Dark
Light

Groepsemigratie vanuit Amersfoort naar Canada (rond 1908)

Van sigarenmaker tot houthakker
Auteur:
6 minuten leestijd
De plannenmakers, 1907. Vooraan Leendert de Gans, Nicolaas Donselaar, Kees Hoogerwerf, Jacobus van der Reijden, Kees de Gans; achteraan NN, Kees van Nieuwenhuizen, Herbert de Gans, Karel Aalten, Willem Scheepmaker, Hendrik Aalten?. Vijf van hen gingen inderdaad mee met de voorhoede; de anderen volgden later.
De plannenmakers, 1907. Vooraan Leendert de Gans, Nicolaas Donselaar, Kees Hoogerwerf, Jacobus van der Reijden, Kees de Gans; achteraan NN, Kees van Nieuwenhuizen, Herbert de Gans, Karel Aalten, Willem Scheepmaker, Hendrik Aalten?. Vijf van hen gingen inderdaad mee met de voorhoede; de anderen volgden later.

Onlangs kwam Len DeGans uit Canada het huis van zijn opa Leendert aan Utrechtsestraat 42 in Amersfoort opzoeken. Hij vertelde over hoe hij het ‘Wilde Westen’ had verkend, als voorhoede van een veel grotere groep emigranten uit Amersfoort en omgeving. Leenderts vader heette ook Leendert en had aan de Utrechtsestraat een sigarenfabriek en -winkel. Zijn zeven kinderen droomden van een beter bestaan in de Nieuwe Wereld. De ouders De Gans waren al in de zestig, maar wilden hier niet achterblijven. Zeven jaar lang dachten ze er al over na. Eerst was Zuid-Afrika in beeld, maar de Boerenoorlog verhinderde dat. Toen werd het Canada.

Gratis land

Destijds was emigratie nog vreemd in Amersfoort. Volgens de gemeenteverslagen gingen er in 1896 maar acht mensen overzee. Na een onderbreking van de opgave was dat in 1913 ineens gestegen tot 118: 72 naar het buitenland, 46 naar de koloniën. Economisch historicus Paul Brusse is er verbaasd over, omdat het juist goed ging in Amersfoort en ook in Nederland. Kennelijk zag men elders toch nog beter perspectief.

Nederlanders hadden rond 1900 weinig interesse in Canada, maar de meest westelijke provincie Brits-Columbia had slechts 178.000 inwoners. Dat verdubbelde de volgende tien jaar dankzij uitgekiende propaganda en gratis land, maar ook doordat nieuws uit brieven van Nederlandse emigranten de kranten haalde. In 1906 werd in Winnipeg de Holland Society opgericht, die immigranten wilde adviseren en hulp wilde geven. Voor opvang en bemoediging was men immers sterk op landgenoten aangewezen; zij woonden daarom ook liefst dicht bij elkaar.

Weesjongen

De eerste emigrant die van Amersfoort naar Brits-Columbia ging was in juli 1906 de timmerman Rijkert Hop. Hij was 18 jaar geworden, zodat hij werd ontslagen uit het Gereformeerd Weeshuis. Na de dood van zijn ouders in Bunschoten was hij daar opgevangen. Rijkert voer samen met een vriend die later snel terugging. Hij had de reis zelf betaald en had nog maar $5 bij zich; hij ging ook niet naar een bekende.

Via Winnipeg kwam Bob Hopp (zoals hij nu heette) ten slotte in Edgewood. Dat was een nieuw dorp aan het langgerekte, smalle en afgelegen Arrow Lake, waar timmerlieden goud waard waren. Er waren maar een paar hutten en Bob hakte hout in de bergen, waar smeltwater in de lente de Inonoaklinrivier woest maakte en de stammen meenam naar het meer. In de vallei rond de rivier lag wel vijftien kilometer goed en vlak akkerland.

Verkenners

Rijkert kende de Amersfoortse plannenmakers van de gereformeerde kerk en de Ambachtsschool; velen waren familie van elkaar. Hij stuurde hen enthousiaste brieven, maar de groep ging niet over één nacht ijs. Ze stuurden meer verkenners. Veel emigranten waren zo wijs om familie en vrienden te volgen en jonge mensen vooruit te sturen.

Edgewood rond 1910
Edgewood rond 1910

Het kon ook anders

Slager Willem Woudenberg van de Langegracht in Amersfoort stuurde zijn zoon vooruit naar Paterson, New Jersey. Die werd opgevangen door drie ooms die er al werkten. Daarom durfde Willem het in 1910 ook aan geld te lenen voor de bootreis met vrouw en elf kinderen. Toch was al in 1903 in Nederlandse kranten gewaarschuwd tegen industriesteden als Paterson, waar je nooit verder kwam dan een fabrieksbaantje. Willem was al 52 jaar, paste zich moeilijk aan en raakte arbeidsongeschikt. De kinderen verging het gelukkig beter.

Op 22 maart 1907 vertrokken Herbert de Gans (35) en zijn broers Kees (27) en Leendert (18). Ze reisden onderin (het goedkoopst) de ss Tunisian van Liverpool naar Halifax en door naar Winnipeg, wat volgens de passagierslijst hun bestemming was als landarbeiders. En ze hadden spaargeld bij zich: respectievelijk 50, 200 en 100 dollar. Kennelijk wilden ze eerst nog wat bijverdienen voor de rest van de reis. Maar binnen enkele maanden gingen ze naar de noordelijke prairiestad Edmonton in Alberta, waar een extreem koude winter heerste. Toen per trein de Rocky Mountains over en daarna was het nog een hele tocht, mogelijk te paard of met een wagen en tenslotte met een stoombootje over het Arrow Lake. Herbert werkte en vond onderdak op een boerderij in Edgewood. Op hertenjacht ontdekte hij een mineraalwaterbron. Zijn broers kwamen hem achterna. Kees werd eenvoudigweg Case, Leendert noemde zich voortaan Joe, zijn tweede naam. En er konden gloedvolle brieven naar Amersfoort gestuurd worden.

Kettingmigratie

De broers reisden samen met andere Nederlanders die niet op de foto staan. Karel Aalten en Nic van Donselaar misten de boot en kwamen een week later. Na anderhalf jaar volgden vader en moeder De Gans en de twee ongetrouwde zussen, een maand later Herberts vrouw met drie kinderen. In de volgende jaren werd de migratieketting steeds langer: bijvoorbeeld Rijkerts broertje Hendrik/Hank. Alles bij elkaar kwamen zo in enkele jaren bijna veertig personen naar het Wilde Westen. Maar de nagereisde twee zussen De Gans en hun gezinnen hielden het hier niet vol. Wilhelmina ging naar de VS, Cornelia terug naar Nederland.

Voor de eerste blokhut, 1912. Vooraan de ouders, kinderen Jans and Lena (met haar eerste kind Wulphert/Bill), achteraan Hank Hopp, Joe, Case, Bob Hopp.
Voor de eerste blokhut, 1912. Vooraan de ouders, kinderen Jans and Lena (met haar eerste kind Wulphert/Bill), achteraan Hank Hopp, Joe, Case, Bob Hopp.

Blokhut en bosbranden

Herbert kocht vrij snel meer land en bouwde zijn huis van cederstammen die hij op het strand vond. Hij was timmerman en bouwde in 1909-1910 mee aan de houtzaagfabriek. Daarnaast hield hij geiten. Het gezin maakte drie bosbranden mee, waarbij hun huis tweemaal werd verwoest. Zijn dochter Cora en zijn zus Lena trouwden met Hank en Bob Hopp.

Case en Joe werden eerst ook houthakker en kochten daarvoor land. Met hun ouders en zussen woonden ze in een tent. Ondanks de winterkou deden veel meer mensen dat, zoals de werknemers van de houtfabriek. Daarna bouwden ze de afgebeelde blokhut, waar de ouders bij introkken tot hun dood in 1920 en 1930 en de zussen tot ze trouwden. Joe richtte met anderen een plaatselijke telefoonmaatschappij op. Minnie Aalten (nichtje van Karel Aalten) kwam in 1917 bij het gezin De Gans werken en een jaar later trouwde ze met Joe. Ze kregen vijf kinderen en hadden naast de houtkap een boerderij. Ook hun huis is tweemaal verbrand. Joe was actief in de boerenbond en andere dorpsverenigingen, Minnie in de vrouwenbond. Hij overleed in 1973.

De familie De Gans, 1906. Zittend vlnr Cornelia en Lena de Gans, Hendrik Hop, Jansje de Gans. Staand Hendrik Van Elst (verloofde van Cornelia) en zijn broer Jacob, Willem Scheepmaker, Kees de Gans, Rijkert Hop en Leendert de Gans.
De familie De Gans, 1906. Zittend vlnr Cornelia en Lena de Gans, Hendrik Hop, Jansje de Gans. Staand Hendrik Van Elst (verloofde van Cornelia) en zijn broer Jacob, Willem Scheepmaker, Kees de Gans, Rijkert Hop en Leendert de Gans.

Allemaal familie

In 1913 waren er 70 inwoners in Edgewood en daarvan kwamen er zeker 36 uit Amersfoort en omgeving. De Nederlanders bleven meestal in en rond het dorp wonen, al verhuisden ze ook makkelijk door het district. Ze vormden een hechte groep die bij voorkeur onderling trouwde. Picknicks en dansavondjes in de keuken van de houtfabriek waren populair, maar dan moest je als man wel alle deuren langs om een meisje te vinden. De Nederlanders waren actief in het dorpsleven, van herfstmarkt tot vrouwenvereniging. Ze gingen naar de Presbyteriaanse kerk, de enige die er in het begin was. Tegenwoordig heeft Edgewood 140 inwoners, maar nauwelijks meer van Nederlandse herkomst.

Succes

De familie De Gans had het goed, maar moest er hard voor werken in een omgeving die heel wat ruiger was dan het gemoedelijke Amersfoort. Tekenend voor hun financiën is dat iedereen daar nog eens graag op bezoek wilde, maar alleen Minnie kon het zich in de jaren zestig ook veroorloven. Toch is Len onder de indruk van hun prestaties:

I now have a better understanding where some of that drive to be a mechanical engineer and to own my own business comes from. I’m grateful they made the bold and brave move to branch out on their own into the unknown in the remote wilderness of Edgewood.

~ Gerard Raven

Lees ook: Museum Flehite: emigranten uit Amersfoort aan het woord
Boek: Dynamiek van een emigratiecultuur – Enne Koops
Ook interessant: Emigratie & emigratiegeschiedenis

*Dit artikel is, met toestemming van auteur Gerard Raven, integraal overgenomen uit Kroniek. Tijdschrift Historisch Amersfoort, jrg. 19.4 (december 2017) 11-13.

Bronnen â–¼

Bronnen
-Familiegegevens en -foto’s
-Archief Eemland, Bevolkingsregister Amersfoort en archief Ambachtsschool (bnr 230).
-Passagierslijsten op internet.

-Edwin Milne, Just where is Edgewood? (Edgewood 1991).
-Gerard Raven, ‘De Amerikaanse droom en de desillusie: De familie Woudenberg 1910-1931’, Kroniek 17:2 (jun 2015) 14-15.
-Gerard Raven, ‘ “U wilt toch ook dat ze goed terechtkomen”: gereformeerde emigranten en kerkelijke zorg in Amersfoort 1945-1967’, Flehite: jaarboek 18 (2017) 43-69.
-Herman Ganzevoort, A bittersweet land: the Dutch experience in Canada 1890-1980 (Toronto 1988).
-Donald Sinnema, ‘Rev S.A. Schilstra: an early (American) promotor of Dutch immigration to the Canadian prairies 1902-1905’, www.aadas.nl.

×