Dark
Light

Arabische Liga – Een korte geschiedenis

1945-heden
9 minuten leestijd
Vlag van de Arabische Liga
Vlag van de Arabische Liga

De Arabische Liga (جامعة الدول العربية: gāmi ‘ah al-duwal al-‘arabiyyah), ook wel bekend als Liga van Arabische Staten (LAS), is een pan-Arabische organisatie, waarin momenteel 21 Arabische landen in het Midden-Oosten en Noord-Afrika samenwerken. Deze organisatie zag in 1945 het levenslicht. Wat zijn de doelstellingen van de Arabische Liga? Hoe heeft deze organisatie zich in de afgelopen decennia ontwikkeld? En heeft de Arabische Liga ook successen geboekt? Deze en meer vragen staan centraal in dit artikel over de geschiedenis van de Arabische Liga.

Ontstaan, oprichting en organisatorische structuur van de Arabische Liga (1945-1950)

De officiële ontstaansdatum van de Arabische Liga is 22 maart 1945, toen deze organisatie in Caïro werd opgericht. Maar de eerste ideeën voor Arabische samenwerking kwamen tijdens de Tweede Wereldoorlog van Britse zijde, toen zij in 1942 Arabische staten opriepen om samen te werken tegen Duitsland.

De Arabische staten die in maart 1945 betrokken waren bij de oprichting waren Egypte, Syrië, Libanon, Irak, Transjordanië (sinds 1946 Jordanië genoemd) en Saudi-Arabië. Op 5 mei 1945 sloot ook Noord-Jemen zich bij de Liga aan. Het ontstaan van de Arabische Liga moet begrepen worden tegen de achtergrond van het opkomende panarabisme in het Midden-Oosten en als reactie op het westerse kolonialisme in die regio. Na de Tweede Wereldoorlog kwam een proces van dekolonisatie op gang in Afrika en Azië, waarbij de gekolonialiseerde landen zich aan het Britse en Franse juk ontworstelden. De Arabische samenwerking was ook een reactie op de toenemende samenwerking tussen westerse landen, bijvoorbeeld in de Volkenbond, op Europees niveau (de Benelux, en later de Europese Economische Gemeenschap) en rond de NAVO.

Het hoofddoel van de Arabische Liga was, zo legden de leden bij de oprichting in 1945 vast, om de politieke, economische, sociale en culturele contacten tussen de deelnemende leden te versterken. De deelnemende Arabische landen zouden elkaar zoveel mogelijk steunen op het vlak van gemeenschappelijke belangen. Verder spraken de oprichters af dat de Arabische Liga zou bemiddelen als er sprake was van onderlinge conflicten tussen de lidstaten of tussen een lidstaat en een derde partij. In het oprichtingsdocument van de Arabische Liga uit maart 1945, het zogenoemde Verdrag of Manifest van de Liga van Arabische Staten, beschreef het doel van de organisatie in artikel 2 van de als volgt:

“Het doel van de Liga is om de betrekkingen tussen de lidstaten te versterken en hun politieke activiteiten te coördineren en zo een nauwe samenwerking tussen hen tot stand te brengen, hun onafhankelijkheid en soevereiniteit te vrijwaren en in het algemeen de zaken en belangen van de Arabische landen. De Liga heeft onder meer tot doel een nauwe samenwerking van de lidstaten met inachtneming van de eigenheid en omstandigheden van elke afzonderlijke staat, in de volgende aangelegenheden: (a) Economische en financiële zaken, met inbegrip van handel, douane, valuta, landbouw en industrie; (b) Communicatie, met inbegrip van spoorwegen, wegen, luchtvaart, navigatie, en posten en telegrafie; (c) Culturele zaken; (d) Zaken die verband houden met nationaliteit, paspoorten, visa, tenuitvoerlegging van vonnissen en uitlevering; (e) Maatschappelijke aangelegenheden; (f) Gezondheidskwesties.”

De Liga Raad is organisatorisch het hoogste orgaan van de Arabische Liga. Hierin zijn de deelnemende landen vertegenwoordigd, meestal door hun minister van Buitenlandse Zaken, hun politieke vertegenwoordigers of – ook dat komt voor – door vaste gedelegeerden uit de lidstaten. Elke lidstaat heeft in de Liga Raad één stem. De Liga Raad komt tweemaal per jaar, in maart en september, bij elkaar voor overleg. De dagelijkse leiding van de Arabische Liga is in handen van een aangewezen secretaris-generaal, die met twee derde van de stemmen verkozen wordt. Er is qua jaren geen duidelijke zittingstermijn. Zo diende de eerste secretaris-generaal Abdul Rahman Azzam – een Egyptenaar – van 1945 tot 1952, zeven jaar dus, terwijl de tweede, Abdul Khalek Hassouna (eveneens uit Egypte) twintig jaar in functie was, van 1952 tot 1972. Andere secretaris-generaals van de Arabische Liga dienden 7 jaar, 10 jaar of 5 jaar.

Over de bevoegdheden en binding van de Liga-besluiten voor de lidstaten, vermeldt artikel 7 het volgende:

“De besluiten van de Raad die met unanieme stemmen zijn genomen, zijn bindend voor alle Lidstaten van de Liga. Besluiten die met meerderheidsstemmen zijn genomen, zijn alleen bindend voor lidstaten die besluiten om ze door te voeren. In beide situaties worden de besluiten van de Raad in elke Staat uitgevoerd, rekening houdend met de eigenheid van elke lidstaat.”

Vijf jaar na de oprichting, om precies te zijn op 13 april 1950, ondertekenden de leden van de Arabische Liga een extra overeenkomst, die een basis bood voor militaire samenwerking. De lidstaten spraken in dit verdrag af om samen te werken en elkaar te steunen bij eventuele noodzakelijke defensieve militaire operaties.

Uitbreiding van de Arabische Liga

Gedurende de jaren 1950 tot 1970 maakte de Arabische Liga qua aantal lidstaten de grootste groei door. Dit had onder meer te maken met de dekolonisatie in die decennia, die leidde tot een groter zelfbewustzijn onder Arabische landen. Het achtste land dat zich (na Noord-Jemen in mei 1945) aansloot bij de Arabische Liga, was in 1953 Libië. In 1956 volgde het lidmaatschap van Soedan, gevolgd door Marokko en Tunesië in 1958. In datzelfde jaar erkenden de Verenigde Naties de Arabische Liga als volwaardige organisatie. In respectievelijk 1961 en 1962 traden Koeweit en Algerije toe tot de Arabische Liga. Hierna stagneerde de groei van de pan-Arabische organisatie, die inmiddels dertien lidstaten telde, enige tijd.

De gesprekspartners voor de Camp David-akkoorden - Anwar Sadat, Jimmy Carter en Menachem Begin, 1978
De gesprekspartners voor de Camp David-akkoorden – Anwar Sadat, Jimmy Carter en Menachem Begin, 1978

Vanaf 1967 begon de Arabische Liga verder in omvang toe te nemen, toen Zuid-Jemen als lidstaat toetrad. In 1971 vond een flinke uitbreiding plaats, toen er vier andere landen lid werden van de Arabische Liga: Bahrein, Oman, Qatar en de Verenigde Arabische Emiraten. Daarna volgden in de jaren 1970 nog Mauritanië (1973), Somalië (1974), Palestina (1976), Djibouti (1977) en in 1993 de Comoren. De Jemenitische Hereniging van 1990 zorgde voor de samenvoeging van de twee leden Noord-Jemen en Zuid-Jemen tot één lid. Verder verdween er in 2011 een lidstaat, namelijk Syrië, dat geschorst werd als lid omdat het land zich volgens de Arabische Liga niet aan de gemaakte afspraken hield. Dat jaar werd ook Libië voor enkele maanden geschorst. Naast Syrië en Libië is ook Egypte geschorst geweest, namelijk van maart 1979 tot 1989. De aanleiding hiervoor was dat het land een vredesverdrag met Israël had gesloten, bekend als de Camp David-akkoorden. Dit verdrag was ondertekend op 17 september 1978, onder meer met de Amerikaanse president Jimmy Carter als belangrijke bemiddelaar. Het hoofdkantoor van de Arabische Liga verplaatste men in reactie hierop, in 1979, van Caïro naar Tunis. De Egyptische schorsing duurde tot 1989, toen het land weer als lidstaat toegelaten werd en in 1990 ook zijn hoofdkantoor in Caïro terugkreeg.

Door de hiervoor genoemde ontwikkelingen telt de Arabische Liga momenteel (in oktober 2021) 21 actieve lidstaten, het geschorste Syrië niet meegeteld als 22e lid. Naast deze lidstaten heeft de Arabische Liga sinds 2003 ook zes zogenoemde waarnemersstaten gehad. Dit zijn staten die permanent of tijdelijk hun advies en mening over bepaalde kwesties mogen geven, maar geen stemrecht hebben. De zes waarnemersstaten die er tot nu toe zijn geweest, zijn Brazilië, Eritrea, Armenië, Tsjaad, Venezuela en India.

Belangrijkste acties van de Arabische Liga

Vrijwillige Arabische strijders tijdens de Arabisch-Israëlische Oorlog, 1948
Vrijwillige Arabische strijders tijdens de Arabisch-Israëlische Oorlog, 1948
In de geschiedenis van de Arabische Liga zijn er meerdere momenten aan te wijzen waarop de Liga invloedrijk was. Zo was de eerste belangrijke actie de Arabisch-Israëlische Oorlog in Palestina van 1948 tot 1949, die tegen Israël uitgevochten en verloren werd en daarom door Palestijnen ook wel ‘de catastrofe‘ (Al-Naqba) genoemd wordt. De Arabische Liga verklaarde Israël de oorlog en viel met Arabische coalitietroepen Palestina binnen, waarbij de secretaris generaal van de Arabische Liga via een kabelgram aan de Verenigde Naties uitlegde waarom ze tot deze interventie waren overgegaan.

De Arabische Liga speelde verder, net als de Verenigde Staten, een belangrijke rol in het zo klein en kort mogelijk houden van de zogenoemde Libanoncrisis van 1958, ook wel bekend als de Libanese Burgeroorlog van 1958. In 1964 erkende de Arabische Liga de enkele maanden ervoor opgerichte PLO (Palestine Liberation Organization). Toen Palestina in de jaren 1970 toetrad tot de Arabische Liga, was het de PLO die de Palestijnen tweemaal per jaar in Caïro vertegenwoordigde.

In juni 1976 stuurde de Arabische Liga opnieuw een vredesmacht naar Libanon, waar weer een burgeroorlog woedde. En tijdens een nieuwe opleving van geweld, in de jaren 1980, probeerde de Arabische Liga te bemiddelen tussen de vechtende partijen.

OPEC
OPEC
In de beginjaren hield de Arabische Liga zich echter hoofdzakelijk bezig met economische en sociaalculturele activiteiten. Zo organiseerde de Liga in 1959 het eerste Arabische Petroleum Congres, dat uitliep op het ontstaan van de OPEC (Olie Producerende en Exporterende Landen) in 1968. In 1965 creëerde de Arabische Liga een gemeenschappelijke markt door handelsbarrières op te heffen. De OPEC legde in 1973 een olie-embargo op aan onder meer de Verenigde Staten en Nederland vanwege hun steun aan Israël in de Jom Kippoeroorlog, wat leidde tot de Eerste Oliecrisis.

Verder stond de Arabische Liga aan de basis voor de Arabische Liga voor Educatieve, Culturele en Wetenschappelijke Organisatie (ALECSO), die in juli 1970 opgericht werd voor meer onderlinge Arabische samenwerking op de genoemde terreinen.

De Irakese invasie van Saddam Hoessein in het buurland Koeweit, in 1990, zorgde voor een diepe interne verdeeldheid binnen de Arabische Liga, omdat twee lidstaten in een onderlinge oorlog beland waren. Twaalf van de twintig stemgerechtigde lidstaten veroordeelde de Irakese invasie in Koeweit. De Arabische Liga probeerde in dit conflict te bemiddelen, maar dat was een haast ondoenlijke opdracht vanwege het eenzijdig agressieve optreden van Hoessein.

Een belangrijke mijlpaal in de geschiedenis van de Arabische Liga die niet onvermeld mag blijven, is het Arabisch Handvest voor de Mensenrechten uit 1994. Het eerste artikel van het Arabisch Handvest voor de Mensenrechten, dat duidelijk maakt dat de Arabische Liga anti-Joods en tegen kolonialisme is, luidt:

“Alle volken hebben het recht op zelfbeschikking… Racisme, zionisme, bezitting en buitenlandse overheersing zijn een obstakel voor de menselijke waardigheid…”

Dit document bevat de meeste mensenrechten die ook door de VN benoemd zijn, maar met enkele uitzonderingen. Het Handvest was opgesteld door de Arabische Commissie voor de Rechten van de Mens (1968), die hier vanaf 1979 aan gewerkt had. Het oorspronkelijke mensenrechtendocument is door de leden van de Arabische Liga nooit geratificeerd en uitgevoerd. Een herziene versie, die minder bepalingen bevatte, werd in maart 2008 wel geratificeerd. Het Handvest bevat basale mensenrechten, maar sluit de doodstraf voor kinderen niet uit, biedt ruimte om het recht op leven bij een noodtoestand op te schorten en beschermt gevangen niet tegen wrede behandelingen. Om deze redenen wordt het Handvest niet door Amnesty International erkend.

Arabische Lente - Demonstranten in Jemen, 2011
Arabische Lente – Demonstranten in Jemen, 2011 (CC BY-SA 4.0 – AlMahra – wiki)

De Irakoorlog & de Arabische Lente: nieuwe ontwikkelingen en problemen (2003-heden)

In maart 2003 brak de Irakoorlog uit (2003-2011), toen een internationale coalitie onder leiding van de Verenigde Staten en Groot-Brittannië Irak binnenviel. De leden van de Arabische Liga reageerden hierop verdeeld. Zo steunden bijvoorbeeld Koeweit, Bahrein en Qatar deze invasie, terwijl Syrië zich fel uitsprak tegen deze buitenlandse interventie.

Een belangrijke nieuwe stap in de Arabische samenwerking binnen de Liga vond plaats toen in januari 2005 zeventien lidstaten een onderlinge vrijhandelszone instelden, om zo de onderlinge import en export te stimuleren.

De volksopstanden die vanaf eind 2010 tot 2012 in het Midden-Oosten en Noord-Afrika plaatsvonden – in landen als Tunesië, Libië, Syrië en Egypte – stelde de Arabische Liga voor nieuwe uitdagingen. De Arabische Liga nam het tijdens de Arabische Lente in het algemeen op voor de opstandelingen. Zo weerde de Liga in februari 2011 Libië van de bijeenkomsten, nadat de regering volksprotesten neergeslagen had met honderden doden tot gevolg. Een maand later steunde de Arabische Liga een VN-resolutie om luchtaanvallen uit te voeren op Libië.

Bashar al-Assad in 2011
Bashar al-Assad in 2011 (CC BY 3.0 br – Fabio Rodrigues Pozzebom – wiki)
In augustus 2011 veroordeelde de Arabische Liga ook de overheidsrepressie in Syrië tegen de volksprotesten in dat land. Toen de militaire acties van de Syrische president Bashar al-Assad tegen het volk doorgingen, schorste de Liga in november 2011 Syrië.

Een ander belangrijk moment uit de recente geschiedenis van de Arabische Liga vond plaats op 17 november 2012. Na een vergadering in Caïro besloot de Liga zich uit te spreken tegen het Israëlische geweld in Palestina, dat in die tijd weer aan het oplaaien was. In 2018 en 2019 veroordeelde de Arabische Liga tot twee keer Turkije, dat Syrië was binnengevallen. Ze riepen het land op om hun troepen terug te trekken.

In september 2020 kondigden de Verenigde Arabische Emiraten aan hun banden met Israël te willen normaliseren. De Arabische Liga reageerde hier op 9 september 2020 op, met het besluit om de Verenigde Arabische Emiraten hierover niet te veroordelen. Wel zei secretaris-generaal Abul Gheit in een toelichting op dit besluit het volgende:

Het doel dat al onze Arabische landen zonder uitzondering nastreven, is het beëindigen van de bezetting en het vestigen van een onafhankelijke Palestijnse staat aan de grenzen van 1967 [toen de Zesdaagse Oorlog plaatsvond, red.], met Oost-Jeruzalem als hoofdstad.

Bronnen

Internet
-https://www.britannica.com/topic/Arab-League
-https://www.investopedia.com/terms/a/arab-league.asp
-https://www.bbc.com/news/world-middle-east-15747947
-https://stringfixer.com/nl/Members_of_the_Arab_League
-https://avalon.law.yale.edu/20th_century/arableag.asp
-https://www.ensie.nl/oosthoek/arabische-liga
-https://www.amnesty.nl/encyclopedie/arabisch-handvest-voor-de-mensenrechten
-https://en.wikipedia.org/wiki/Arab_League
-https://arabcenterdc.org/resource/the-arab-leagues-many-failures/
-https://schoolworkhelper.net/the-arab-league-founding-history/
-https://www.icnl.org/resources/civic-freedom-monitor/las
-https://www.tubantia.nl/buitenland/wat-is-de-arabische-liga~a3067fdc/

×