Rudi Harthoorn deed grondig onderzoek naar de rol van Nederlandse inlichtingendiensten in de bestrijding van het communisme in de eerste helft van de twintigste eeuw. Daarbij stuitte hij op een missing link in de Nederlandse historiografie, namelijk de curieuze en vaak criminele activiteiten die in en rond de inlichtingendiensten plaatsvonden. Zoals moord, landverraad, diefstal, afpersing en andere misdaden. In Zelfmoord op laag water (uitgeverij Aspekt, 2015) veegt Harthoorn het stof af van de dossiers van zes bijzonder dubieuze personen die verbonden waren met een van de Nederlandse inlichtingendiensten in de jaren 1917-1949.
De volgende zes personen – die verre van zuiver op de graat waren – komen in Zelfmoord op laag water aan bod: Julius Barmat (1889-1938), een Oekraïens-Nederlandse Jood die zich ontpopte tot de grootste oplichter van Europa en een populair doelwit was van de antisemitische propaganda van de nazi’s; Reinder Zwolsman (1912-1988), een zakenman, vastgoedmagnaat en contra-spion voor Duitsland; marktkoopman en fascistenleider Jan Baars (1903-1989); Nederlands ‘grootste’ landverrader ooit Anton van der Waals (1912-1950); de Haagse burgemeester Willem Visser (1904-1975), die dief en collaborateur was; en ten slotte de Duits-Nederlandse gymnastiekleraar en tennisexploitant Friedrich Schallenberg (1905-1949). Schallenberg hield zich bezig met verduisteringspraktijken en trad in 1942 toe tot de NSDAP. Enkele jaren na de oorlog, in 1949, werd zijn lijk teruggevonden op laag water. Was het zelfmoord, of toch moord?
Bronnen
Harthoorn heeft voor zijn boek gebruikgemaakt van een breed scala archiefmateriaal, onder meer van de Binnenlandse Veiligheidsdienst (BVD) – de voorloper van de AIVD -, documenten van de Bijzondere Rechtspleging na de Tweede Wereldoorlog en verscheidene politiearchieven. Veel gevoelig materiaal – de auteur rept over 90 tot 95 procent van de veiligheidsdossiers – is vernietigd. Maar er zijn gelukkig nog voldoende bronnen overgebleven voor een boeiend en inhoudsvol relaas over zes uiterst malafide figuren.
In deze bespreking ga ik in op de mijns inziens meest interessante persoon uit dit boek: mega-zwendelaar Julius Barmat.
Julius Barmat: de onbedoelde ‘assistent’ van Hitler
Julius Barmat was een Oekraïens-Nederlandse handelaar van Joodse afkomst, meesteroplichter en daarom een van de voornaamste mikpunten van de antisemitische campagnes van de nazi’s. De nazi’s schilderden hem af als grote Schieber (zwendelaar), en dat was enigszins wel terecht omdat Barmat het middelpunt was van het grootste strafproces over omkopingen dat ooit in Duitsland is gevoerd. Er is zelfs, door De Telegraaf in het artikel ‘Wie is Barmat?’ (12 juni 1934) beweerd dat de man zodoende een cruciale rol speelde in de opkomst van Adolf Hitler. Harthoorn schrijft hierover:
“De affaires rond Julius hebben een belangrijke rol gespeeld in de verkiezingscampagnes van Hitler en zijn volgens het dagblad De Telegraaf zelfs van doorslaggevende betekenis geweest bij het aan de macht komen van Hitler. In die zin zijn de handelingen van Julius ook van groot belang geweest voor het lot van de Nederlandse Joden, communisten en andere slachtoffers. Het is een vreemde gedachte dat wat begon als een Nederlandse actie om het binnenlandse communisme te bestrijden een vitale schakel naar het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog.” (28)
Natuurlijk is dit te monocausaal geredeneerd. Maar de constatering dat Julius een van de hoofdpersonen uit Hitler anti-Joodse propagandamachine was, is interessant. Verder was Barmat tijdens de Eerste Wereldoorlog actief als spion voor Duitsland, althans dit beweerde de Duitse ambassadeur in Washington Adolf Malthzahn (die in 1917 in Den Haag werkte als Duitse zaakgelastigde) in 1925. Barmat had opmerkelijk veel en goede relaties met allerlei personen uit Europese regeringskringen.
Levensloop Barmat
Julius (‘Judko’) Barmat werd geboren op 18 december 1889 in Umanj, 150 kilometer ten zuiden van Kiev in de Oekraïne. Hij was de zoon van een rabbijn en had vier broers: Solomon, Herschel, Isaak en David. Kort na zijn geboorte verhuisde het gezin naar Lodz, een Russische plaats die tegenwoordig in Polen ligt. Toen Julius dertien jaar was, begon hij hier een opleiding aan de technische school.
In 1906, Julius was nog maar zestien jaar, vertrok hij met slechts één Mark op zak op goed geluk naar Nederland. Hij belandde op het Beursplein in Rotterdam, waar een Joodse man, Lowie de Winter, hem oppikte en onderdak verleende. Twee jaar later, in 1908, kreeg Julius zijn eerste officiële baantje, bij Winterling & Co in Rotterdam, een bedrijf dat zich bezighield met de handel in Russische effecten en premieloten. Toen de eigenaren wegens sjoemelarij gearresteerd werden, kreeg Julius als tweede man een belangrijk aandeel in het bedrijf, dat verderging onder de naam Barmat & Co (het bedrijf verhuisde in juli 1911 naar Amsterdam). In de jaren 1908-1911 startte Julius daarnaast nog een eigen taalschool (het Rotterdamsch Taalinstituut) en een internationale levensmiddelenhandel waarmee hij bakken geld verdiende. Al vanaf 1911 begonnen klachten binnen te komen dat Julius en consorten wel veel beloofden, maar niet betaalden of leverden.
De Eerste Wereldoorlog zorgde ervoor dat Julius in korte tijd enorm rijk werd. In Polen en Duitsland verkocht hij voedsel en schaarse goederen, samen met de bedrijfjes van zijn broers die inmiddels ook in Nederland woonden. In mei 1916 voegden de broers hun handeltjes samen onder de naam Amexima: de Amsterdamse export- en importmaatschappij, gevestigd aan de Keizersgracht 717. Binnen enkele maanden stond het internationale bedrijf (met – later – kantoren in Wenen, Parijs en New York) op de zwarte lijst van landen als Engeland en Frankrijk vanwege de malafide praktijken die het uitvoerde. In 1924 had Amexima liefst 60 vestigingen wereldwijd en was Julius’ persoonlijke vermogen opgelopen tot drie miljoen gulden. Het bedrijf was actief in onder meer de zware industrie, bankenwereld, het staalbedrijf, de kustvaart, een houtzagerij, het verzekeringswezen en een motorenfabriek.
Aardig detail is overigens dat Barmat in Berlijn een villa kocht in de wijk Schwanenwerder bij de Wannsee, die door rechtse Duitsers betiteld werd als Judenrepublik en zelfs als Barmatwerder vanwege de vele Joden die daar woonden. Deze villa aan de Inselstraße 8/10, kwam in 1935 in handen van de minister van Propaganda Joseph Goebbels, die hem opkocht van bankdirecteur Oscar Schlitter, en dat terwijl Goebbels…
“…de sociaaldemocraten en Joden verweet zich in weelde te baden.” (47)
Arrestatie
Op 31 december 1924, oudejaarsdag, werden Julius Barmat en zijn broers opgepakt in Berlijn (waar ze sinds 1920 woonden) en in Duitsland voor het gerecht gesleept vanwege hun malafide handelspraktijken, oplichting, fraude en corruptie, waarbij ook enkele toppolitici van de Sozialdemokratische Partei Deutschlands (SPD) betrokken waren, onder wie Reichskanzler Gustav Bauer en Reichpräsident Friedrich Ebert. De hectiek was begonnen met een onderzoek naar de Russisch-Duitse bankier Iwan Kutisker, en al snel kwam ook Julius Barmat in beeld als zwendelaar. Barmat kwam regelmatig bij deze en andere invloedrijke personen – onder wie de politici Pieter Jelles Troelstra en Pieter Oud van Financiën – over de vloer.
De rechtse zwartmakerij van Barmat als Schieber – met name in Duitsland – werd nog verder gevoed omdat Barmat ook contacten had met allerlei communisten, onder wie Léon Trotsky en David Wijnkoop. Zo schreef een nationaalsocialistische politicus, Kaufhold, een brochure met als titel Der Barmat-Sumpf (De Barmat-poel) waarin hij Julius Barmat, zijn vermeende communistische contacten en zijn concern aan de schandpaal nagelde. Ook de rechtse Berliner Börenzeitung publiceerde veel over Barmats Amexima als malafide concern. Al in november 1924 ging de Deutschnationale Vokspartei de Reichstag-verkiezingen in met een plakkaat met als tekst:
“Arbeiter wählt nicht die Sozialdemokratie, denn hinter ihr steht das Schieberkapital. Barmat und Kutisker sind ihre Helfer.”
Hoe het ook zij, in het voorjaar van 1925 kwam Julius Barmat in voorarrest te zitten, samen met zijn broer Henri. Binnen no time waren de twee broers, die daarvoor kerngezond waren, ernstig ziek. Althans volgens de berichten. Al snel kocht Barmats familie zijn voorarrest af met 45.000 Mark en kwam hij weer vrij, waarna hij op de vlucht sloeg.
Het duurde lang voordat het gerechtelijk onderzoek was afgerond. In 1927 en 1928 werden de processen gevoerd, in maart 1928 volgde het vonnis. Julius kreeg feitelijk slechts zes maanden gevangenisstraf (elf maanden met aftrek van vijf maanden voorarrest), terwijl de eis vijf jaar was. Zijn Duitse bezittingen verklaarde de rechter verbeurd, maar zijn Nederlandse bedrijven mocht hij behouden. Na hoger beroep trof Julius een schikking met het openbaar ministerie en zette men de zes maanden om in voorwaardelijk. Vrijwel meteen vertrok Barmat weer met zijn broers naar Nederland.
Barmat kwam goed weg. De slappe rechtspraak in de Weimerrepubliek, met Barmat als ultieme voorbeeld, was olie op het vuur van de nazi’s. In 1930 bijvoorbeeld prijkte Barmats naam op een NSDAP-affiche (zie afbeelding, zijn naam staat zesde van rechts), naast termen als ‘bolsjewisme’, ‘oorlogsschuldleugen’, ‘werkloosheid’, et cetera.
In de jaren 1930 verbleef Julius Barmat voornamelijk in Nederland en België. Op 6 januari 1938 werd zijn lijk aangetroffen in Brussel, onder verdachte omstandigheden. Barmat leefde daarna nog voort in de antisemitische beeldvorming van de nazi’s.
Boek: Zelfmoord op laagwater – Rudi Harthoorn