‘De persoon van de koning van Frankrijk en Engeland’
Het is niet moeilijk te begrijpen waarom Hendrik V op zijn sterfbed zijn broer (hertog Jan van Bedford red.) aanwees als regent van Frankrijk. De grote, sterke en fysiek imponerende hertog met zijn flinke haviksneus was evenwichtig en opvallend loyaal. Hij was diepreligieus en hoewel hij streng en zelfs wreed kon optreden tegen degenen die hem griefden, streefde hij ook oprecht naar eerlijk bestuur en een dito rechtspleging. De hertog besefte goed wat een bezetting inhield, en vooral in Normandië oefende hij het bestuur zo veel mogelijk via de bestaande instellingen uit. Hij zette Normandiërs op machtsposities en zorgde ervoor dat velen meevochten in de legers die hun territorium tegen de troepen van Karel VII verdedigden. Hoewel het Bedford tot de Slag bij Verneuil (1424) aan een grote militaire overwinning ontbrak, genoot hij het vertrouwen en werd hij geholpen door ervaren en geduchte Engelse legeraanvoerders als Salisbury, sir John Fastolf, Thomas, lord Scales, sir William Oldhall en John Talbot. De hertog had ook een persoonlijk belang bij de bredere politiek van de Franse oorlogen: hij was getrouwd met Anna van Bourgondië, zuster van hertog Filips, Engelands belangrijkste buitenlandse bondgenoot, en samen hielden zij er een schitterend hof op na dat samenkwam in Bedfords talrijke huizen in Parijs, Rouen en elders – huizen die stuk voor stuk uitpuilden van de grote verzamelingen kunst, boeken, kostbaarheden, wandtapijten en religieuze gewaden die Bedford al sinds jaar en dag verzamelde. Zoals een latere vijftiende-eeuwse kroniek opmerkte, vertegenwoordigde de hertog fysiek ‘de persoon van de koning van Frankrijk en Engeland’, en hij zorgde ervoor aan het imago te beantwoorden dat zijn positie vereiste.
Dat was overigens geen eenvoudige positie. Het Engelse koninkrijk Frankrijk was op het eerste gezicht de grootste bezetting in Europa sinds Willem de Veroveraar in 1066, bijna vier eeuwen eerder, het Angelsaksische Engeland had veroverd. De Engels-Bourgondische alliantie had bijna de helft van het Franse grondgebied in handen, van het graafschap Vlaanderen in het noorden tot het hertogdom Gascogne in het zuiden, en van de grenzen van Bretagne in het westen tot de oever van de Maas in het oosten. Het beleid om Normandië uitgebreid van garnizoenen te voorzien, had de Engelse heerschappij in heel het hertogdom stevig verankerd. De manschappen die uit de garnizoenen opgeroepen konden worden om in de Engelse strijdmacht aan het front te vechten, werden tijdens het campagneseizoen aangevuld met een geregelde stroom huurlingen die voor zes maanden of een jaar gecontracteerd werden.
De eenentwintigjarige dauphin was uit het hart van zijn eigen koninkrijk verbannen, en de Engelse vlag wapperde boven de Normandische hoofdstad Rouen en de drie heiligste plekken van het Franse koningschap: Reims, waar de Franse koningen werden gezalfd, Parijs, waar ze heersten, en Saint-Denis, waar ze hun laatste rustplaats vonden. Nieuwe Franse munten droegen de wapens van Frankrijk en Engeland, met een engel die zijn handen op beide legde. In Normandië waren wetten ingevoerd die verboden om naar de vijand te verwijzen als Fransen: degenen die zich tegen de Engelse bezetting verzetten, mochten alleen Armagnacs worden genoemd, naar hun factie, terwijl Karel VII alleen beschreven mocht worden als ‘hij die zichzelf de dauphin noemt’. Overtreding van de nieuwe wetten, in woord of geschrift, werd zwaar bestraft: op een eerste overtreding stond een boete van tien livres tournois (ca. 660 euro) voor een edelman en van honderd sous (ca. 330 euro) voor een burger. Bij een tweede overtreding werd de boete tienmaal zo hoog, en een derde fout betekende confiscatie van alle goederen van de overtreder. Het waren enorme bedragen, equivalent van vele jaarinkomens; konden overtreders niet betalen, dan werd hun tong doorboord en hun voorhoofd gebrandmerkt.
Legitimiteit en pacificering
Maar hoe overheersend het Engelse gezag ook was, het was niet universeel. Zolang de dauphin nog op vrije voeten was, bleef er een alternatief politiek machtscentrum in Frankrijk bestaan. Zonder een complete militaire overwinning kon Bedford geen volledige legitimiteit voor de Engelse heerschappij claimen – een stand van zaken die nog verder werd ondermijnd door het feit dat paus Martinus V stug weigerde om het Verdrag van Troyes te bevestigen, waardoor de aanspraak van Hendrik VI op de kroon het grote morele gewicht van de Kerk moest ontberen. Ook was er een kleine, gevaarlijke Normandische verzetsbeweging van struikroversbendes die rondschuimden en zich bezighielden met ontvoeringen, diefstal, afpersing, plunderingen, huizen platbranden en het gijzelen van mensen die soms ook gemarteld werden. Deze opstandelingen combineerden een basale zelfhulpethiek en een crimineel instinct met het tijdeloze en gerechtvaardigde ressentiment van een overwonnen volk. Een van de dievenbendes in Normandië, onder aanvoering van de bandietenleider Jean de Hallé, deinsde er niet voor terug om monniken te ontvoeren en vrouwen te martelen door hen te dwingen enorme hoeveelheden water te drinken, totdat hun maag en ingewanden scheurden. De bende van Hallé roofde voor persoonlijk gewin, maar de rovers droegen ook uniformen en zwoeren een algemene eed om…
‘…alles te doen wat in [hun] macht lag om de Engelsen schade te berokkenen en te verwonden’.
Bedford voerde dus oorlog om het Engelse gezag te verdedigen, de bevolking in de veroverde gebieden te pacificeren en te proberen de Armagnacs verder naar het zuiden, tot onder de oevers van de Loire, te drijven, maar hij startte ook een propagandacampagne, gericht op alle Fransen die in naam onderdanen waren van de jonge koning aan de overkant van het water, naar de Franse koningstelling Hendrik II genoemd. De hertog kon niet weten dat de manier waarop hij deze campagne bedreef, vele decennia na zijn dood grootscheepse navolging zou vinden in Engeland.
Boek: Gevecht om de troon – Dan Jones
Ook interessant: Eleonora van Aquitanië – Koningin van Frankrijk én Engeland
…of: De Honderdjarige Oorlog (1337-1453)