Dark
Light

Herinneringen aan een leven met oorlog in Rotterdam

Auteur:
5 minuten leestijd
Restanten van de Lourdeskerk aan de Prins Hendriklaan in Rotterdam, na het Duitse bombardement van 14 mei 1940
Restanten van de Lourdeskerk aan de Prins Hendriklaan in Rotterdam, na het Duitse bombardement van 14 mei 1940 (Stadsarchief Rotterdam, )
Het jaarthema 2023 van het Nationaal Comité 4 en 5 mei is ‘Leven met Oorlog’. De Russische geweldsuitbarsting op het Oekraïense broedervolk heeft gevolgen in de wereld. Europa’s vredesdroom ligt in duigen. Het doet de Dordtse Rotterdammer Paul Seesink (1936) herinneren aan zijn leven met oorlog in ons Rotterdam. Hij schreef deze impressie.


Leven met Oorlog

Drieënhalf jaar ben ik als op 10 mei 1940 het nazi-bataljon van General Dietrich Von Choltitz het Rotterdamse Noordereiland bezet. De zon is nog niet op als parachutisten uit het blauw neerkomen. Ons gezin en de ouders van mijn moeder, wonen op het eiland. Mijn vader ligt al ruim een jaar ziek op bed. Ook Cobi, mijn zusje, is ziek. Beide hebben TBC. Mariniers-rekruten moeten vanuit de stad schieten op alles wat beweegt. Met 13.000 andere eilandbewoners kunnen we plotseling geen kant meer op.

Pinksterzaterdag 11 mei

De moeder van Paul Seesink in de keuken
De moeder van Paul Seesink in de keuken (Familiearchief)
Op deze mooie zaterdagochtend schuilen wij met veel buren angstig en opeengepakt in de Steendrukkerij De Maas. Opeens valt de koude angstschreeuw van een zwarte vogel vanaf onze dakgoot omlaag. Een grote grijze vogel komt laag aangevlogen. Het is een Fokker TV, een bommenwerper. Een Duitse soldaat grist in de Prins Hendriklaan snel zijn hakenkruisvlag weg. Te laat! Kapelaan Commandeur van onze O.L.V. van Lourdeskerk ziet het vliegtuig met de zwart-gerande oranje driehoek: een Nederlander.

De piloot laat zijn bommen, bestemd voor de Maasbruggen, te vroeg vallen. De kerk wordt geraakt en vliegt met het aanpalende huizenblok in brand. Eén seconde later en ik zou in 2023 niet kunnen terugkijken op mijn leven met oorlog. Vlammen uit de gesprongen ramen lekken omhoog. Veel rook; de blauwe hemel verkleurd naar grauw. Die beelden en de typische geur van brandende huizen zal ik mij altijd blijven herinneren. Een deel van de Maaskade aan de westzijde is in één slag onbewoonbaar. Hijskranen liggen als dode dino’s op de kade. “Morgen”, zegt mijn moeder, “is alles misschien weer voorbij”.

Oorlog

Vader Seesink
Vader Seesink (Familiearchief)
Wat is er aan de hand? Ik snap niet waarom we allemaal in de drukkerij moeten zitten waar mijn opa werkt. Wij, ja ook mijn drieëndertigjarige zieke vader, mijn opa en oma, ooms en tantes, moesten van een- en tweehoog snel de trap af, naar buiten. De altijd kille gietijzeren trapleuning met glimmende koperen knoppen voelt die ochtend ijskoud aan. In de drukkerij is het druk en benauwd. Gek is dat, met onweer blijven we toch ook gewoon thuis. “Het is oorlog”, zegt mijn oma. Oorlog?, daar heb nog nooit van gehoord.

Meer bommen

Het is 14 mei als de nazi’s hun bommentapijt over de binnenstad van onze stad uitrollen. Burgers horen niet in een oorlogsfront, maar de eilandbewoners hebben geen keus. De Nieuwe Maas, altijd een mentale hindernis, is opeens een fysieke versperring geworden. Gelukkig blijft het eiland gespaard. Later zullen er op Rotterdam nieuwe bombardementen volgen. ‘Friendly fire’ zal men ze noemen, maar de gevolgen zijn gelijk aan het bombardement van de vijand; veel dood en ellende. Decennia daarna zal geconcludeerd worden dat er meer bommen door de geallieerden zijn afgeworpen dan door het nazileger.

Het ongewone wordt gewoon

De Duitse militairen denken, net zoals later de Russen in 2022, dat het gauw voorbij zal zijn en ze “vor Wehnachten wieder zu Hause sein werden.” Een illusie, ze blijven op ons eiland, blijven in Rotterdam, in Nederland. Het gaat niet voorbij. De mensen moeten leven met oorlog terwijl de doden op het eiland naar een begraafplaats worden overgebracht. De overlevenden gaan onder de Duitse mitrailleurnesten door over de bruggen naar de stad en naar Zuid. Kinderen gaan naar weer school en spelen buiten. De ratel van de vuilnisman klinkt vertrouwd tegen de gevels omhoog.

Van het luchtalarm kijk ik niet meer op. Ongewoon is de Koninginnebrug die buiten de vaste tijden door de Duitsers wordt opengezet. Dat komt goed uit als ik te laat mijn school in de Oranjeboomstraat instap. De brug krijgt de schuld en de meester kan het niet controleren. Een enkele keer klinkt direct na de schoolbel ook het gejank van de sirene. Het betekent met mijn klas de school uitlopen, snel de straat oversteken en wegkruipen in de schuilkelder vóór de Wilhelminakerk. Dat gaat voor m’n vriendjes en mij wel weer van onze middagpauze af, maar dat ongewone wordt gewoon.

Distributiebonne - Foto: Paul Seesink
Distributiebonne – Foto: Paul Seesink

Nieuw

Geblakerde muren van de kerk en woningen worden neergehaald en afgevoerd. Die kale vlakten, ‘de puin’, zijn onze nieuwe speelterreinen. Geïnspireerd door de altijd aanwezige militairen spelen we soldaatje. Soms vind ik kogelhulzen die ik als nieuwe trofeeën boven mijn opklapbed bewaar. De bomkraters bij de kaden zijn onze strandjes en visplaatsen. Nieuw is dat ik en andere kinderen, op houten kleppers moeten lopen. De schoenen zijn versleten. Nieuw is de Sperrzeit. Elke dag moet ik voor die avondklok thuis zijn. Nieuw is die grote gele ster op de zwarte kleding van onze joodse buurvrouw. Nieuw zijn ook de schooltijden. Telkens als een bombardement op de havens dreigt kan ik niet naar school. In de winter van ’44-’45 zelfs een paar maanden niet, omdat de nazi’s onze school in gebruik hebben.

Hongerwinter

Mijn zusje kuurt ver van huis in een sanatorium in Wijk aan Zee. Een bezoek aan haar is voor m’n moeder en mij een hele onderneming. Er is van alles bijna niets. Het eten is ‘op de bon’. Mijn zieke vader krijgt extra distributiebonnen, maar de winkels zijn leeg. Er is gebrek aan brandstof, aan kolen. In de straat staat veel hout; mooie kastanjebomen. Sterke buren halen ze neer. Ik pik wat een spaandertjes mee voor ons noodkacheltje. Het geeft wat warmte en mijn moeder kookt daarop de suikerbieten. Zij maakt bietenstroop, trekt er een draad van en knipt ze in kleine bonbons. De overblijvende pulp is nog te eten al smaakt het naar niks. Op het Burgemeester Hoffmanplein zie ik bij de gaarkeuken een meisje de laatste restjes uit een lege ketel schrapen. Na schooltijd zorgt de IKB, het Interkerkelijk Bureau, voor ‘bijvoeding’. Het is een kom bruin water met op de bodem een uienring.

Teken in Vrede

Paul (links) met zijn Zwitserse vriend Heinrich (rechts) in Zwitserland,  1946
Paul (links) met zijn Zwitserse vriend Heinrich (rechts) in Zwitserland, 1946 (Familiearchief)
Een wolk van hoop gaat over het eiland als we bevrijd worden. Ons leven met oorlog is voorbij. De rollen zijn omgedraaid. Het is een tijd van wraak. Die vrolijke vrouwen zijn ineens ‘moffenmeiden’. Met hakenkruizen van teer worden ze door onze straat gesleept. Verzetsmensen dwingen NSB’ers om met tandenborstels de stoep van de ‘School met den Bijbel’ in de Prins Hendriklaan schoon te maken. De echte vrede is nog ver weg. Die vrede mag mijn vader niet meer meemaken. Op 20 oktober 1945, zijn verjaardag, geeft zijn hart het op.

Het is 1946. Zonder man, zonder vader, moet ons leven door. Mijn zusje verblijft nog in een sanatorium. Dankzij het Rode Kruis mag ik, als ‘bleekneusje’ drie maanden in Noordoost Zwitserland bij pleegouders wonen. Het leven daar, als negenjarige stadsjongen in een dorp met boerderijen, vee en boomgaarden, is een compleet nieuw avontuur. Het buitenleven, ‘die Schule’ en samen met mijn pleegouders op bezoek in Centraal Zwitserland bevallen me goed.

Paul met zus Cobi in de puin, 1946
Paul met zus Cobi in de puin, 1946 (Familiearchief)

Ik sta dan ook niet te trappelen als eind juni de dag van de ‘Heimkehr’ aanbreekt. In augustus komt ook mijn zusje terug thuis. We zijn weer met z’n drietjes. Omdat geluk vast te leggen maakt mijn moeder een kiekje van ons, zittend in de puin. Een symbolisch beeld; zus en broer terug in Rotterdam, met op de achtergrond de heistelling in de Prins Hendriklaan als een teken van wederopbouw en toekomst. Het is een leven in vrede.

~Paul Seesink
www.seesinkweb.nl

×