Brussel, 25 augustus 1830. In de Muntschouwburg wordt de door de Franse toondichter Daniël Auber gecomponeerde opera “De stomme van Portici” opgevoerd. Toen de tenor Lafeuillade en de bariton Cassel het lied “Amour sacré de la patrie” begonnen te zingen, raakten de gemoederen van de toeschouwers dermate verhit dat heel snel overal spontane rellen uitbraken tegen het beleid van de Nederlandse koning Willem I. Een revolte die uiteindelijk zou leiden tot de onafhankelijkheid van België. Een historische schets.
Wat voorafging
Na de nederlaag van Napoleon in 1815 besloten de grote mogendheden met het Congres van Wenen om definitief een staatkundige herordening van Europa uit te tekenen. Groot-Brittannië dat op het vasteland een machtsevenwicht nastreefde, wist grootmachten zoals Rusland, Pruisen en Oostenrijk te overtuigen de Zuidelijke Nederlanden aan te hechten bij de Verenigde Provinciën om zo een halt toe te roepen aan eventuele verdere territoriale verzuchtingen van de Duitse Statenbond en Frankrijk.
Beide landsdelen hadden sinds hun scheiding in de zestiende eeuw op cultureel, taalkundig en religieus gebied echter nog weinig gemeenschappelijke raakvlakken. Hoewel Willem I (1772-1843) het eigenlijk helemaal niet slecht voorhad met de Zuidelijke Nederlanden, ontpopte hij zich tot een absoluut monarch en verlicht despoot. Daardoor nam de weerstand tegen zijn autoritair beleid zienderogen toe. Op 25 augustus 1830 groeiden de rellen naar aanleiding van Auber’s opera dan ook uit tot een heuse revolte. Nadat besprekingen en onderhandelingen op niets waren uitgelopen besloot Willem I tot een gewapend ingrijpen. Op 23 september rukte een Nederlands leger van zowat 12.000 man onder leiding van diens zoon, prins Frederik (1797-1881) op naar Brussel. Na vier volle dagen van hevige stadsgevechten, voornamelijk rond en in het Warandepark blies het Nederlandse leger de aftocht. Enkele dagen later, op 4 oktober, riep het ‘Voorlopig Bewind’ (vgl. artikel De Congreskolom te Brussel) de onafhankelijkheid van België uit.
Het hoeft dan ook geen verbazing te wekken dat tot lang daarna deze ‘Septemberdagen’ die de onafhankelijkheid van België hadden ingeluid het middelpunt vormden van het toenmalig ‘Nationale feest’. Pas in 1890 werd besloten om dit te verschuiven naar 21 juli, de datum waarop Leopold I (1790-1865) in 1831 de eed aflegde als eerste koning van België.
De strijd had langs beide zijden evenwel talrijke gewonden geëist. De opstandige vrijwilligers die Brussel hadden verdedigd telden 467 gesneuvelden die al snel de status van ‘Martelaren van het nieuwe vaderland’ meekregen. Om deze te eren werd besloten een herdenkingsmonument op te richten.
Het Martelarenmonument
Als locatie voor het monument, tevens mausoleum, werd het voormalige Sint-Michielsplein uitgekozen. Het plein, een realisatie van de architect en vrijmetselaar Claude Fisco (1736-1825), werd door een speciaal opgerichte commissie prompt omgedoopt tot ‘Martelarenplein’.
In 1838 werd het indrukwekkende herdenkingsmonument voor de gesneuvelde vrijheidsstrijders plechtig ingehuldigd. Het werd ontworpen door de beeldhouwer Willem Geefs (1805-1883) en de architect Louis Roelandt (1783-1864). In de door een galerij overdekte crypte zijn op 27 zwart marmeren gedenkplaten de namen aangebracht van de gevallen helden.
Het monument zelf, geplaatst in het midden op een sokkel van blauwe hardsteen, staat bol van de symboliek. Bovenaan prijkt een sierlijke jonge vrouw die de ‘Vrijheid’ voorstelt. Aan haar voeten rust een leeuw met in zijn klauwen de ‘gebroken ketenen der slavernij’.Op de hoeken van een tussenniveau staan gesculpteerde engelen die respectievelijk de ‘Strijd’, de ‘Overwinning’, het ‘Martelaarschap’ en de ‘Hoop’ symboliseren. Onderaan beelden bas-reliëfs van wit Carraramarmer de belangrijkste wapenfeiten uit van de opstand.
Verder sieren nog twee andere sculpturen het Martelarenplein. Een eerste beeld stelt Frederique de Merode (1792-1830) voor, één van de bezielers van de Belgische opstand die tijdens de onafhankelijkheidsgevechten aan zijn verwondingen overleed. . Het monument werd ontworpen door Henry Van de Velde (1863-1957) en uitgevoerd door de Franse beeldhouwer Paul Dubois (1829-1905). Voorts is er een herdenkingszuil, een werk van Alfred Crick, opgedragen aan Jenneval, de pseudoniem van Louis Dechet (1801-1830), een Franse theateracteur en dichter die de tekst schreef voor de “Brabançonne”, het Belgische volkslied.
Het fraaie neoclassicistische Martelarenplein dat een serene rust uitstraalt binnen het hectische Brusselse stadscentrum verwijst echter al lang niet meer alleen naar deze bloedige episode uit de geschiedenis, maar vormt nu al enkele jaren de plaats waar de Vlaamse Regering zetelt.
Rudi Schrever
Brusselse stadsgids
Rondleidingen op aanvraag
e-mail: [email protected]