Dark
Light

Hoe het ideaal van Van Mierlo mislukte

De Progressieve Volkspartij (PVP)
4 minuten leestijd
Hans van Mierlo en Joop den Uyl tijdens de presentatie van een schaduwkabinet, 1972 (CC0 - Joost Evers / Anefo - wiki)

PvdA en GroenLinks streven naar een fusie, waardoor er een nieuwe linkse partij zal ontstaan. Het is niet de eerste keer dat zoiets wordt geprobeerd. Begin jaren zeventig waagden progressieve krachten al een poging. Daarbij was ook de PvdA betrokken, evenals de PPR (Politieke Partij Radicalen), die in 1990 zou opgaan in GroenLinks. De derde partner was D66. Deze partij doet nu niet mee. Dat is dan misschien wel een eigen keuze, maar hoogstwaarschijnlijk zou ze ook niet al te welkom zijn geweest. Want PvdA en GroenLinks hebben nogal wat kritiek op D66, dat vooral op sociaaleconomisch terrein niet als echt links te boek staat.

Rond 1970 was dat imago anders. Dat lag vooral aan Hans van Mierlo, een van de oprichters van D’66 (zoals het toen nog werd gespeld) en destijds – net als later – de partijleider. Van Mierlo was zelfs de motor achter de fusieplannen. Het was zijn grote droom om het politieke toneel in Nederland omver te werpen.

Joop den Uyl in 1975
Joop den Uyl in 1975 (CC0 – Rijksoverheid – wiki)
Aan de bestaande situatie, waarbij de drie christendemocratische partijen (later opgegaan in het CDA) de dienst uitmaakten en altijd regeerden, moest wat hem betreft een einde komen. De linkse partijen moesten, in plaats van elkaar te verketteren, een nieuwe partij vormen, de Progressieve Volkspartij (PVP). Wat de D66-leider als ideaal voor ogen zweefde was een tweepartijenstelsel naar Brits model, waarin ofwel progressieven ofwel conservatieven zouden regeren. Bestaande partijen zouden moeten ‘ontploffen’, zoals hij het uitdrukte.

Den Uyl

Van Mierlo – die goed kon opschieten met toenmalig PvdA-leider Joop den Uyl – koos zonder meer voor links, al was hij op economisch terrein geen sociaaldemocraat. Dat deden lang niet al zijn partijgenoten. Een van de D66-oprichters was Hans Gruijters, afkomstig uit de VVD. Voor deze liberale partij zat hij in de eerste helft van de jaren zestig in de gemeenteraad van Amsterdam. Ook sommige andere prominente D66’ers van het eerste uur hadden een VVD-achtergrond. Zij voelden er niets voor zich uit te leveren aan de PvdA, want zo zagen zij het fusieproces.

Een opponent van Van Mierlo’s plannen was Jan Terlouw, die spoedig een uiterst belangrijke rol in D66 zou spelen. Hij was jarenlang de partijleider. Terlouw had weliswaar geen VVD-verleden, maar hij beschouwde D66 eerder als een sociaalliberale partij dan als verwant met de – toen nog zeer grote – PvdA .

Het initiatief van Van Mierlo voor een progressieve concentratie dateerde van rond 1970. Hoewel hij dus niet heel veel steun kreeg uit zijn eigen partij zette hij door. Hij liet weten dat hij ‘met het pistool op de borst’ zou kiezen voor de PvdA en niet voor de VVD.

Stembusakkoord

Op den duur verwierf hij toch voldoende medestanders in zijn eigen club. Tijdens een congres in december 1970 sprak D66 zich uit voor een progressief stembusakkoord bij de Kamerverkiezingen van april het jaar erop. Van Mierlo beschouwde dat als de eerste stap op weg naar een fusie.

PvdA, D66 en PPR vormden alvast een schaduwkabinet. Dat werd kort voor de verkiezingen van 1971 gepresenteerd. Den Uyl werd premier van dit gezelschap, Van Mierlo en PPR-oprichter Jacques Aarden vicepremier.

Drie progressieve partijen (PvdA, D66, PPR) presenteren een schaduwkabinet, 18 november 1972 (CC0 – Joost Evers / Anefo – wiki)

Maar de verkiezingsuitslag van een paar dagen later viel tegen. De linkse oppositiepartijen wonnen weliswaar wat, maar niet genoeg voor een meerderheid. Ze kwamen niet verder dan 52 zetels. Een centrumrechts kabinet onder leiding van Barend Biesheuvel trad aan.

Van Mierlo liet zich hierdoor niet ontmoedigen. Hij nodigde zijn partners van PvdA en PPR uit om de besprekingen te openen voor een PVP. Dat moest volgens hem geen fusiepartij worden, maar ‘een werkelijk nieuwe partij, die geestverwanten van verschillende inspiraties samenbrengt in een nieuw programma’.

De tegenstanders van een fusie (of een ‘nieuwe partij’, om de terminologie van Van Mierlo te hanteren) openden de aanval tijdens een congres in Biddinghuizen. De partijleider kreeg daar niettemin genoeg medewerking voor zijn plannen. Hij probeerde ze door te zetten, al toonden Den Uyl en anderen in de PvdA-top zich gereserveerd. Zij hadden eigenlijk helemaal geen zin om het begrip ‘socialisme’ los te laten.

Toen het kabinet-Biesheuvel al na ruim een jaar ten val kwam, trokken zij hun handen dan ook snel weer van het D66-initiatief af. Die partij kon zich toch niet al te veel babbels meer permitteren toen ze bij de Kamerverkiezingen van 1972 5 van haar 11 zetels kwijtraakte. De PvdA won, evenals trouwens de PPR.

Schaduwkabinet

Keerpunt 1972: regeerakkoord van de progressieve drie
Keerpunt 1972: regeerakkoord van de progressieve drie (Rijksuniversiteit Groningen)
De drie progressieve partijen hadden met een gezamenlijk programma (‘Keerpunt 72’) aan de verkiezingen deelgenomen en voorafgaand aan de stembusgang opnieuw een schaduwkabinet gevormd. Maar enkele maanden nadat deze drie – samen met de confessionelen van KVP en ARP – het kabinet-Den Uyl tot stand hadden gebracht, bestond voor de vergezichten van Van Mierlo geen belangstelling meer. Een PvdA-congres sprak zich uit tegen de komst van een PVP. Zelfs een federatie, waarin het progressieve trio min of meer vrijblijvend de klokken gelijk zou kunnen zetten, was niet meer nodig, vonden de door de verkiezingswinst bijzonder zelfbewust geworden sociaaldemocraten.

‘Verraad’, volgens Van Mierlo, maar zijn ambitie lag in duigen. Kort daarop droeg hij het partijleiderschap over aan Terlouw. Pas in de jaren tachtig zou hij op het eerste plan terugkeren. Over de PVP had hij het toen niet meer.

In tegenstelling tot dat progressieve bondgenootschap zal de fusie van PvdA en GroenLinks er uiteindelijk wel komen. De partijen zijn afzonderlijk te klein om een rol van betekenis te kunnen spelen. Maar zelfs samen zullen ze vermoedelijk nooit de 43 zetels halen die de PvdA in 1972 in haar eentje bezat.

×