zeer moeilijk waar te nemen.
Het transept is uitzonderlijk lang en breed. Toch lijkt het door het zeer brede schip en het koor als het ware in het schip of zelfs in het geheel op te gaan.
De kerk is een basilica die per definitie meerbeukig is. Het middenschip steekt zozeer boven de zijbeuken uit dat door de lichtbeuken of ramen in de vensterzones overvloedig rechtstreeks licht binnenvalt.
Wanneer men het over Brabantse gotiek heeft, heeft men het meestal over een drieledige opbouw: de zuilen met hun spitsbogen, het triforium of loopgang en de lichtbeuk. Men noemt dit de Mechelse variante.
De Antwerpse variante is tweeledig omdat het triforium deel uitmaakt van de vensterzone. De vensters zitten in diepe nissen zodat er plaats uitgespaard is en de loopgang door tunnels in de tussenwanden loopt. Vóór het venster is het triforium. Men spreekt dan ook over balkontriforium. De tweeledige opstand wordt geaccentueerd door de kroonlijst die zich boven de bogen, maar onder triforium bevindt.
De rijkdom van de kerk komt onder meer tot uiting in het gebruik van bundelpijlers die als prestigieuzer dan ronde zuilen beschouwd werden. Drie van de pijlers lopen in het bovenste deel van de opstand door. Ze temperen het massieve van de wanden tussen de vensters en zijn de aanzet tot de overkapping. Het triforium valt op door de kunstig opengewerkte en rijkelijk uitgewerkte balustrade die reeds door het blinde maaswerk boven de bogen, maar onder de kroonlijst wordt aangekondigd. Deze ingrepen hebben ervoor gezorgd dat het schip hoger en slanker lijkt.
De pijlers die in het bovenste deel van de opstand doorlopen, wijken op een elegante wijze uit elkaar en vormen het kruisribgewelf. Ze zijn bekroond met sluitstenen die ware miniaturen zijn, maar, net als de elegante vieringtoren, zonder verrekijker niet of te weinig opvallen. Ook de zijbeuken hebben, met uitzondering van de buitenste twee waar laat-Gotische stergewelven aangebracht zijn, kruisribgewelven.
Buiten merkt men slechts aan de kooromgang luchtbogen aan. Was het de bedoeling om de kerk op termijn met meer zijbeuken te vergroten?
Het koor met zijn tweeledige opstand is een kopie van de middenbeuk. Wel telt het slechts twee zijbeuken die elk door drie rechthoekige kapellen begrensd worden. Het hoogkoor heeft vijf vijfhoekige straalkapellen. Koor en kooromgang zijn rijzig en helder. Het licht valt er, net als in de middenbeuk, door de enorme glaspartijen naar binnen.
Spijtig genoeg komt men de kerk die ook zeer belangrijk is omwille van de glasramen, schilderijen van Rubens, het Barokke koor en andere kunstuitingen als laat-Renaissance, Barok, Rococo, Classicisme en Neogotiek. Veralgemenend kan gezegd worden dat dit een Gotische kerk met een Barok interieur is. Of dit nadelen heeft? Feit is dat Gotiek bijna verdrinkt in vooral Barok. Feit is dat de kerk een museum geworden is en dat er toegang moet betaald worden.
Er moet betaald worden of men komt er niet in. Foto’s nemen kan ook al niet. Komen Japanners nog wel aan hun trekken? De handel gaat immers voor. Voor alles. In het toeristische kerkwinkeltje worden immers boeken en prentkaarten verkocht. Het geroezemoes van vroeger is er nog. Het enige verschil is de Babylonische spraakverwarring: aan de ingang van de kerk staat aangeduid in welke talen rondleidingen gegeven worden.
Is de kerk nog een gebedsruimte? Jazeker, in de meest-noordelijke zijbeuk is er één. Er is echter maar één ingang en daar moet men betalen. Komt men er om te bidden dan wel in zonder toegang te betalen?! Ik moet nuanceren. Op weekdagen wordt de mis gelezen, in het weekend zelfs verscheidene per dag wanneer de kerk niet voor toeristen toegankelijk is. Hoe haalt men echter toeristen en gelovigen uit elkaar?!
In zijn gedicht Rijmen voor een reiziger in Antwerpen roept Hugo Claus de voorbijgangers die Antwerpen misschien wel te veel bezoeken voor winkels, cafés en restaurants, op om hét wonder van zijn adoptiestad niet voorbij te gaan:
De kathedraal staat daar
als een raket van arduin
vol gotische instrumenten,
stalactieten, tinnen, nissen
vol heilige gebeurtenissen.
Klaar? Tel af. In het azuur!
Toen Claus de woorden neerschreef, twijfelde hij al dadelijk aan het nut ervan. Hij vervolgde immers:
Wij lezen in de schaduw van de kathedraal
onze krant over ons aards lief en leed
en eten de meest radioactieve
kroket van de planeet.
Waarom heb ik plots zin om naast de kathedraal in café “Het Elfde Gebod”, en café vol heiligenbeelden, een bolleke of iets zondigers te gaan drinken en me te verdiepen in het grote aanbod van poëzie die over Antwerpen geschreven is?
Toeristische gids voor Vlaanderen, Barcelona
en gidsingen op aanvraag én maat
e-mail: [email protected]