In Een rechter in Auschwitz wordt het verhaal verteld van SS-rechter Konrad Morgen. Eén van de zaken waar hij zich tijdens de Tweede Wereldoorlog mee bezighield was die van Karl Otto Koch, van 1937 tot 1941 de kampcommandant van Buchenwald. SS-rechter Morgen was verbolgen over de feiten die hij tijdens zijn onderzoek in zijn kamp ontdekte: samen met enkele handlangers had Koch gevangenen bestolen, mishandeld en, zonder dat hij hiertoe de opdracht had gekregen, vermoord.
Om deze redenen werd hij samen met enkele medeverdachten, waaronder zijn vrouw Ilse, die onder de gevangenen berucht was vanwege haar wreedheid, ter verantwoording geroepen door de SS. Een rechtbank van de SS sprak de doodstraf tegen hem uit. Nog op 5 april 1945, terwijl de Amerikanen het kamp naderden, werd Koch in Buchenwald ter dood gebracht door een executiepeloton van de SS.
Ilse Koch overleefde de oorlog. Haar naam staat sinds het Amerikaanse tribunaal in Dachau, dat plaatsvond van november 1945 tot augustus 1948, synoniem voor de gruwelijkheden van de concentratiekampen. De blonde vrouw van de kampcommandant werd beschuldigd van de meest afschuwelijke misdaden en werd in Duitsland berucht als Die Hexe von Buchenwald. In de Amerikaanse media kwam ze bekend te staan als The Bitch of Buchenwald.
De voormalige stenotypiste bij een sigarettenfirma in Dresden trouwde in 1936 op dertigjarige leeftijd met de tien jaar oudere Karl Koch. Samen met hem verhuisde ze naar concentratiekamp Buchenwald waar hij was benoemd tot kampcommandant. Ilse profiteerde mee van de grote hoeveelheid geld die haar echtgenoot wist te verduisteren. Zo werd er door gevangenen voor haar een paardrijhal gebouwd ter waarde van een kwart miljoen Reichsmark1. Morgen noteerde in zijn onderzoeksrapport van de zaak in Buchenwald dat
“Frau Koch […] een karakter [heeft] dat qua hebzucht, hoogmoed en wreedheid niet onder deed voor dat van haar man.”2
Hij noemde haar een nymfomane en beschuldigde haar ervan dat ze seksuele relaties met collega’s van haar man gehad zou hebben.
In het kamp was ze berucht vanwege haar sadisme; ze zou vaak, al rijdende op haar paard, gevangenen met haar zweep geslagen hebben. Morgen vernam van getuigen dat de commandantsvrouw in het kamp vaak provocerend rondliep in “een kort rokje en doorschijnende blouse”. Mannelijke gevangenen die het waagden naar haar te kijken, liet ze bestraffen door de sadistische kampbewaker Martin Sommer. De slachtoffers kregen meestal vijfentwintig stokslagen; één gevangene zou aan de gevolgen van deze afranseling overleden zijn. Morgen liet Ilse Koch op verdenking van medeplichtigheid aan de misdaden van haar echtgenoot op 25 augustus 1943 arresteren. Ze zat vervolgens zestien maanden in voorarrest in de politiegevangenis van Weimar, totdat ze door de SS-rechtbank vrijgesproken werd. In juni 1945 werd ze door het Amerikaanse leger gearresteerd.
Meest berucht is Ilse Koch vanwege de aantijging dat ze van de huid van door haarzelf geselecteerde gevangen lampenkappen, handschoenen, boekenkaften en andere gebruiksartikelen gemaakt zou hebben. Na de bevrijding van het kamp toonden de Amerikanen het materiaal dat ze hadden aangetroffen, waaronder preparaten van menselijke organen en getatoeëerde mensenhuid. Opgesteld op de tafel stond ook een tafellamp, waarvan aangenomen werd dat die van mensenhuid gemaakt was. De beschuldiging dat Ilse Koch deze lamp van mensenhuid had laten vervaardigen, vormde het speerpunt van de aanklagers gedurende het Amerikaanse tribunaal in Dachau, maar aan tastbaar bewijs ontbrak het, want de lampenkap was intussen spoorloos verdwenen.3 Om toch te kunnen beschikken over overtuigend bewijs zouden de Amerikanen in Dachau getracht hebben om Morgen een valse verklaring te laten ondertekenen waarin hij bevestigde dat de beschuldiging tegen Ilse Koch met betrekking tot de lampenkap juist was. Ondanks dat hij tijdens zijn eigen onderzoek de sadistische aard van Ilse Koch vaststelde en de geruchten over de lampenkap toen ook al de ronde deden, had een door hem uitvoerige huiszoeking geen enkel bewijs hiervoor opgeleverd. Hoezeer hij ook walgde van de sadistische aard van de vrouw van de kampcommandant, Morgen weigerde de verklaring te ondertekenen, ondanks dat hij naar eigen zeggen na zijn eerste weigering bedreigd werd met een overplaatsing naar de Russen “die hem zeker dood zouden slaan” en hij zowel na zijn tweede als derde weigering “zwaar afgeranseld” werd.4 Dat viel nog mee met hoe andere gevangenen volgens hem behandeld werden. Hij beschuldigde de Amerikanen ervan dat
“klein grut – nazi’s die een concentratiekamp nooit dichter waren genaderd dan een kilometer – […] met kettingen [werd] afgetuigd. Ze werden gedwongen benzine te drinken en werden in smoorhete cellen gezet om hen misdaden te laten bekennen die ze nooit hadden begaan.”5
De beschuldigingen van Morgen aan het adres van de Amerikanen staan niet op zichzelf. De intentie van de Amerikanen was weliswaar om Duitse oorlogsmisdadigers een rechtvaardig proces te geven, maar in de praktijk werd er niet altijd gehandeld volgens de normen die pasten bij de democratische rechtsstaat. De afschuwelijke beelden van de bevrijde concentratiekampen hadden tot grote internationale verontwaardiging geleid met als gevolg dat er een grote publieke druk was om zoveel mogelijk aangeklaagden veroordeeld te krijgen. Daarbij werden soms middelen toegepast die later afgekeurd werden. Dat gebeurde bijvoorbeeld bij de zaak tegen de 73 leden van de Kampfgruppe Peiper, die aangeklaagd werden voor het aanrichten van het bloedbad onder Amerikaanse krijgsgevangenen tijdens het Ardennenoffensief in Baugnez (vlakbij Malmedy). Op 16 juli 1946 kregen 43 van hen de doodstraf en 22 levenslang.6 Onder invloed van het Amerikaanse thuisfront, dat vergelding wilde voor de slachting in de Ardennen, zouden de Amerikanen de Duitsers met behulp van ontoelaatbare middelen tot bekentenissen gedwongen hebben. Zo werden er voorafgaand aan het eigenlijke proces schijnprocessen gevoerd om de verdachten onder druk te zetten. De Amerikanen werden daarnaast ook beschuldigd van ernstigere misstanden: de verdachten zouden afgeranseld zijn en dagenlang geen drinkwater hebben gekregen. Ook zouden hun families bedreigd zijn en beweerden enkele verdachten zelfs dat ze “nepophangingen” hadden moeten ondergaan, waarbij ze met een strop om hun nek meermaals van de grond getild werden, totdat ze hun bewustzijn verloren.7
De kwestie veroorzaakte in Duitsland veel maatschappelijke verontwaardiging, maar ook in Amerika ontstond commotie, vooral in de staten met een grote populatie van Duitse afkomst. De toen nog relatief onbekende Republikeinse senator Joseph McCarthy wakkerde het vuurtje flink aan op een toon die vergelijkbaar was met hoe hij later tegen het “rode gevaar” fulmineerde. Hij wilde er ongetwijfeld politiek gewin mee halen, gezien de grote groep Amerikanen van Duitse afkomst die zijn staat Wisconsin telde.8 De autoriteiten konden niet anders dan de kwestie uitvoerig onderzoeken. Een comité van de Amerikaanse senaat presenteerde in oktober 1949 zijn rapport waarin vastgesteld werd dat er geen aannemelijke bewijzen waren voor de aantijgingen met betrekking tot de fysieke mishandeling van de verdachten. Wel erkende de commissie dat de verdachten onder psychische druk waren gezet en dat niet alles naar behoren was verlopen; de schijnprocessen werden bijvoorbeeld bestempeld als een “ernstige fout”.9
Als gevolg van de twijfels die waren ontstaan over de bewijsgaring in de zaak en de daaruit voortgekomen publieke verontwaardiging werden de doodstraffen niet voltrokken. Tussen 1948 en 1956 werden alle veroordeelden uit de gevangenis vrijgelaten.10 Deze amnestie moet in het licht van de Koude Oorlog gezien worden: West-Duitsland was inmiddels een bondgenoot van de Amerikanen in hun strijd tegen het communisme en gematigdheid ten opzichte van Duitse oorlogsmisdadigers werd door de Amerikanen noodzakelijk geacht om de goede relatie met de Bondsrepubliek niet op het spel te zetten.
De gerechtelijke vervolging van Ilse Koch kende een niet minder grillig verloop. Op 14 augustus 1947 werd ze in Dachau veroordeeld tot levenslange gevangenisstraf. De doodstraf bleef haar enkel bespaard omdat ze tijdens haar gevangenschap zwanger was geraakt (van een medegevangene of gevangenismedewerker). Tien getuigen waren tijdens de rechtszaak opgeroepen, waaronder een franciscanenmonnik die gevangen had gezeten in Buchenwald. Hij verklaarde dat hij had gezien hoe Ilse Koch op een dag het nummer had genoteerd van een gevangene met een opvallende tatoeage van een zeilschip. De gevangene was diezelfde avond nog opgeroepen door de kampbewaking om daarna voorgoed te verdwijnen. Een half jaar later zou de monnik op de afdeling pathologie in het kamp een geprepareerd stuk huid hebben gezien met daarop de tatoeage. Later zag hij de tatoeage terug op de kaft van een fotoalbum van Ilse Koch. De Amerikaanse aanklager kon echter zowel dit fotoalbum als andere uit mensenhuid vervaardigde gebruiksartikelen niet tonen, omdat het onbekend was waar deze gebleven waren. Koch ontkende dat dergelijke objecten aan haar toebehoord hadden en beweerde dat haar rol in het kamp werd overschat; ze was slechts huisvrouw en moeder geweest.
Op 8 juni 1948 werd haar levenslange gevangenisstraf stilzwijgend omgezet naar vier jaar gevangenisstraf. Toen dat in de Verenigde Staten bekend raakte, zorgde dat voor veel opschudding. De mensen herinnerden zich nog hoe ze tijdens het proces was afgeschilderd als de personificatie van het kwaad. Hoe kon zo iemand zo licht bestraft worden? In de media verschenen vernietigende opiniestukken: “Misschien heeft ons leger het oordeel enkel herzien zodat Ilse Koch weer in de lampenkappenindustrie stappen kan”, zo stond te lezen in de New York News. In de New York Mirror werd opgeroepen om dan “ook maar de cellen in Atlanta, Leavenworth en Alcatraz te openen, waar enkele soldaten 20 jaar moeten uitzitten, enkel omdat ze een keer een officier geslagen hebben.” Bij een vakbeurs voor de Duitse industrie in New York stonden honderden mensen te protesteren met protestborden met daarop: “Hoe duur zijn Ilse Kochs lampenkappen?” En toen de Duitse bokser Hein ten Hoff in Amerika wilde boksen, stond er op de borden: “Wanneer komt Ilse Koch boksen?”11
General Lucius D. Clay, de militaire gouverneur in de Amerikaanse bezettingszone in Duitsland, die verantwoordelijk was voor de herziening van Kochs straf, verdedigde zich door te stellen dat
“de vermindering van haar straf in overeenstemming [was] met de beginselen van de Amerikaanse justitie.”
De herziening was volgens hem geen daad van barmhartigheid of vrijgevigheid geweest, maar het resultaat van een studie naar de gerechtelijke dossiers. Daaruit bleek dat de beschuldigingen tegen Ilse Koch niet gestoeld waren op concrete bewijzen, maar op basis van horen zeggen. De getuigenverklaringen bleken ook niet voldoende betrouwbaar. De hierboven genoemde getuige bleek in werkelijkheid helemaal geen franciscanenmonnik te zijn, maar iemand die zich tegen een forse beloning bij de Amerikanen had aangeboden om te getuigen tegen SS’ers. Zijn getuigenis was ook tegenstrijdig; eerst beweerde hij de tatoeage van het zeilschip gezien te hebben op het fotoalbum van Ilse Koch, maar later was het een lampenkap waarop hij de tatoeage zag. Twee Amerikaanse correspondenten, aan wie het fotoalbum was getoond, verklaarden ook dat het volgens hen niet van mensenhuid gemaakt was en dat er geen tatoeage op was te zien.12
Concreet bewijs dat er in Buchenwald huiden van mensen geconserveerd werden, was er overigens wel. Een Amerikaanse patholoog onderzocht kort na de bevrijding drie in Buchenwald gevonden stukken getatoeëerde huid en stelde de menselijke oorsprong vast. Volgens Morgen werden deze getatoeëerde huiden verwijderd van dode lichamen van zigeuners en criminelen voor criminologisch onderzoek. Het bestaan van een lampenkap van mensenhuid is nooit overtuigend aangetoond. Ook de betrokkenheid van Ilse Koch bij de preparatie van mensenhuiden is nooit bewezen.13
“De macht van propaganda en massasuggestie is nooit beter geïllustreerd dan in de zaak tegen Ilse Koch”, zo luidde de scherpe conclusie die geformuleerd was in het strafherzieningsrapport waarop Clay zich baseerde.
“Al lang voor het proces was ze al in de publieke opinie als ‘de heks van Buchenwald’ schuldig bevonden. […] Verhalen over haar gingen van mond tot mond en werden met steeds meer kleurrijke details opgesmukt. Maar toen het aankwam op bewijsvoering voor het gerecht kwam het erop neer dat voor deze verhalen het aan bewijs ontbrak.”14
Een onderzoek van een commissie van de senaat stelde niettemin op 27 december 1948 vast dat Koch betrokken was geweest bij het vermoorden en mishandelen van honderden gevangenen:
“De schuld van deze beestachtige vrouw in specifieke moorden staat onomstotelijk vast.”15
Desondanks werd Ilse Koch op 17 oktober 1949 vrijgelaten uit Amerikaanse hechtenis, waarna ze echter opnieuw in voorarrest werd genomen door de Duitse justitie. Onder druk van de enorme commotie en vanwege het feit dat de Verenigde Staten haar, nadat ze haar straf had uitgezeten, niet opnieuw konden vervolgen, had generaal Clay bij de Duitsers erop aangedrongen om haar voor een Duitse rechtbank te dagen. Het was, de rechtszaak van tijdens de oorlog meegeteld, de derde keer dat ze voor haar misdaden in Buchenwald terecht stond.16 Ze werd beschuldigd van moord en op 15 januari 1951 voor de tweede keer tot levenslange gevangenisstraf veroordeeld. Zelf achtte ze zichzelf nog altijd onschuldig. Psychiaters stelden tijdens haar gevangenisstraf vast dat ze “een perverse, nymfomane, hysterische, machtsbeluste demon” was. Op 1 september 1967 pleegde ze in een Beierse gevangenis op 61-jarige leeftijd zelfmoord. “Ik kan niet anders. De dood is de enige verlossing”, zo schreef ze aan haar zoon die in 1947 gedurende haar gevangenschap geboren was.17
Video over Ilse Koch
2 – Morgen, K., Wesentliches Ermittlungsergebnis. Der Korruptionskomplex A. SS-Standartenfuehrer Koch, Harvard Law School Library, p. 50.
3 – “Ilse Koch Lady mit Lampenschirm”, Der Spiegel, nr. 7, 16.02.1950.
4 – Toland, J., Adolf Hitler, p. 846.
5 – Holmes, R., De Wereld in oorlog, p. 637.
6 – Knopp, G., Hitlers moordenaars, p. 236.
7 – Subcommittee of the Committee on Armed Services U.S. Senate, Malmedy Massacre Investigation, 13-10-1949, U.S. National Archives.
8 – Griffith, R., The Politics of Fear: Joseph R. McCarthy and the Senate, p. 22.
9 – Subcommittee of the Committee on Armed Services U.S. Senate, Malmedy Massacre Investigation, 13-10-1949, U.S. National Archives.
10 – Knopp, G., Hitlers moordenaars, p. 236.
11 – “Ilse Koch Lady mit Lampenschirm”, Der Spiegel, nr. 7, 16.02.1950.
12 – “Ilse Koch Lady mit Lampenschirm”, Der Spiegel, nr. 7, 16.02.1950.
13 – Stein, H., Stimmt es, dass die SS im KZ Buchenwald Lampenschirme aus Menschenhaut anfertigen ließ?”, op: www.buchenwald.de/index.php?p=nachgefragt_lampenschirme; Geluidsopname interview met John Toland, 25-10-1971, Franklin D. Roosevelt Library.
14 – “Ilse Koch Lady mit Lampenschirm”, Der Spiegel, nr. 7, 16.02.1950.
15 – Snyder, L.L., Encyclopedia of the Third Reich, p. 198.
16 – “Ilse Koch Lady mit Lampenschirm”, Der Spiegel, nr. 7, 16.02.1950.
17 – Snyder, L.L., Encyclopedia of the Third Reich, p. 198.